de Stentor
Dick Laning

Herman is de man van liedjes en mopjes

21 feb 2011

Aan elke clown kleeft de dood, maar niet aan Herman. Herman gaat niet dood. Manus is van alles en van iedereen.


Hij is van toen en van straks, van oma's en van kleinkinderen. Mooie man nog altijd, Herman van Veen, met dat grote voorhoofd en die strot van goud.

Er kan gelukkig weer eens een Nederlandse tournee af. Nog voor er een noot is gezongen, heeft de 65-jarige nar het publiek aan zijn voeten. Herman is zijn eigen kerk, met galm en al. Met de olijke Jodocus als ouderling en de onafscheidelijke Erik (van der Wurff) op orgel. Zijn boodschap is er een die eens Jos Brink van de kansel verkondigde: lieve mensen, houd toch van elkaar! Veel dieper gaat het ogenschijnlijk niet. Kon hij in jongere jaren nog een oorverdovende intimiteit toveren, nu is hij de man van liedjes, mopjes en muziekjes. Opa Herman zingt van 'één, twee, drie, vier, hoedje van, hoedje van' of vertelt vertederend over 'als ik later klein ben'. Die rol van oma's lieveling is moeilijk te rijmen met de drie nummers die hij zingt van Thé Lau. Waar Lau schuurt en zijn gedachten als dikke stroop je ziel versuikeren, daar maakt Van Veen er een liedje van. Mooi, maar zonder de noodzaak die Lau zijn woorden meegeeft.

De intimiteit komt van Edith Leerkes. Een fabelachtige gitariste, misschien wel de beste muzikant met wie Herman ooit speelde. Want dat moet je de artiest (die term is voor hem gemaakt) nageven: hij baadt in muzikaliteit. De multitalenten Leerkes, Cnossen en Van der Wurff zijn veel meer dan begeleiders.

Wat Herman zelf onsterfelijk maakt is die grote stem. Het gegrap en gegoochel ten spijt, je wilt hem vooral horen zingen. Het zou mooi zijn als hij met die stem nog eens een onsterfelijk lied aan zijn enorme repertoire toevoegt. In deze show verbeeldt aan het eind een bloemblaadje een rode neus. Die staat hem goed.