VARAgids
Sara Kroos

DE HEILIGE GEEST, ADEM

22 okt 2011

Herman van Veen vertelt in Kunststof over zijn nieuwe boek Naar Carré - biografie van een reis. Sara Kroos, jonge collega én bewonderaar, in gesprek met de bewonderde en zijn vaste gitariste Edith Leerkes. Door Sara Kroos


Jullie sluiten een internationale tour van zo'n vier jaar altijd af in eigen land. Hoe is het om weer in Nederland te spelen?
Herman: Daar moet ik eigenlijk een technisch antwoord op geven. Als je in Nederland werkt en je zegt een woord of je zingt een zin, zijn daar zo ongelofelijk veel beelden bij waar je nooit invloed op hebt. Als ik zeg: onze straat, dan zie ik de straat waar ik geboren ben. Als ik dat in het buitenland doe, ik zeg bijvoorbeeld 'rue', dan zie ik daar geen beelden bij omdat dat woord een andere associatie geeft in mijn grijze cellen. Dat vind ik eigenlijk het mooiste van in Nederland spelen: dat er zoveel herinneringen zijn, zo veel beelden.
Edith: In het buitenland is het muzikaal, qua intonatie en ritme, ook technischer inderdaad. Bij de ballades bijvoorbeeld, alleen al door de hoeveelheid lettergrepen in een vertaling moet ik de klemtoon in de muziek ook anders leggen. Het is allemaal heel subtiel, maar in elk land is het anders.

Wat is het allermooiste aan het vak?
Herman: De adem. Het allermooiste aan mijn vak is de confrontatie met zuurstof. Dat klinkt wat wonderlijk, maar zingen is zo ongelofelijk geweldig. Omdat je zo ademhaalt. En als je het wat filosofisch door wilt trekken: als een avond helemaal top is, dan hebben we allemaal met elkaar geademd. Dan is het strand, branding, en je weet niet meer wie welke wandeling gemaakt heeft. Als ik kan zingen dan gaat het goed.
Edith: Soms spelen we een heel moeilijk stuk samen voor twee gitaren en dan zegt Herman: we zijn altijd blij als we tegelijk eindigen. Het gaat om zulke kleine dingen, een ademhaling, een moment.
Herman: Jij moet dat zelf ook hebben met zingen; als ik jou zie zingen dan heb je een opmaat en dan zie ik dat je die opmaat voelt voor het woord komt. Dat maakt je muzikant. Dat wat je niet zingt, is eigenlijk waar het om gaat. Die adem.
We hebben nu twee jongen gastjes erbij, twee jongens van 19, die studeren af op het conservatorium. Die trippelen nu met ons mee, we zijn met z'n zessen op het toneel en het is een heel vrolijke dynamische voorstelling. Mede door die jonge jongens ook.

Je schreef een boek over theater Carré. Wat maakt Carré voor jullie persoonlijk zo bijzonder?
Herman: Voor mij is Carré een verhaal. Een deel van mijn leven. Als je zo'n 400 keer in Carré hebt gespeeld dan is dat een deel van je, het is niet eens een theater voor mij maar een plek die vertrouwd is. Het is zo heerlijk om daar te spelen.
Edith: De mensen die er werken ook, iedereen is fier op Carré: tot de schoonmakers aan toe, je maakt wel mooi Carré schoon! Het is een theater zonder kapsones, maar wel één van de mooiste plekken om te spelen.

In deze voorstelling vertel je ook je eigen nieuws van de dag, wat opviel, wat je trof. Hoe bereid je je daarop voor gedurende de dag?
Herman: Zo vanaf een uur of vier ben ik er nog wel, maar dan hoor ik je niet meer. Dan ben ik op weg naar de voorstelling. Ik ga dan op het toneel kijken naar looplijnen, als een poema. En ik kijk bij de soundcheck naar wat ik die avond wil maken.
Kleine dingen verander ik per dag.
Laat ik zeggen: de tafel heeft vier poten en een blad, maar ik serveer er iedere dag wel wat anders op. Ik hoorde dat jij dat ook doet jij snapt dat omdat je in het vak zit, dat is dezelfde toonsoort. Soms loopt dat ook gigantisch uit. Soms is er iemand uit het publiek die een lied aanvraagt, iemand met een verhaal, ik zie dat publiek als allemaal heel belangrijke iemanden, dan komt daar weer een verhaal uit.
Edith: We hebben avonden gehad waarbij we om kwart over acht begonnen en we tegen middernacht nog steeds aan het spelen waren. Dat is echt niet te geloven.
Herman: Ik maak heel bewust in het nu. Ik ben helemaal niet politiek, maar daardoor juist heel erg politiek. Ik zal nooit politieke namen noemen; ik benoem de systemen. Het gaat om stromingen, patronen. Kijk, ik kan niks bedenken, ik heb geen fantasie. Ik kan alleen maar vertellen van die moeder van mij die haar hand langs de muur haalde in een restaurant en zei: 'Jan, hier gaan we niet eten'.

Die kleine dingen geven de grote dingen weer.
Herman: Ja, je vertelt de wereld in een nutshell. In mijn gang, mijn huis, de straat, het hotel waar ik verblijf. Ik heb van andere dingen geen sjoege. Het gaat over mensen. Ik ben geen cabaretier. Ik ben een soort verteller, een muzikant die vertelt. Ik kan ook geen grappen bedenken. Bij mij gaat het mis en die mislukking herhaal ik.

Maar je bent zeer komisch.
Herman: Maar dat zit hem in de verwondering. Ik kan zo stom kijken. En zo verbluft zijn. Ik heb in mijn boek ook mijn best gedaan om uit te leggen wat ik versta onder een clown. Onder een clown versta ik iemand die iets echt kan, maar dat niet mag laten zien. Want als hij laat zien wat hij kan, is het voorbij.
Edith: Als hij het in de voorstelling over zijn moeder heeft, dan gaat het ook over mijn moeder en over jouw moeder. Zodra hij het heeft over de moedervlek op de linkerwang van zijn moeder, dan gaat het alleen over zijn moeder. Herman verstaat heel goed de kunst om het zo te vertellen, waardoor het over alle moeders, alle tuinen, alle straten gaat. Het zijn duizend verhalen als er duizend mensen in de zaal zitten.

Hebben jullie nog een tip voor de jonge collega en bewonderaar?
Herman: Ik zou daar een geweldig cliché voor willen gebruiken: volg je hart. Zolang jij het maar bent. Begrijp je? Dat je je bij alles watje doet afvraagt waarom je dat nou eigenlijk doet. Je kunt iets fantastisch grappigs zeggen of iets prachtigs zingen, maar ben jij het die het zegt? Jij bent heel erg in het nu, je kijkt echt, dat is heel belangrijk.
Edith: Je fenomenaal concentreren inderdaad. Dat noemt men bij Herman vaak charisma, maar het is concentratie.