PLUS
Jolanda Hofland

"Thuis tel ik mijn zegeningen"

juni 2011

Hij is clown, cabaretier, schrijver, regisseur, musicus, acteur en schilder. Maar Herman van Veen is vooral vader en opa. "Als het onze kinderen goed gaat, gaat het de wereld ook goed."


Vroeger was ik een nieuwsgierig mannetje. Ik walde overal bij zijn, geloof dat ik dat nog steeds het leukste vind in het leven, erbij kunnen zijn. Ik Mom over hekken waar het niet mocht, was altijd op avontuur. Het is tekenend voor wie je bent. Ik wol achter dingen kijken, dingen begrijpen. Zien wat er gebeurt. Dat is de reden dat ik zon AlfredJodocus Kwak heb bedacht. Die vraagt altijd naar het waarom. 'Waarom bent u dan koning?' 'Tja, zo ben ik geboren.' 'Maar waarom bent u zo geboren.' 'Dat moet je mijn vader vragen.' 'Kan ik uw vader spreken.' 'Nee hij is dood.' 'Waarom is-ie dood?' Alfred waagt altijd maar door. Niet zozeer om een antwoord, meer om iets te kunnen afpellen. Vergelijk het met reizen: je reist niet om ergens aan te komen, maar om onderweg te zijn.

Ik ben van '45. Gekscherend zeg ik weleens: 'Heb nog in het babyverzet gezeten.' De oorlog was bij ons thuis vaak hét onderwerp. Het heeft enorme sporen nagelaten bij mijn ouders. Zij waren jong toen de oorlog uitbrak. Mijn vader, net 18, zat in het verzet en deed daar spannende dingen. Mijn moeder relativeerde zijn rol, waardoor ik mijn vaders verhalen altijd met een korreltje zout heb genomen. Pas na zijn dood ben ik erachter gekomen dat hij zich in de oorlogsjaren wel degelijk heeft laten gelden. Ik vond een bedankbrief van prins Bernhard en onderscheidingen waar hij nooit met één woord over heeft gesproken. Bescheidenheid? Veel dingen werden niet verteld. Op feestjes, verjaardagen en bruiloften kantelde de stemming vaak na drie borrels. Dan ging het over wie goed was geweest en wie niet.
Mijn ouders hebben me geleerd dat ik mijn zorg, verdriet, woede niet onder stoelen of banken hoef te steken. Je hebt het recht te zijn wie je bent. Het waren praktische mensen. Een trui werd bij ons thuis een kamizool, pannenlap of sok. Alles werd gerecycled. Uit schaarste, maar ook omdat ze zo dachten. Mijn moeder toetste de mensen aan hun plinten. Dan haalde ze de vinger over een plint en zei ze: 'Jan, hier blijven we niet eten.' Ik herinner me nog hoe ze rook. 't Was de geur van karamel, pepermuntjes en narcissen. Mijn moeder was zon typische huisvrouw met een bloemetjesjurk en het kapsel van Juliana.

Zondags gingen we met z'n allen etalages kijken. Dromen over wat je zou kunnen kopen als je geld had. We fantaseerden over later over dat wat nog in het verschiet lag. Mijn ouders waren ervan overtuigd dat hun kinderen het beter zouden krijgen. Ze leefde enkel en alleen voor hen.

Een voorstelling van het sprookje Repelsteeltje op de lagere school zorgde voor een verandering in mijn leven. Ik weet' nog hoe het vlak voor de voorstelling gonsde in de zaal. Niemand leek geïnteresseerd. Ik al helemaal niet want ik was geweldig verliefd op Dineke Lagendijk.Ik. had me voorgenomen haar hand vast te gaan houden. Maar toen ging ineens het licht uit en verscheen er een vreemd figuur op het podium dat zei: 'Goedemiddag kinderen, ik ga jullie een verhaal vertellen.' Ik ben naar voren geschoven en heb vervolgens een uur lang ademloos zitten kijken. Ik was betoverd. Vanaf dat moment wist ik: dit is waar ik zijn wil. Daarna zat het me mee. Ik kreeg een viool op school van een van de onderwijzers en mocht op les. Op mijn 17de zat ik op het conservatorium. Niet lang daarna stond ik zelf op dat podium uit mijn jeugd.


Nu vertel ik nog steeds verhalen en zing ik nog steeds liedjes in het theater. Ik ben in dit vak een realist: nuchter en zakelijk. Het is een keiharde business. Maar het is ook een fair bestaan. Je krijgt je deel meteen uitbetaald. In boegeroep of applaus. In euforie of stilte. Het moet zijn zoals in een restaurant, 't is lekker of niet te eten. De kok weet het ogenblikkelijk.
Mijn ouders waren mijn grootste fans. Toen zij stierven, verdween er een stuk onvoorwaardelijke liefde. Hun genegenheid was mijn zekerheid. Nu ben ik zelf mijn vader en moeder geworden en staat mijn huis open voor de sores en het verdriet van anderen. Dat kleeft aan me omdat ik meestal wel een oplossing weet.

Al jaren maak ik me hard voor kinderen. Ik geloof namelijk dat als het onze kinderen goed gaat, het ons ook goed gaat. Die gedachte kun je wat mij betreft naar wereldniveau tillen. Er zijn één miljard kinderen op de wereld die niet ouder worden dan 12 als er niets gebeurt. Een horror. De kinderrechten die we met elkaar hebben geratificeerd, worden met voeten getreden. Er is kinderarbeid en kinderprostitutie, er zijn kindsoldaten en miljoenen ondervoede kinderen.
In mijn leven probeer ik voor een aantal kinderen een verschil te maken. Veel mensen interesseert dat, maar de meeste niet. En dan zeg ik het nog beschaafd. Ze willen het niet weten, willen het niet begrijpen en doen alsof het zo'n vaart niet zal lopen. Maar het loopt wel\ zo'n vaart. Ik heb veel gereisd en ondertussen al zo veel ellende gezien. Op televisie kun je armoede niet ruiken. Maar dat is wat armoede is: armoede stinkt. Daar mogen we ons hoofd niet de andere kant voor opdraaien. Ik probeer met mijn inzet voor die goede doelen echt iets te veranderen, zo legitimeer ik mijn bestaan.

Thuis tel ik mijn zegeningen. Ik denk dat ik het gelukkigst ben als ik de keuken binnenkom en de bloemen ruik. Ik kan ook gelukkig worden als er een raam openstaat en ik een zuchtje wind voel. Of als ik bij het stoplicht sta en ik een vrouw zie oversteken die glimlacht. Geluk is nooit een uur, maar slechts een fractie waarin alles lijkt te passen. 't Zijn splinters, geen constant fenomeen. Je kunt het ook niet zoeken, 't komt op je pad of niet.
Ik ben nu vijfentwintig jaar samen met mijn vrouw Gaëtane. Ik heb haar leren kennen in een ingewikkelde periode in mijn leven. Toen ik haar voor het eerst zag, ontmoette ik in wezen de rust. Als ik mijn vrouw zou moeten omschrijven, kan dat alleen maar in het Duits: 'Du bist die Ruh.' Dat is een lied van Schubert. Ik hoef niks en ik moet niks en als ik morgen met zeven Japanse vrouwen aan de haal ga, zal ze zeggen: 'Die Herman toch.' Dat grapje maken we weleens. Het leven met haar is een leven zonder vragen.

Ook met Marlous (Fluitsma, zijn ex, red.) heb ik nog steeds een goede relatie. Dat kan toch ook niet anders? Ik kan toch niet ineens ophouden van haar te houden omdat we verschillende interesses kregen? De boom kan naar de maan groeien of naar de zon. Toen we besloten uit elkaar te gaan, was dat pijnlijk. Ik heb het eens vergeleken met twee kleuren kauwgum uit elkaar halen. Bijna onmogelijk. Dus besloten we altijd bij elkaar te blijven, maar niet meer bij elkaar te wonen. Ze is nu mijn buurvrouw.

Mijn ouders hadden het moeilijk met mijn scheidingen (voor Marlous was hij getrouwd met Marijke Hoffman, red). Logisch, zij begrepen het niet omdat ze zelf het perfecte huwelijk hadden. Ze waren zo lief en zorgzaam voor elkaar. Ik verdenk ze ervan dat ze zelfs gearmd in bed lagen. Door de scheiding van mijn dochter Babette begrijp ik ze beter. Je kind ongelukkig zien, doet pijn. Wat kun je doen als vader? Dat zulke dingen gebeuren, begrijp ik ook wel. 't Is alleen de manier waarop die me heeft verbaasd en verontwaardigd. Ik doe mijn best alles te begrijpen, maar dit keer heb ik geen pasklare antwoorden. Ik denk dat ze vooral met elkaar moeten blijven communiceren, zonder rancune, zonder ruzie, omwille van elkaar en de kinderen. Zoiets kost tijd. Babette heeft twee heerlijke zoons, mijn kleinzonen van 8 en 11. Die jongens weten me te ontroeren. Eén seconde met hen en ik heb weer energie voor maanden.

Als opa doe ik vooral idioot. 'Wat wil je drinken: pis? Misschien heeft oma ook nog wat urine in huis.' Van die suffe, banale dingen.

Straks blijf ik doen, wat ik nu doe. Stoppen met werken, kan niet meer. Ik ben die man die reist, zingt, viool speelt, schildert, organiseert... Ik moet in beweging blijven. Als ik stop, stort het kaartenhuis in elkaar. Dus zorg ik ervoor dat ik fysiek in vorm blijf. Ik zorg dat ik 82 kilo blijf, want met 84 houd ik het niet vol. Ik drink één glas rode wijn, want met zeven red ik het niet. Wat me opvalt is dat hoe ouder je wordt, hoe minder je weet. Als je jong bent, denk je vaak dat je iets begrijpt of doorhebt.Zo is het niet. Ik besef nu: van almaar meer weet je al maar minder. Het boek dat ie gelezen maar minder. Het boek dat je gelezen hebt, dwingt je een ander boek te lezen. Ik vind dat een verbluffend mooi aspect aan het klimmen der jaren.
Voor de dood ben ik lang bang geweest, maar inmiddels heb ik zoveel beleefd en gezien dat ik niet meer precies weet wat dood is. Ik heb wel ontdekt dat de dood bij lange na niet zo definitief is als het scheen. In de geest zijn de doden nog aanwezig, dat is een rijk gegeven. Verscheiden bete- kent helemaal niet verdwijnen. De doden zijn nadat ze gestorven zijn, even heel erg dood. Maar daarna komen ze op een fantastische manier terug. Van mijn ouders weet ik precies wat ze gezegd of gedaan zouden hebben in bepaalde situaties. Ik beschouw ze als een soort van gidsen in mijn leven."