Elsevier
Riki Simons

Penselende BN'ers



ZE HEBBEN EXPOSITIES IN EEN CASINO OF WINKEL, EN SOMS ZELFS IN HET MUSEUM: EEN HELEBOEL BEKENDE NEDERLANDERS ZIJN OOK NOG SCHILDER
25 september 2010

Ria Valk, Ruud de Wild, Sylvia Kristel, Viola Holt, Bekende Nederlanders grijpen steeds vaker naar de kwast. Ze zijn dol op mediaspektakels met verf en doek, met als gevolg een enthousiaste wildgroei aan artistieke producten. Wat maken ze eigenlijk? En in welk opzicht wijkt Jeroen Krabbé, die een tentoonstelling heeft, af?


Jeroen Krabbé is niet meer te stoppen. Afgelopen maand opende hij al de derde expositie van zijn werk in twee jaar tijd, alle keren in Museum De Fundatie in Zwolle. Zijn eerste expositie daar, in 2008, was al meteen een overzicht van niet minder dan 250 kleurige aquarellen en olieverfdoeken. Schilderijen van zonnige landschappen en stillevens, gemaakt vanaf 1983 en duidelijk geïnspireerd door Paul Klee, Henri Matisse, Pierre Bonnard, Vincent van Gogh, Paul Cézanne en andere bekende meesters uit het begin van de vorige eeuw. Die, net als Krabbé in Marokko en de Zuid-Franse Provence, bijna een eeuw eerder dezelfde onderwerpen schilderden.

Krabbé laat zich zó direct inspireren door de schilderijen van die voorgangers dat hij - zoals hij in de catalogus bij die eerste expositie uitlegt - niet alleen net als zij graag elementen uit de natuur gebruikt, maar ook 'storende elementen' van nu, zoals lantaarnpalen en reclameborden, weglaat.
Museum De Fundatie maakte bij die eerste expositie een speciale, anderhalf uur durende film waarin Krabbé de kijker langs zijn tentoonstelling leidt. Zoveel film valt een Nederlandse beeldend kunstenaar zelden ten deel. In 2009 volgde een aanvullende tentoonstelling met nieuwe landschapsschilde rijen in Kasteel Het Nijenhuis in Heino, dat onderdeel is van De Fundatie.

Gesterkt door het publiekssucces van de vorige twee keer, toont het museum in Zwolle nu Jeroen Krabbés derde expositie: negen spiksplinternieuwe schilderijen met een heel ander thema. Namelijk illustraties uit het leven van zijn grootvader, Abraham Reiss, tot en met diens dood in 1943 in het vernietigingskamp Sobibor in Polen. Waarbij Krabbé zich dit keer duidelijk laat inspireren door een meer eigentijdse 'grote schilder', namelijk de Duitser Anselm Kiefer

Maar ondanks de schijn van het tegendeel, mede veroorzaakt door al dat zware leunen op de stijlen van grote voorgangers, is Jeroen Krabbé meer dan zomaar een doorsnee-'Bekende Nederlander die schildert'. Zijn vader en grootvader waren schilders en hij volgde zelf twee jaar kunstacademie: een jaar Rietveld en een jaar Rijksakademie. De ambitie was er dus altijd al en hij kent zijn grote voorgangers in de kunst. Schilderen doet hij af en aan vanaf begin jaren tachtig, en hij exposeert sinds 1993 geregeld in de Londense Francis Kyle Gallery.


Media-aandacht


De doorsnee-schilderende BN'er, bijna altijd iemand die in de eerste plaats bekend is van televisie en theater, kan het met heel wat minder af. De meesten van hen worden niet ge- hinderd door kennis van kunstgeschiedenis of schildertechniek. Vaak begint het met het zich gewillig laten strikken voor een event dat media-aandacht garandeert. En als daarbij ook schilderen hoort, dan wordt er geschilderd. Meestal is dit dan voor een goed doel, dat bijna altijd te maken heeft met kinderen of dieren. Ook als Bekende Nederlan- ders zich 'inzetten voor de strijd tegen analfabetisme' gaan ze meteen schilderen. De prijs van die 'met de hand geschilderde schilderijen' is afhankelijk van de bekendheid van de BN'er, met een gemiddelde van een paar honderd euro.

Maar vooral bij sterren op al wat gevorderde leeftijd blijkt die ambitieloze fase - het stressvrij taart bakken met verf en doek, zullen we maar zeggen - bij enigerlei vorm van publiekssucces opvallend snel voorbij. Al gauw is er dan sprake van 'kunst' en van 'kunstwerken'. En als de sterren zich niet al zelf 'kunstschilder' gaan noemen, doen de fans dit wel.

Herman van Veen exposeerde begin dit jaar in Singer Laren en verbaasde zich er toen openlijk over dat men 'dat geschilder van mij' zo serieus neemt. Maar al een paar maanden later legde hij in een interview naar aanleiding van een expositie in Duitsland uit: 'Mijn schilderijen gaan over licht. Ik ben wat dat betreft een echte Hollandse schilder.'
Toon Hermans daarentegen noemde zichzelf, tot aan zijn dood in 2000, als schilder steeds nadrukkelijk een amateur. Toch moest het Bonnefantenmuseum in Maastricht een paar jaar geleden aan de provincie Limburg en een ontstemde Hermans-lobby uitleggen waarom Toons nagelaten schilderijen niet in de collectie van het museum thuishoorden. Wel was er begin dit jaar vier maanden lang een succesvolle expositie in Museum Het Domein in Sittard. Daar waren schilderijen te zien, maar vooral ook - op film - Hermans' onvergetelijke optredens. Maar een avond met lezingen met bijdragen van leerlingen van de Maastrichtse Jan van Eyck Academie over de plaats van Hermans' werk en humor in de kunst, werd afgelast wegens gebrek aan belangstelling. Toon Hermans-publiek komt om te lachen, niet om Toons werk in een groter intellectueel verband te zien.


Rik Felderhof


Het fenomeen 'schilderen door Bekende Nederlanders' nam vooral aan het eind van de jaren negentig van de afgelopen eeuw een hoge vlucht. Zelfs Wehkamp ging toen zeefdrukken van schilderijen van BN'ers aanbieden, voor 'buitengewoon lage prijzen', aan 'mensen die niet zomaar een galerie binnenstappen'. In de media was er een hausse aan artikelen en uitzendingen over exposities van allerlei BN'ers in winkels, winkelketens, hotels, restaurants, het Zandvoorts Casino en een enkele galerie. Met werk van onder anderen Carry Tefsen, 'Viola Holt, Toon Hermans, Herman Brood, Lex Gouds- mit, Ciska Peters, Sylvia Kristel, Thérèse Steinmetz en Ria Valk. Die allemaal ambitieus kunst gingen maken, onder invloed van 'De Nachtwacht en Picasso' (Ria Valk), vaak gepresenteerd als iets wat 'eindelijk puur van mij' is.

Ria Valk wijst erop dat zij 'kunstschilder' is, dit in tegenstelling tot haar zussen, die 'zondagsschilders' zijn. Professioneler klinkt de uitspraak van Herman Brood, die vond dat het niemand een donder aangaat wat hij schildert en voor hoeveel, omdat hij 'een product' is en moet adverteren, net als Coca- Cola en een wasmiddel.
Hoe verschillend sterren onderling ook mogen zijn, hun kunst ondememingen vertonen veel hardnekkige overeenkomsten. De stijl van hun schilderijen is bijna zonder uitzondering kleurig, primitief en expressief- figuratief. Meer dan één laag verf zit er meestal niet op: alles is in één keer raak. Het moet niet ingewikkeld worden, en in minder geoefende handen wordt verf in meer dan één laag al gauw gekleurde stopverf.

'Ontwikkeling' wordt vooral gezocht buiten het doek, bij voorkeur in een grotere variatie van te beschilderen objecten. Dat geldt niet alleen voor de in 2001 overleden Herman Brood, die hijskranen, dekbedden, beschuitblikken en auto's beschilderde. Ook radiopresentator Ruud de Wild, die eigenlijk al 'vanaf zijn 22ste kunstenaar' is, geeft ruchtbaarheid aan interesse voor allerlei 'spannende commerciële schilderopdrachten', zoals het beschilderen van auto's en hotelkamers.
Ondanks de 'passie' en zelfs 'verslaving' waarmee de BN'er vaak, naar eigen zeggen, schildert, ademt de onderneming een sfeer van vluchtigheid en oppervlakkigheid. Niemand lijkt zich één moment af te vragen hoe het werk zich verhoudt tot een iets wijdere omgeving dan die van collega-'BN'ers-kunstenaars'.
Wat ook opvalt, is dat voor het soort me- dia dat de spil is van de bekendheid van BN'- ers-kunst, datgene wat de ster precies produceert er weinig tot niets toe doet. Programma' s en publicaties over sterrenkunst brengen van alles in beeld rondom de artistieke activiteiten van de ster, behalve de kunstwerken zelf. Het tv-programma Villa Felderbof verlootte zestig kunstwerken van bekende prominenten (tien van Rik Felderhof zelf), die bij het schilderen in de tuin van de Villa 'hun diepste gevoelens blootleggen' voor een goed doel, waarvan een paar schilderijen zelfs waren meegekomen 'ter bezichtiging'. Ook artikelen over de kunst van Jeroen Krabbé, voor wie alle vorige kenmerken met opgaan, worden vaak pagina's lang alleen maar geïllustreerd met beelden van de kunstenaar zelf en van diens huis en atelier.

De sterren zelf willen het ook niet anders. Op de affiches voor de exposities en voor de eigen Gallery van Herman van Veen bijvoorbeeld staat alleen Herman van Veen zelf, met een heel klein beetje doek op de achtergrond. Een BN'ers-eigenschap die overigens ook in professionele kunstkring terrein lijkt te winnen. Oog, het tijdschrift van het Rijksmuseum, dat regelmatig Bekende Nederlanders naar kunst laat kijken, maakte voor het jongste nummer een interview met schilder Robert Zandvliet, geïllustreerd met zes volle pagina's beeld zonder één kunstwerk.

Maar als het nieuwtje eraf is, zijn media, publiek en galeries ook weer heel snel ver- dwenen. Een schilderende Wendy van Dijk blijft niet boeien. Die vluchtigheid verklaart waarschijnlijk de roekeloosheid waarmee ar- tistiek ambitieuze BN'ers op eigen en andere websites de meest uiteenlopende producten als 'schilderiien', soms zelfs als 'unieke schilderijen', aan de man brengen. Wie op de website van Rik Felderhof 'Schilderijen' aanklikt, vindt daar zeefdrukken in kennelijk onbeperkte oplage voor zo'n 500 tot 700 euro per stuk - wat in de buurt komt van Damien Hirst.

Een echte BN' er heeft veel andere dingen te doen en valt om de productie een beetje op peil te houden al snel terug op 'schilderijen' die in werkelijkheid 'originele zeefdrukken op doek' blijken. Een enkeling biedt openhartig 'unieke, niet van echt te onderscheiden reproduc- ties' aan. En zelfs de website Her- man Brood Museum doet geen moeite om informatie te geven over wat daar nu precies te koop is.


Betrokkenheid


Allemaal praktijken waar Jeroen Krabbé veel te veel kunstenaar voor is. Toch dringt zich ook in Zwolle, waar zijn nieuwe doeken hangen, onvermijdelijk de vraag op of die ook in een museum zou- den hangen als Krabbé géén Be- kende Nederlander zou zijn. Ondanks zijn emotionele persoonlijke betrokkenheid bij het onderwerp zijn zijn doeken niet meer dan zachtaardige illustraties bij het schokkende verhaal van zijn vermoorde grootvader.
Maar op zich is dit niet uitzonderlijk. Er hangen in eigentijdse-kunstmusea wel vaker werken die niet meer zijn dan illustraties bij een verhaal, dus met een documentaire- karakter. En iedere schilder is sowieso meer dan alleen maar verf en doek. Zijn al decen- nialange nationale bekendheid is een wezen- lijk onderdeel van Jeroen Krabbés persoon en van zijn leven, en dus ook van zijn werk als schilder.
De film bij zijn jongste expositie is hier duidelijker over. Daarin vertelt Krabbé 55 minuten lang in zijn atelier het verhaal van Abraham Reiss en over de schilderijen van negen gelukkige, of juist schokkende, mo- menten uit diens leven. De schilder zelf is hierbij veel in beeld, en als dit samen met een van zijn doeken is, moet het oog vanzelf kie- zen: tussen de duidelijk geëmotioneerde ver- teller zelf, of diens werk. En dan blijkt die keuze snel gemaakt: Krabbé zelf wint, met grote voorsprong. •



ELSEVIER 25 SEPTEMBER 2010