Nestor
Frank van Geffen
Voor ik het vergeet mei 2010

Op 14 maart 2010 vierde Herman van Veen zijn 65e verjaardag. Ter gelegenheid daarvan was er een groot feest in theater Carré in Amsterdam. Gedurende vijf uur waren er overal in het gebouw optredens. Alle genodigden kregen na afloop het nieuwste boek mee van Herman:'Voor ik het vergeet'. Een interview met een gedreven artiest.


"Het was een fantastisch feest. Onvergetelijk', blikt hij er drie dagen later op terug. 'Hoewel het vijf uur duurde, krijg ik er meer energie van dan het me kost. Prachtig om te zien hoe al die jonge mensen bezig zijn. Driekwart van de artiesten was nog geen twintig. Ik heb me altijd veel met jonge mensen beziggehouden.'

Hoe is het om 65 te worden?

'Ik sta er niet zo bij stil, tot het moment daar is. Het blijkt voor velen een eind- punt te zijn, het moment waarop je pensioen gaat ontvangen. Het heeft dus een economische betekenis, het getal doet ertoe. Voor veel mensen is het de leeftijd waarop eindelijk hun gewenste leven begint. Dat is een hard gelag. Niet iedereen heeft het geluk het werk te doen waar hij van houdt. De cardioloog die ik ken en die ook mijn vriend is geworden, vindt het plotseling stoppen met werken gevaarlijk. Hij krijgt die mensen drie maanden later in zijn praktijk. Dat stop- pen met werken, zou zorgvuldig begeleid moeten worden. Ik heb nog geen plan- nen om te stoppen. Ik ben het werk, dus ik stop er niet mee. Energie heb ik nog volop. Mocht het zo zijn dat mijn huidige werk niet meer mogelijk is, dan zal ik er meteen mee ophouden. Ik ben een aartsrealist en heb inmiddels ook veel andere boeiende bezigheden. Ik ben bijvoorbeeld een verwoed tuinman, bijna een boer. En sinds tien jaar heb ik een passie: schilderen. Het is mooi om te doen, de enige druk die ik erbij ervaar, is die van het drogen van de verf.'

Wat heb je gewonnen in de afgelopen 65 jaar?

'Mijn nieuwsgierigheid wordt steeds groter. En ik begin verbanden tussen oorzaak en gevolg beter te begrijpen. Dat vind ik een fenomenaal aspect van het ouder worden. Toen ik jonger was, hield ik me meer bezig met wat er gebeurde, minder met hóe het gebeurde. Bij jongeren is het meer communicatie om de communicatie het is een doel op zich. Daarmee is communicatie een economisch uitgangspunt geworden, een werkelijkheid die de aardse relatie mist.
Met de dood van mijn ouders heb ik een andere verantwoordelijkheid gekregen. Ik heb de opdracht om hun verhaal aan mijn kinderen en kleinkinderen door te geven.'

Wat heb je verloren in die 65 jaar?

'Illusies. Als kind heb je een onbevangen beeld van de goede bedoelingen van mensen. Dar verandert en je komt er achter dat veel mensen niet zo lief zijn als ze zouden kunnen zijn. Materiële aspecten zijn daarbij afschuwelijk, daarvoor gaan mensen over ethische grenzen. Dat is een verbijsterende les die je leert, zeker als het dichtbij komt. "Jij ook?" denk ik dan. Ik heb me daarover ernstig verbaasd. Economie moet ons mogelijkheden bieden, het moet geen doelstelling op zich zijn. Aan mijn kinderen geef ik door dat ze werk moeten kiezen dat ze leuk vinden, als ze die keus tenminste hebben. Daarin ben je namelijk het beste.'

Welke invloed heeft je leeftijd op je doen en laten?

'Dat speelt geen enkele rol. Leeftijd is een abstract gegeven. Vanaf mijn 28e is mijn herseninhoud niet groter of kleiner geworden. Er zit alleen steeds meer in. Het woord ouderdom is eigenlijk niet goed, slijtage is een beter woord. Ik ben altijd één mens geweest, maar wel met steeds meer schijf.'

Wat wordt beter of slechter bij het onder worden?

'In mijn werk zijn er steeds meer momenten die subliem kunnen zijn. Als ik het vergelijk met biljarten, dan lopen de ballen over het laken terwijl daar maar geringe aanraking voor nodig is. Je bereikt een toestand van perpetuum mobile. Het zingt en schrijft zichzelf, het zet zichzelf voort. In mijn vak is dat het ultieme dat je kunt bereiken. Het is een kwestie van omstandigheden, de akoestiek moet goed zijn, de concentratie, het materiaal moet deugen. Je kunt het ook vergelijken met een operatie. De chirurg verricht alle handelingen precies op de juiste manier en op het juiste moment.
Er zijn geen complicaties.'

Wat betekent doodgaan voor je?

'Doodgaan is niet erg, ziek zijn wel. Naarmate ik ouder word, zie ik steeds meer mensen om me heen wegvallen. Het moment van overgang is iets onaanraakbaars, daar past grote verwondering bij. Ik zag dat toen mijn moeder stierf. In een split second was het mijn moeder niet meer. Alsof er een vogel uit haar mond gevlogen was, haar hart was eruit. Wat haar uitmaakte, was er niet meer. Dat is van een sprakeloze schoonheid, er gebeurt iets heel groots. Dat biedt ook troost. Het verdriet ben je namelijk zelf. Als je tranen objectiveert, houd je alleen maar zout water over. Ik ben dus niet bang voor de dood, wel voor de eventuele pijn vooraf en voor het verdriet dat anderen hebben om jouw vertrek.
De dood van mijn vader verliep ongeveer zoals ik in mijn boek beschrijf. Hij voelde zijn dood kennelijk aankomen. Het laatste dat ik van hem heb gezien was zijn beeld in mijn achteruitkijkspiegel, hij stond joviaal te wuiven. Toen we op ons vakantieadres waren aangekomen ging de telefoon. Hij was overleden. Zittend in zijn eigen stoel had hij een TIA gekregen, met een borrel in zijn hand. In zijn eigen rust, in zijn eigen besef, gewoon uitademen.'

Wat heb je met God?

'God is een begrip dat onvermogen uitdrukt, waarmee we de oorzakelijkheid willen doorgronden. Er is een verbijstering waar we geen woorden voor hebben. "Hoe is het mogelijk?" Het is dan ook meer "Goh" dan "God". Voor mij is God het besef dat alles met alles te maken heeft. God zit in het feit dat alles ertoe doet. Als je dat kunt eren... Het zijn de kleinste details die bepalen wat mogelijk is, de zwakste schakels. Wat het slechtst gaat, zou de hoogste prioriteit moeten hebben. Maar daar hebben we in onze wereld geweldige problemen mee, daar loopt het water over de dijk. We zouden de zwaksten in onze samenleving moeten beschermen maar we hanteren een bizarre manier van denken. Economisch handelen, staat heel ver af van ethisch handelen. Daarmee houden we een afschuwelijk systeem in stand: weinigen hebben veel, velen hebben weinig. En dat wreekt zich op kinderen. Ondanks het feit dat steeds meer kinderen daaronder te lijden hebben, verandert dat niets aan mijn inzet voor ze. Ook als individu kun je veel voor ze betekenen. Helaas zijn de Rechten van het Kind nog niet opgenomen in een grondwet. Er zijn geen sancties op overtredingen. Een tandeloze leeuw wellicht maar die leeuw kan nog wel brullen.' «