Op 9 september 1996 schreef Ben van Aarsen in het Rotterdams Dagblad
Van Veen heeft fans nog immer in de hand
Na vijf jaar staat hij eindelijk weer op de vaderlandse podia.
Herman van Veen: zanger, violist, clown, kindervriend, Unicef-ambassadeur
en wat al niet meer. Het
weerzien biedt nieuw werk, maar ook klassiekers uit de lange
carrière
van de 50-jarige Van Veen. De voorstelling kenmerkt zich eerder door
melancholie om wat geweest is dan door bijtende
spot.
Zo is het eigenlijk altijd bij Van Veen geweest. Met als
gevolg dat de man evenveel idolate fans heeft als notoire haters. De
een loopt met hem weg en bewondert zijn ietwat naïeve
wereldbeschouwing, een ander vindt hem maar een onnozele neuzelaar.
Een tussenweg lijkt haast niet mogelijk.
Op het eerste gezicht is er de afgelopen
vijf jaar niet veel veranderd. Erik van der
Wurff zit nog altijd achter de vleugel en Nard
Reijnders assisteert stemmig op saxofoon, klarinet
en accordeon.. Van Veen is ogenschijnlijk
ook nog dezelfde. Nog immer is er de warrige haardos rond het
kalende hoofd, een hoofd dat geschapen is
om de clown uit te hangen. Een echte clown lacht niet, hij huilt.
Zo is het ook bij Herman van Veen.
Vrolijk word je niet van zijn repertoire. De loutering van vroeger, vanwege de droom die bij hem altijd ontsnapping boor,
is er
niet meer. De tijden zijn harder geworden, zo ook de inhoud van de liedjes.
Desillusie is het
woord dat je nu te
binnen schiet. De liefde is kapot gegaan in overspel en angst voor een
enge ziekte, idealen van vrede verdronken in drank,
de muziek is na de dood van Jimi Hendrix
niet meer wat het geweest is en vogels hoor je enkel nog
zingen in die paar minuten van de vierde mei.
Van Veen afschilderen als een terugblikkende jaren-zestig
representant zou echter onrecht aan de man doen.
Daarvoor is de inhoud en de vormgeving van zijn
concerten nog altijd te bijzonder.
Liedjes worden afgewisseld met instrumentale
stukjes, one-liners en mini-verhaaltjes.
Boosheid, grap en verdriet lopen voortdurend in elkaar over.
En er is natuurlijk die uitstraling.
Zijn ogen lijken tot de achterste rijen
door te dringen, zijn stem doet dat in ieder geval. Al gebeurt het
eigenlijk te weinig dat hij echt alle registers opentrekt.
Te vaak is het meer praat-zingen wat hij doet.
Maar zo is het altijd geweest. En voor de fans behoort het ook zo te zijn.
Zeker
wanneer hij een oudje als Jacques Brels "Marieke" inzet
heeft hij, de harlekijn met de traan in de
ooghoek, het publiek nog altijd geheel in zijn hand.
Ben van Aarssen
terug naar de index