Luc Milio schreef 9 mei 1990 in De Antwerpse Student

We hebben het hem zelf horen zeggen
Ik ben een gerucht



De Antwerpse Student:

Het heeft de Nederlandse god behaagd tot het voetvolk neer te dalen. Drie jaar lang heeft Herman Van Veen zich het lot van de gemiddelde Belgische journalist niet erg aangetrokken. Als je iets van hem kon los weken, was het enkel <

«Jij als jonge gast, wat vind je van Eric Clapton ?», begint hij, Ik hoor het donderen in Keulen en bliksemen in Zonnebeke. Ik: "Een nijge gitarist. >, Herman maakt zich dik over de verslagen van Clapton's optreden die hij pas in enkele kranten heeft gelezen. «Ik heb vijf verschillende versies gevonden. Maar het was me wel duidelijk dat geen enkele journalist ooit met een gitaar geslapen had. Ach, jij bestaat natuurlijk niet. Enkel je krant bestaat. Ik mag enkel zeggen wat jullie krant op de been houdt. Als jij boven dit artikel iets flapt in de zin van «De Naïeve Mooi Ogende Blonde Troubadour», dan kan ik daar geen aap tegen beginnen. » Als je stilaan begint te denken dat Van Veen een vervelende klier is, moet ik oppassen. Dat is hij namelijk niet. Hij doel het niet vaak, maar als hij een interview geeft, geeft hij zich volledig. Net als op het podium. Alleen zijn artistiek zeer begaafde mensen niet altijd de meest beschaafde mensen.

Je bent meer en meer gaan werken voor kinderen. Is dat vanuit een zekere desillusie ten opzichte van het volwassen publiek ?

HV: Ik wou ooit onderwijzer orden, in muziek. Maar veel lijkt niet te zijn wat je dacht dat het was. En toch, cirkeltjes worden rond. Zowel op het toneel Is bij datgene wat ik schrijf, oei ik, mij het meest aangetroken tot de weerloosheid en het verwachtingspatroon van de enge mensen. Ik zeg niet naïviteit maar weerloosheid. Voor kinderen speel je met mogelijkeden en grote mensen spelen meestal met zekerheden.

AS.- De clown die je zo aantrekt en die je bent, heeft ook die weerloosheid.

HV: Precies. Naarmate ik janer met dit vak bezig ben, berijp ik beter de inspiratie die ik ooit als kind heb gehad. Het is uur toeval dat ik dit doe. Heleaal geen roeping of zo. Was ik destijds niet met de school naar het «Scapino Ballet» geweest, zou ik nu niet in een theater taan. In ons gezin bestond ene] werk en nog eens werk. Het eerste wat ik gezien heb, ben ik us geworden. Scapino, één man in het licht die het onmogeijke probeert en van te voren eet dat het mislukt... maar lieer sterven en het onmogelijke geprobeerd te hebben, dan te innen en toch dood te gaan et de winst. Een clownsfiguur heeft een onuitsprekelijk verriet en toch de optimale lach. en jubelend litteken, zeg maar. de goede sprookjes beginnen ok altijd met «Omdat zijn vader n zijn moeder door een vrachatuto waren doodgereden...» lacht).

Met welk gevoel begin je straks aan de voorstelling ?

HV: Eerst stort mijn wereld volledig in mekaar. Ik neem afscheid van een imaginaire rouw met een ontzettend lange arm. Ik zeg haar gedag en dan as realiseer ik me hoeveel ze oor me betekent. Het enige alternatief op dat moment is ofel teruggaan ofwel sterven. teruggaan krenkt mijn ijdelheid te zeer, dus, tja, over mijn lijk dan maar hé (lacht). Ik dans met de dood naar de volgende voorstelling. Het zijn glasscherven waarop je loopt... Ik ben altijd ontzettend bang als ik een scène op moet. Bang voor apathie, voor zakelijkheid, schrik voor winst, als de dood voor macht. Je moet verwachtingspatronen invullen, dat heb je als student toch ook, en dat is verschrikkelijk. Dan moet je maar zo «truttig» genoeg zijn om telkens weer dat podium op te durven. En dan maar hopen dat je eerste blik niet valt op die journalist op de eerste rij «die er weer naartoe moet».

Je praat vaak over de dood, dan word je misschien eindelijk gesubsidieerd. De overheid steekt dikwijls veel geld in dode mensen.

HV: De dode componist, de symfonie-orkesten, het repertoiretoneel... Ik beweeg. Alles gaat volgens economische principes. Mijn platenfirma heeft vorig jaar 333 miljoen dollar winst gemaakt. Kun jij je dat voorstellen ? Dat kost die gouden plaat niet die ze pas in m'n handen hebben gestopt. Dat is toch de volstrekte paradox. De vorige president van de Verenigde Staten, Reagan, was een acteur. Dat zegt alles over de impact van de showbiz, niks over de man.

Jij bent toch ook commercieel.

HV: Ik niet maar ik maak wei een commercieel product. Toch heeft de pers voor mij geen functie meer. Alle kaarten zijn voor we ergens gaan spelen de deur uit. Ik ben een gerucht. Zo'n maand in Antwerpen, 20 voorstellingen, wordt aangekondigd met één poster en de zaak is weg. Een gouden plaat is leuk maar ontzettend onwerkelijk. Mijn zoon flipt helemaal uit als hij dat ziet. Maar ik ben géén gouden plaat, begrijp je. Gisteren komt er een kerel van de Panorama op me af die me vraagt om een interview. Ik zeg «Sorry, maar ik vind de Panorama een blad dat niet kán.» Nou, begint die vogel me buitengewoon eigenaardiq aan te kijken Hij dacht die leeft toch van ons wel dat is niet zo

Nog even terug naar die volwassenheid. Je houdt je al jaren met ontwikkelingshulp bezig. Daar hebben we ons vaak heel onvolwassen gedragen naar de Derde Wereld toe, vind ik,

HV: Absoluut. Ais jij vraagt «Herman, kan je me helpen want ik heb zus of zo» dan wil ik dat, graag doen maar JIJ bepaalt hoe die hulp eruit ziet. Dat impliceert ook dat je mag mislukken in de manier waarop je met die hulp omgaat. Maar dat werd in het Westen niet geaccepteerd. De gevers, de opa's en de oma's van de maatschappij, willen waar voor hun geld zien.

Het «I wanna be like you»-syndroom ?

HV: Breng je melkpoeder naar Afrika, dan maken de negers zich daar wit mee. Dat klinkt heel ironisch maar het is verschrikkelijk waar. Want als ze wit zijn, worden ze misschien zo rijk als jij. In Zuid-Amerika zie je mensen in een Chevrolet rijden met alle ramen dicht. Die zitten zich scheef te zweten in die auto. Ze verdommen het om een raam open te doen, want als ze dicht zijn, heb je airconditioning (Herman pakt de taperecorder). Als jij iemand in Papua dit ding laat zien, hij zegt er «haicho waicho» in en hij hoort achteraf diezelfde «haicho waicho% dan is dat spul geen taperecorder, geproduceerd door Sony, maar een god want die vangt je stem. Maar op het moment dat je daar iets uitflikkert, je gaat tegen een boom staan plassen of zo, beseffen ze dat je net bent zoals zij en word je ter plekke opgegeten. Witte biefstuk (lacht).

De Verenigde Staten zijn een ontwikkelingsland, heb je ooit gepredikt_

HV: Ja, d'r is daar een partij armoe zeg. Ongelooflijk. Ik zie geen enkele beschaving in het bouwen van iets wat als een fallussymbooi probeert de hand van God te schudden. Of het nou een kerk is of een wolkenkrabber. Dat is iets volkomen onnatuurlijks. Het heeft niks meer met evenwicht te maken, alleen met een soort grootheidswaanzin. Er staan armoedzaaiers rond die flatgebouwen, in de hoop dat een directeur vanuit zijn dure bureau wat afval door het raam kiepert, want dan kunnen ze weer twee weken leven. En dat is het Amerika waar zij naar op zoek waren. Wel, bedankt.

Zoals veel mensen van jou «fan» zijn, heb jij ook je idolen. Brel bijvoorbeeld.

HV: Die man is voor mij wat Christus is voor een ander. ik vond het formidabel toen ik voor 't eerst in de Olympia in Parijs optrad. Zo van, die man stond hier ooit en nu staat mijn maat 43 hier ook. Ik heb in mijn leven één keer auditie gedaan, in de Muntschouwburg in Brussel was dat, voor de musical van Jacques Brel «De reis naar de maan Ik wilde die rol niet, maar ik wou die man gewoon zien. Okee, ik het toneel op, grote zaal, ik zag geen hond. In de verte scheen Brel te zitten en ik hoor inderdaad die «voix» die zegt dat ik mag beginnen. Maar d'r kwam «never niks>, ' Ik had toch tenminste iets kunnen neuriën, maar... niks hoor. Geen bek kon ik openkrijgen, zo nerveus was ik. Zo heb ik Toon Hermans eens ontmoet, ik was 17, en zag hem uit de schouwburg van Utrecht komen. Ik zei hem: Ik ga later doen wat u nu doet, maar anders. » (lacht). Meneer Hermans keek me aan en legde zijn arm op zijn witte Mercedes met open dak. Ik weet nog goed dat het begon te regenen, want ik kwam van het conservatorium met een vioolkist die slecht geschilderd was. Al die rotverf kwam eraf maar we hebben wel drie uur staan kletsen. Zo'n zeven jaar later ben ik in het Hilton hotel in Londen, erg verliefd. Ik zit in de bar te wachten op «haar». Nou, sen van zij kwam niet maar Toon kwam ook je wel binnen. Ik kreeg zooo'n kop.Hij herkende me uit de krant dus we beginnen weer te praten. Hij bestelde 13 glazen whisky tegelijk, vraag me niet waarom. De shock misschien (lacht). Plots zegt hij —Weet je wat nu zo gek is? Ik heb eens in Utrecht met een gast staan praten enz. enz.» Is dat niet wonderlijk? Sindsdien heb ik hem nooit meer teruggezien.

Tijdens één van je Duitse tournees is er een enquéte gehouden waaruit bleek dat jouw theaterpubliek niet dezelfde groep mensen is die je platen koopt. Dat is toch gek.

HV: Er zijn toch ook boeken die je goed vindt, zonder dat je de auteur wil ontmoeten ? Er zijn inderdaad mensen die met mijn directheid of emotionaliteit op het podium weinig op hebben. Mensen die de show goed vinden, hebben vaak weinig aan de plaat. Gewoon omdat die het licht» mist. Aan de andere kant, een grammofoon-dingetje heeft ook vaak te maken met een ervaring Uit je dagelijkse Ieven. Ik ben ooit nog eens ontzettend verliefd geweest en op het moment dat «zij» binnenkwam, hoorde ik op de juke-box een nummer van Tom Jones. Wel, ik heb niets met die man. Voor mij is die Jones een soort vaseline (lacht) Maar op dat moment door het gevoel dat ik toen had, vond ik het een wereldsong. Het kan ook gebeuren dat een jongen een meisje leert kennen terwijl ik op de radio «Suzanne- sta te forceren. Wei, die zijn allebei in de wolken met me. Maar drie maanden later alweer uit mekaar, vrees ik (lacht).



Luc Milio





terug naar de index