5 april 2004 verscheen in Limburgs Dagblad het artikel van Frits Nies
Frisse draai aan belegen materiaal
Gezien: Herman van Veen, One Man Show. In: Maaspoort, Venlo (04-04). Nog te zien: Kerkrade (07/09-04), Sittard (14/15-04),
Venray ( 16/17-04)
Herman van Veen, de geestelijke vader van Alfred Jodocus Kwak, lijkt het tegen zijn zestigste in één opzicht rustiger aan te
willen doen. Voor zijn nieuwe One Man Show heeft de muzikant/kleinkunstenaar namelijk opvallend weinig nieuw materiaal geproduceerd.
Voor iemand met een oeuvre van 132 cd's, 6 dvd's, 60 boeken en tientallen scenario's ligt het repertoire uiteraard voor het oprapen.
Maar om het nu al op te warmen? Het leek afgelopen vrijdag in Venlo griezelig veel op een herhaling van de show die begin 2000 op
dezelfde planken stond. Een zelfde simpel en sober uitgelicht toneelbeeld met enkele caféstoelen, theekisten en overig instrumentarium.
Oudgediende Erik van der Wurff op toetsen, trekzak en akoestische basgitaar en blootvoetse Edith Leerkes virtuoos op klassiek gitaar.
Het was dat er een wissel had plaatsgevonden - Wieke Garcia, levendig percussioniste, harpiste en tweede stem, in de plaats van
violiste Jann, blazer Nard Reijnders en bassist Thomas Dirks - anders had ik me kunnen afvragen of dit een verlenging van de vorige
tournee is.
Veel bekend materiaal passeert opnieuw de revue: Ik hou van jou, Anne, Zo vrolijk.
Met dit verschil dat Herman van Veen het nu vernuftig presenteert als zou het om verzoeknummers uit de zaal gaan. Hij weet er met
door veertig jaar theaterervaring geoefende oneliners en bon-mots toch weer een aardige draai aan te geven. Bovendien zijn de oude
arrangementen kundig opgefrist voor de kleinere bezetting. Met een duidelijke hoofdrol voor de beide dames. Een van de weinige
verrassingen vormen de gewaagde, soms zelfs harde overgangen. Een vrolijk verhaal wordt genadeloos afgewisseld met een emotionele
uithaal naar ,,godvergeten geteisem dat zich christen of mohammedaan durft te noemen'', gevolgd door een muzikale persiflage op de
panfluit van Georges Zamfir en direct daarna weer een hartverscheurend hoog gezongen Pie Jesu uit het Requiem van Fauré. Het maakt
indruk, maar verwart ook. Wat moeten we met dit abrupt springen van het ene (lach) op het andere (huil)been?
Ronduit jammer is dat Herman voor zijn toch al zwakkere kant als conferencier kiest voor herhalingen van oude nummers, zoals
van de operazanger en de platte Utrechtenaar. Dat had wat minder makkelijk gemogen of ingevuld met nieuw muzikaal repertoire.
Ontroerend is het fragment waarin de vertolker zijn eer betoont aan de onlangs overleden tekstschrijver Willem Wilmink.
Letterlijk en figuurlijk wordt de hoed afgenomen voor de schrijver van o.a. Hilversum 3. Daarna volgt zijn mooiste liedje:
Deze vuist op deze vuist.