4 december 2004 schreef Herman van Veen in het Utrechts Nieuwsblad


Aflevering 9: Mijn Vlok

Vuilnisbakpoesje met voorliefde voor vioolspel

Herman van Veen

Hier heb je een dubbeltje", zei mijn opa. "Koop maar een ijsje bij Jamin."
"Wil je een servetje tegen het lekken?" "Dank u wel, mevrouw."
Liep met mijn wafel likkend naar huis. Het ijsje smolt veel sneller dan ik likken kon, maar gelukkig had ik een servet. Veegde mijn handen schoon, wilde de prop in een vuilnisbak gooien, haalde de deksel van de bak. Jasses, daar bewoog wat. Onder die krant, dat Nieuw Utrechts Dagblad. Zag duidelijk de letters bewegen. Keek om mij heen om te zien of er iemand in de buurt was waarmee ik mijn schrik kon delen. Dorst mijn hand niet in de bak te steken. Stel je voor dat het een rat was. Ik kende een jongetje, die was een keer door een rat gebeten. In zijn nek, toen hij een blik verf van een plank uit de schuur moest halen. Die hadden ze een injectie gegeven tegen enge ziektes.
Ging op zoek naar iets langs, een tak, een staaf. Vond een stuk elektriciteitsbuis. Een rode. En prikte daarmee voorzichtig in de krant. Voelde iets zachts dat terug bewoog. Peuterde met de punt van de buis de krant uit de bak. Tussen de aardappelschillen lagen twee poesjes. Een witte en een zwarte. De witte bewoog en de zwarte leek wel dood. Zo dood als een pier. Ze waren piepklein. Heel voorzichtig tilde ik het wit rillende beestje uit de bak en bracht het op een holletje naar huis.

We noemden haar Vlok, omdat ze zo hagelwit was. Ze had ogen zo blauw als twee korenbloemen. "Misschien moeten we haar naar de Veeartsenijschool achter de Gasfabriek brengen", zei mijn moeder. "Hoezo? Ze kan toch hier wonen? Het huis is toch groot genoeg?"
"Ja, maar zo'n poes is heel veel werk. Ze moet elke dag eten en drinken. Ze heeft een bak nodig. Die moet elke dag verschoond worden. Ze moeten worden ingeënt en als poesjes groot zijn worden het katten en krijgen ze baby's. En daarvoor moet je dan baasjes zoeken. Je kunt ze toch niet in een vuilnisbak doen? Een poes is heel veel gedoe. Ze verharen. Wie gaat al dat werk dan doen?" ,,Ik natuurlijk."
"Wat denk jij. Jan?", vroeg mijn moeder aan mijn vader. "Als hij dat werk allemaal doet, vind ik het goed. Doet hij het niet, dan gaat Vlok naar het asiel."
"En wie betaalt alles? Een poes is duur. Een kattenbak, spul om in te doen, een krabplank, vitamines, de dieren- dokter voor controles, een kattebelletje zodat ze niet alle vogeltjes opeet."
"Ik heb een spaarvarken vol stuivers."

Vlok bleef bij ons. Of beter gezegd: Vlok bleef bij mij. Waar ik ging, liep ze achter me aan. Alsof ze met een elastiekje aan me vast zat. Ook als ik boodschappen moest doen in de Koekoekstraat. In het begin vond ik dat heel leuk, maar na een poosje lastig. Vooral met straatvoetbal. Dan stuitte ze achter me aan waardoor ik geen bal kreeg.
En ze werd groot en sterk en mooi. Had een glanzende, witte vacht en diepblauwe, onbereikbare ogen. Ze leek wel een sneeuwleeuw. Wist niet of zulke leeuwen bestonden. In ieder geval één. Mijn Vlok. In de kattenbak kwam ze nooit. Altijd lag ze bij mij op het voeteneind samen met mij te luisteren naar het gekoer van de duiven van onze buurman, die duivenmelker was. Eigenlijk mocht ze daar niet liggen, maar ik kon het haar niet uitleggen. Ook begreep ze niet datje niet zomaar overal kon piesen en poepen. Ik kreeg dan op mijn kop alsof ik het gedaan had. Heb haar met veel moeite geleerd te miauwen voor het zomaar doen. Met als gevolg dat ik op de meest onmogelijke tijden Vlok in het tuintje achter ons huis moest zetten. Gaf haar goed te eten waardoor ze geen vogeltjes en muizen opat, maar ze halfdood en zat op mijn bed lag. Was, toen ik klein was, een woelige slaper. Het gebeurde regelmatig dat ik wakker werd met mijn hoofd aan het voeteneind en dan kon het gebeuren dat ik wakker werd met de kop van een kat in mijn oog. 't Is toch allemaal heel goed gegaan. Vlok is 22 jaar oud geworden. Heb haar nog meegenomen toen ik uit huis ging. Dan was ze erbij als ik met mijn verloofde en... daar was ze dan ook bij. En dan kon ze naar me kijken op een manier alsof ik overspelig was.

Ze is doodgegaan op een donderdag. Vond haar in mijn vioolkist, haar lievelingsplekje als ik niet thuis was. Ze hield van mijn vioolspel.
Waarschijnlijk niet omdat ik mooi speelde maar omdat mijn snaren van echte katten- darmen waren.

Dat heeft ze me zelf verteld.