Eric van der Berg schreef 3 februari in de Volkskrant
Herman van Veen
Hij is geen socialist en hoort niet bij een kerkgenootschap, Herman van Veen is
evengoed zweverig. 'Hij deugt echt.'Laat de sentimentelen hem maar sentimenteel
noemen, de "wijzen noemen hem wijs. Hij zingt het zelf. Ooit een wonderkind.
Protégé van Wim Kan. En soms een beetje Jezus Christus. Met de Alfred Kwak-kledinglijn
helpt hij kleinschalige projecten in de Derde Wereld. 'Een boerenpummel van
wereldklasse.'
Als Herman van Veen kon toveren, was
niemand de sigaar, hielden alle mensen van elkaar. Iedereen was jonger, niemand
had er honger. Toveren - hij zong het in 1987 zelf al, met een kinderkoor
achter zich: als hij kon toveren, kon toveren, kon toveren, kon toveren,
kwam alles voor elkaar. 'Hij is oprecht begaan met anderen, hij deugt écht',
zegt zijn voormalig tekstschrijver Rob Chrispijn. 'Hij is gedreven, misschien
té gedreven. Dat is gevaarlijk voor zijn gezondheid', waarschuwt
tekstschrijver/dichter Willem Wilmink. 'Hij heeft een groot hart
voor mensen die het niet zo goed hebben', meent componist/zangeres
Lori Spee. 'Ik vind ‘m heel lief'. 'Zijn engagement is oprecht', zegt
gitarist Harry Sacksioni. 'Maar hij heeft niet altijd door hoe zijn
verhaal overkomt.’ Koffietijd ,afgelopen maandag. 'Zo'n Kohl-affaire...',
zegt Herman van Veen tegen Hans en Mireille. 'Daar kán je toch niet aan
voorbijgaan? Dat zeg je dan, of dat zing je dan op het podium.'
Geknik, poeh,
ander onderwerp. Snappen ze in Duitsland zijn humor, of in Frankrijk, dat
moet toch heel anders zijn? 'In Frankrijk ben ik vooral de clown, en in
Duitsland doe ik iets met de taal en de relatie die we met dat land hebben.'
En dan volgen even later de laatste uniseks-mode en de OMO-wastips
(spijkerbroek binnenstebuiten). De idealist die misschien wel gelijk heeft,
maar die we niet altijd willen horen. Al in 1981, in De Tijd, in de periode
dat Van Veen de tedere liefdesliedjes geleidelijk verruilde voor actuele
chansons: 'Ik ben geen socialist, ik ben geen communist, ik hoor niet bij
een kerkgenootschap. En toch wil ik zeggen dat ik het
een on-ge-lo-fe-lij-ke te-ring-zooi vind op de wereld.'
Een revolver van zijn hand makend: 'Paf, paf, weetjewel, de jongens
die de zaak regelen, datgene wat de troep in stand houdt. Ik bedoel:
is de TROS de VARA, of is de VARA de TROS.' Waarop de interviewer bekent
dat hij het spoor bijster is.
Achttien jaar later, in zijn boekje Het Badhuis
en andere verhalen, spreekt hij over de onechtheid van de samenleving: 'Op
Coca-Cola feesten altijd gezelligheid. Op Coca-Cola-feesten altijd mooie jonge
mensen. Waar Coca-Cola is, is geluk niet "echt". Huppelende families zie je
alleen in Center Parcs. Huppel je dus met je familie, dan ben je in een Center
Parc.'
Herman van Veen (54), die sinds gisteravond weer terug is in Nederland
(Bergen op Zoom) met een theatershow, heeft altijd gedaan 'waar hij in gelooft'.
Hij dicht als Tevreden man: Laat de oppervlakkigen mij oppervlakkig noemen
laat de sentimentelen , mij sentimenteel noemen mij de wijzen wijs de gekken
gek de anderen anders de lieven mij lief de goden mij god. 'Ik heb mensen
in mijn omgeving die hem niet kunnen luchten of zien', zegt Chrispijn,
tegenwoordig verantwoordelijk voor teksten in Het Klokhuis en Sesamstraat.
'Wat Is dat dan, vraag je je af. Ze vinden dat hij zich soms te veel als
Jezus Christus gedraagt. je moet kennelijk cynischer zijn.' Chrispijn, die
van 1969 tot midden jaren tachtig liedteksten schreef voor Van Veen en
tijdens de eerste tournee in Duitsland (1973) de volgspot mocht bedienen,
meent dat in Nederland 'de spraakmakende elite' het in die tijd niet zo
zag zitten met Herman. 'Ze vonden hem te zweverig, ze verweten hem egotripperij.
In Duitsland was dat niet zo. Daar zagen ze Herman als iets compleet nieuws.'
'De Amerikanen vinden hem veelzijdig', zegt de van oorsprong Amerikaanse zangeres
Lori Spee, die teksten voor Van Veen omzet in het Engels en af en toe uitlegt wat
men in de VS waarschijnlijk niet erg grappig vindt (het weer). 'Hij zingt, danst,
speelt viool, is een clown - en dat niet op de gepolijste manier die ze daar
gewend zijn.'
'Het is de combinatie van fysiek, inhoud en humor', aldus Harry
Sacksioni, die na tien jaar Van Veen (1969-'79) koos voor zijn solocarričre
(en nu door Nederland tourt met zijn programma Oorsprong). 'Baanbrekend was
het, zelfs voor Europa. In het buitenland waren we veel gerenommeerder. Maar
dat geldt voor bijna alle Nederlandse artiesten.' 'Hier móet een bepaald
publiek hem gewoon niet', zegt Willem Wilmink, die vanaf midden jaren tachtig
het vaandel van Chrispijn overnam. 'Te ijdel, ik weet het niet, of te zweverig.
Wat ie soms natuurlijk ook wel is.' Zo werd Van Veen 'het beste slaapmiddel
sinds de uitvinding van valium’ genoemd, is te lezen in het boek Het is weer
tijd om te bepalen waar het allemaal op staat, de cabaret-'encyclopedie 'van
Patrick van den Hanenberg en Frank Verhallen. Of, vond The New York Times na
Van Veens eerste optreden op Broadway in 1982: 'Boerenpummel van wereldklasse.'
Maar hij was ook 'de humoristische neef van Jacques Brel' (zijn grote voorbeeld),
'de Nederlandse Danny Kaye', en om te beginnen 'een wonderkind'.
Meester Mok van de Maria Montessorischool in Utrecht was de eerste
die Hermans talenten onderkende: de jongen zat altijd te fluiten en
zong graag. Hij kreeg een viool te leen. Vioolles, zangles, hoofdrol
in de schooloperette, jongenssopraan in de kerk. Klassieke muziek was
niet zijn stiel, merkte hij al snel op het conservatorium, halverwege
jaren zestig. Op het eindexamenfeest vormde hij samen met Laurens van
Rooyen en Erik van der Wurff - die ook nu nog zijn pianist is - het
Cabaret Chantant Harlekijn. De parodieën en 'abacadabrateksten' oogstten
veel succes. Zijn zanglerares was woedend, dat wel. Ze gingen door en braken
door. Wim Kan prees al in 1967 de 'geladenheid' van Van Veens shows (Waar
háált u het vandaan?'), en kondigde aan hem op de voet te zullen volgen.
In 1976 overhandigde hij Van Veen de Louis Davids-ring, een
estafette-theateronderscheiding. Kan koos voor de vernieuwing van Van Veen,
die de ring wil doorgeven als hij, net als Kan destijds, 65 is. Succes na
succes (zeker in Duitsland), de belangen werden ondergebracht bij Harlekijn
Holland BV.
En ook al vonden de Nederlandse critici Van Veen in de jaren
zeventig veel te vaag worden: lp volgde op lp, cd op cd - de teller staat
nu op 114 (zij het dat een aantal platen in twee of meer talen is uitgekomen).
Sinds 1965 58 tournees, 2200 liedjes en sketches. Op zijn 25ste stond Van Veen
in Carré, op zijn 39ste in Carnegie Hall. In 1988 op het podium van Edith Piaf
en Jacques Brel, het Olympia in Parijs. En in 1989 wedde hij in een Oost-Berlijnse
zaal met jongeren dat ze binnen een jaar vrij zouden zijn. De single Opzij (1979)
werd een hit, alsook Hilversum III (1984), een aanklacht tegen de hitindustrie.
Van Suzanne (Leonard Cohen, vertaling Chrispijn) waren in 1969 al zoveel exemplaren
verkocht dat Willem Wilmink (die de B-kant Adieu Café schreef van de opbrengst
'zijn hele gebit kon reviseren'. Wilmink - nog steeds actief voor Van Veen - schrijft
'minder gevleugeld' dan Chrispijn, niet over relatieperikelen, maar over
maatschappelijke kwesties. Adieu Café schreef hij omdat het kleine Amsterdamse
café dreigde te verdwijnen. Ook van hem: De bom valt nooit (1983): Mijn leven is
totaal ontwricht, Ik voel me overboord gegooid Vandaag las ik dit nieuwsbericht:
De bom valt nooit. 'Puur geluk of pure wanhoop, dat zijn de dingen waardoor je
aan het zingen slaat', zei Van Veen al in 1981. Een echtscheiding, zijn dochter
Babette (Linda, die van Roos en Jessica), armoede in de Zuid-Afrikaanse townships,
machtsmisbruik, een tenniswedstrijd, een voetbalsupporter, een meisje met anorexia,
misschien wel het floppen van zijn tweede film Nachtvlinder, en zonder twijfel de
liefde voor zijn moeder. Al dan niet kritiek op zijn boodschap (Sacksioni: 'Hij
probeert het bovennatuurlijke te mixen met de realiteit') in die klassiek geschoolde
zang (een criticus: bij Van Veen kun je horen of een woord op een d of een t
eindigt) - de clown in geblokte jas dóet ook iets. Zo laat hij de eend Alfred
Jodocus Kwak samen met het Residentie-Orkest kwaken tegen het onrecht, en laat
hij Kwak-kleding maken. De opbrengst gaat naar Van Veens stichting Columbine,
die kleinschalige projecten in de Derde Wereld financiert. Ook hielp Van Veen
1500 vrouwen in een Filipijnse sloppenwijk aan het werk. En Herman, sportfreak,
voetbalt samen met andere bekende Nederlanders voor het goede doel. Sacksioni
(spits):'Hij draaft goed. Zijn balcontact is wat minder.' Als hij kon toveren,
had hij ook misschien daar nog even wat aan gedaan. Want deze 'aanstaande dode'
moest van Wim Kan echt iets van zijn leven maken. Hij schreef Herman op diens
dertigste verjaardag: 'Lieve Herman, Als je toch niet weet wat hierna komt
, moet je nú-nú-nú gelukkig zijn! Daaag!' Maar de hele Cursus Tovenaar, zingt
Van Veen, duurt hon-derd-vijf-en-twin-tig jaar. En dat is wel wat lang.
[BRON: Volkskrant 03/02/2000.....]
terug naar de index