Herman van Veen schreef aflevering 7 in het Utrechts Nieuwsblad 2 oktober 2004
Kleuterbruid
Nel was een del, maar wel een hele mooie
Herman van Veen
Toen ik vijftien was, was Nel dat ook. Nel had bij mij op de kleuterschool gezeten. In de klas van juffrouw Boissevain. Nel was mijn
allereerste grote liefde. Ze woonde bij ons op de hoek. Zag haar nog wel eens. Maar ze had geen oog voor die puber op de fiets. Nel
was, zoals mijn moeder zei, vroegrijp. Met twaalf had ze borsten, met dertien al verkering en met vijftien vree ze met wat wij toen
nog een neger noemden. Een reus van een Amerikaan die werkte op de vliegbasis Soesterberg. En die in een oneindig lange mintkleurige
Chevrolet reed.
Gingen wij als jongens toen nog naar de straaljagers kijken en reden we 's avonds op de fiets terug naar huis, kwamen
we soms langs 't Kalfje, een restaurant annex jazzclub. Dan kon je Nel soms zien schuifelen in de armen van die grote zwarte man op
de klanken van een blues die scheurde uit de saxofoon van de legendarische Gijs Hendriks.
Soms kon je haar zien liggen vrijen. Op een achterbank. Schande spraken wij er van. Ook kon je haar tegenkomen bij U. V. V. Daar werd
soms gehonkbald. Of op een Loosdrechtse steiger. Zat ze daar met een rietje in haar mond belachelijk mooi te wezen. Met haar slanke
benen, stevige borsten en hemels onbeschaamde, prachtige gezicht.
Ik kon die Amerikaan wel wat doen. Maar daar was geen beginnen aan. Die vent was minstens dertig jaar, bijna 2 meter lang en soldaat.
Ik was vijftien, nog geen 1.60 meter en scholier. Het leven is hard als je van iemand houdt voor wie je niet bestaat.
Toen ik achttien was, was Nel dat ook. Zag haar nog wel eens. Maar ze had geen oog voor die student op zijn brommer. Nel was,
zoals mijn moeder zei, een del. Dat kon wel wezen, maar dan wel een hele mooie. Gingen wij toen naar de bios, dan kon het zijn
dat Nel bij het dempen van het licht de zaal inkwam metje-weet-wel. Ik kom niet op zijn naam. Die gast, die autodealer. Tijdens
de film keek ik wel eens om. Zag dan hoe ze bijna helemaal verdween in een omhelzing. Een scheut van jaloezie trok dan door mijn
lendenen.
In die dagen van 1963 was Utrecht het mekka van de jazz. Persepolis the place to be. Als jonge muzikant kon je daar je
hart ophalen. Dexter Gordon zag ik daar, Sonny Rollins, Johnny Griffin. Daar speelde Tonio de King, mijn neef, de drummer. En
soms mijn vriendjes: Jan Herman Ver-poorten en Erik van der Wurff. De vrijer van Mas van Leusden, Han Bennink, Ruud Jacobs, Rita
Reys. Daar stond je te deinen met je ogen dicht in een volgepropte kelder. Daar danste je met wat voor handen was.
En één keer was dat Nel. Ik merkte het pas na een tijdje. "Jij bent toch Herman? Van de kleuterschool?"
Mijn hart sprong naar mijn voorhoofd. "Ja," zei ik, alsof ik er zelf aan twijfelde. "Hoe gaat het met je?"
"Goed," zei ik, terwijl ik me realiseerde dat ik nu alles van haar voelde. Verschoof onmerkbaar mijn been omdat ik niet wilde dat
zij zou voelen wat er in mijn broek aan het groeien was. "Wat doe je?"
Ja, dat hoefde ik haar niet te vragen. Dat wist de halve stad.
"Ik studeer aan het conservatorium. Speel viool en zing." "Dat deed je vroeger ook al," fluisterde ze in mijn oor. "Ik weet nog
dat je ooit Hier Is Onze Fiere Pinksterbloem hebt gezongen op de zandbak in de klas." En ik zou hem zo graag willen wezen herinnerde
ik mij. Dat ze dat nog wist...
"Je had een kroontje van madeliefjes in je haar en we zijn toen bij ons op zolder getrouwd. Weet je nog?"
Alsof ik dat niet wist... Het mooiste meisje van de wereld. De spanning in mijn broek begon pijnlijk te worden.
Gelukkig dat het zo donker was en er zoveel mensen waren. "En jij? Wat doe jij?" "Ach, van alles. Ik ga misschien
naar Amerika. Mijn vriend woont daar."
Hoorde mijn moeder denken: welke? "Nel, we willen naar Amsterdam," zei een Heli's Angel die mij op de schouder tikt.
"Sorry, jongeman. De meccano staat achter de bar." "Dit is Herman. Hij zat bij mij op de kleuterschool." "Geweldig,"
zei de man en draaide Nel aan haar schouders om en duwde haar naar de uitgang. Ik bleef bedremmeld staan. Applaus klonk op.
Spannende Sara van de kostschool met haar gitzwart opgemaakte ogen en haar boothals stond voor me. Vleide zich in mijn lege
armen. Glimlachte toen ze voelde hoe het met mij stond.
Toen ik 22 was, was Nel dat ook. Zag haar toen ik op de trappen stond van het stadhuis. Uit een ooghoek. Terwijl we op de foto
gingen, mijn bruid en ik. Nel, Nel. Ze stond stil. Keek naar het tafereel. In haar ogen zag ik een glimp van herkenning.
Ze zag er verloren uit, stapte achterop bij een zoveelste gozer op een motor. Daar ging ze. Ze verdween om de hoek van het
stadhuis. Mijn kleuter-bruid. "Wil de bruidegom ook even glimlachen? Je trouwt per slot van rekening maar één keer." Zo'n
fotograaf weet absoluut niet waarover hij het heeft. Even wilde ik dat ik het zadel van een motor was.
UVV
De Utrechtsche Voetbal Vereenigingwerd in 1902 opgericht. De eerste zes jaar speelde UW in het Wilhelminapark en konden de
wedstrijden gratis worden bezocht wegens gebrek aan afrastering. Het meest tot de verbeelding sprekende terrein was dat aan
Inundatiekade waar UW van 1947 tot 1956 speelde en ook de beenzwartfabriek Weduwe P.Smits en Zoon, in de volksmond De Benenkluif,
stond. Daar werden beenderen vermalen tot lijm, wat zeven dagen per week verschrikkelijk stonk. UW gaat in 2005 naar Leidsche
Rijn en is niet langer alleen voetbalvereniging. Negentig procent van de jeugdleden in de voetbalafdeling is Marokkaans of Turks,
en misschien wordt een van hen ooit net zo beroemd als de huidige bondscoach, oud-UW'er Mar-co van Basten.
MECCANO
Het constructiespeelgoed Meccano werd in 1901 uitgevonden door Frank Homby, een Britse huisvader die voor zijn kinderen speelgoed
zocht waarmee ze konden blijven experimenteren. Hij maakte metalen strips met vaste maten die hij perforeerde met gaatjes die
ongeveer 1,2 centimeter van elkaar zaten In 1907 liet Homby de merknaam Meccano deponeren. Het speelgoed werd wereldwijd een
groot succes en heel wat jongetjes speelden in de jaren vijftig en zestig met de vuurrode, grasgroene en gele metalen staafjes
en de messingkleurige boutjes en meertjes. In de jaren zeventig keerde het tij voor Meccano en de Britse fabriek ging in 1979
failliet. Nu komt Meccano nog uit een fabriek in Frankrijk en een in Argentinië.
'T KALFJE
Café-restaurant 't Kalfje aan de Biltsestraatweg is voor veel Utrechters een begrip uit hun jeugd. In de jaren vijftig en zestig
was de uitspanning een ware trekpleister, 't Kalfje had een grote speeltuin en de kinderen kregen daar extra grote glazen ranja.
Dus trokken op een mooie zondagmiddag wel zo'n man (en kind) of vijfhonderd op de fiets naar de Biltsestraatweg. 't Kalfje was
in de jaren vijftig ook het toneel van een serie succesvolle jazzconcerten onder de titel Jazz in 't Kalfje. Die concerten hielden
op toen de Utrechtse Jazzclub een werfkelder betrok onder het pand van De Sleg-te aan de Oudegracht. In de jaren zeventig ging het
mis met de uitspanning. De speeltuin was toen'al gesloten en ook het café-restaurant ging teloor. Zo rond 1974 kwam er nieuw leven
in de brouwerij, er stopten weer bussen met toeristen die de lunch in 't Kalfje gebruikten en organisaties als radio Veronica
verzorgden er popavonden. Die begonnen echter het 'verkeerde soort publiek' te trekken en begin 1976 werd het café-restaurant
op aanraden van de politie gesloten. Op 29 april 1976 brandde 't Kalfje tot de grond toe af.
PERSEPOLIS
Legendarisch is een term die vaak valt als het gaat om jazzclub Persepolis. De club werd in 1959 opgericht en was gevestigd in
een werfkelder ter hoogte van de Haverstraat. Persepolis maakte Utrecht totjazzstad nummer één en er vonden wel drie jazzconcerten
per week plaats. Op topdagen zaten er zo'n tweehonderd bezoekers in de kleine kelder. In 1963 kreeg Persepolis voor het eerst
Amerikaanse gastsolisten. Sonny Rollins, Johnny Griffin, llPhil Woods en Dexter Cordon werden begeleid door Nederlandse combo's
en dat trok publiek van heinde en ver. Maar dat publiek raakte dermate verwend dat alleen grote namen de tent nog vol kregen,
daarnaast werd de popmuziek steeds populairder en in 1967 sloot Persepolis zijn deuren.
Research: Rian van Kuppenveld