Op 1 mei 2004 verscheen in het Utrechts Nieuwsblad deel 2 van de serie Herman's Utrecht

Hoe God logeerde in de Domkerk

De Dom op.

Herman's Utrecht is een serie herinneringen van een Utrechts jochie van 59 jaar dat opgroeide in de Utrechtse Vogelenbuurt. In maart volgend jaar viert Herman van Veen zijn 60-ste verjaardag met een exclusieve voorstelling in de Utrechtse Stadsschouwburg. Dan zal Herman's Utrecht in boekvorm verschijnen. Vandaag aflevering 2:


Liep elke donderdagavond van de Kievitdwarsstraat naar vioolles in de Lange Nieuwstraat. Daar was de muziekschool van het Utrechts Conservatorium. Wandelde altiid via het Janskerkhof over het Domplein.

Dat Domplein kon er in de vroege avond voor een kleine jongen door de laaghangende zon soms heel dreigend uitzien. Groot en stil. Om die tijd vaak leeg. Een enkele fietser dook onverwacht op uit langzaam bewegende duistere slagschaduwen. Ik zette het dan op een fluiten. Dat galmde mooi. En men kon mij horen aankomen. Mijn fluiten klonk als dat van een volwassen man. Voor God was ik niet meer zo bang sinds mijn vader me had uitgelegd dat God niet anders , was dan een gedachte. Voor het kind is hij de kerstman, voor de wees een vader, voor de gevangene het licht, voor de verlegen vrouw misschien Madonna, voor de fündamendalisten de boete, voor de elfen is God het gras, voor de welp is God Simba met de manen, voor de verstandige is God het systeem, voor de grootbezitter is God het niets. Vóór mijn vaders uitleg dacht ik nog dat God in de Domkerk woonde. Herinner me Juffrouw Langhout, onze juf in de tweede klas van de Maria Montessorischool in de Monseigneur van de Weteringstraat. We zouden op excursie gaan naar de Dom. Eerst helemaal naar boven, vervolgens helemaal naar beneden. Aansluitend stond een bezoek aan de Domkerk gepland.
De heer Chris Bos zou ons rondleiden. Hij was de regelmatige bespeler van het Dom-carillon. Dat is een soort trap- en meppiano met toetsen en pedalen. Toetsen die leken op koeienuiers van hout, pedalen die op pedalen leken. Gaf je er een dreun op of een schop, dan hoorde je Iets later een klok luiden. Hij, Chris Bos, kon formidabel goed carillon spelem. Bijzonder knap. Fysiek loodzwaar, alsof iemand in twee tredmolens tegelijk zit, muzikaal onmogelijk omdat je wat je speelt altijd later hoort. Hij speelde voor de muziek uit en toch klonk het muzikaal. Petje af.
Zijn vrouw gaf bij ons op de Montessorischool zangles. Mooie vrouw vond ik dat. Was denk ik verliefd. Om bij haar in de smaak te vallen, probeerde ik te zingen als een nachtegaal met als resultaat dat ik tijdens de jaarlijkse kerstmaaltijd in de gymnastiekzaal als kerstbal verkleed Hoe leit dit kindeken hier in de kou/ziet eens hoe alle zijn ledekens beven/ziet eens hoe dat het beeft en weent van rouw' 'mocht' galmen. We repeteerden bij haar thuis. Soms was ik heel eventjes alleen met haar in de keuken. Ze raakte mijn hand aan. Om me de suiker te wijzen. Wilde wel dat de tijd stilstond. Ze had prachtig lichtblauwe ogen die als ze je aankeek, niet leken te knipperen.
Die Domtoren wilde ik wel op. Leek me wel wat. Mijn vader had gezegd datje bij helder weer helemaal tot aan Amersfoort kon kijken. En datje het kanaal kon zien. "Waai er maar niet af," zei mijn moeder. "Doe precies wat juffrouw Langhout zegt. Hou elkaars handen vast. Ga niet alleen op stap. Ik vind het maar niks." "Schat," zei mijn vader, "het is geen steiger. Overal staan oeroude dikke gotische muren." "Ja," antwoordde mijn moeder, "maar soms stort er wel eens iemand naar beneden. Stond laatst nog in de krant." "Als dat gebeurt", zei mjn vader, "dan wil zo'n persoon dat zelf." Wat hij daarmee bedoelde begreep ik niet.
Wie wil er nou 100 meter naar beneden vallen?

De Domkerk wilde ik niet in. Mijn opa, die voorprater was van de Pinkstergemeente, had mij ooit verteld dat God in de kerk woonde. En soms ook in die Domkerk logeerde. Ooit liepen opa en ik over het Domplein naar de Vismarkt om worst te kopen. Toen ik vroeg waarom de Dom zo'n stuk van de Domkerk afstond, vertelde mijn opa dat God ooit heel boos geweest was op de mensen. Zó boos dat hij een stuk van de kerk naar Vianen had geblazen. Daarom waren ze nu uit elkaar. Mijn vader had gezegd dat je bij helder weer helemaal tot aan Amersfoort kon kijken.

"Waarom was God zo boos," vroeg ik. "God was woedend op de mensen in de kerk omdat ze andere dingen zeiden dan ze deden. Ze zongen wel van Vrede op aarde, maar sloegen elkaar telkens weer de hersens in. De mensen jokten. En God die alles zag, wilde die mensen een lesje-van jewelste leren." Ik was bang voor die God. Bang, omdat hij alles zag. Ook het remspoor in mijn onderbroek. Dat vond ik niet leuk. God wist alles voor ik het wist. Smeerde ik een bul onder de stoel dan zag God dat. Pikte ik een speculaasje en bouwde ik in de koekjestrommel een architectonisch wonderwerk van speculaasjes zodat mijn moeder niets zou merken, dan had hij het gezien. Liep ik de hele dag met een schuldcomplex. God was altijd sneller dan ik. Dacht ik iets dan had hij het al gedacht. Lachte ik dan lachte hij me vóór. Was ik verdrietig dan snikte hij mee. Keek bij alles wat ik deed toe. Ik was nooit alleen. Altijd was die gluurder er ook. Zogenaamd zonder mening. Nou ja, zeg, dank je de koekoek. Stelde me God voor als een man met overal ogen. Waar mijn neus zit, zat bij hem een giga-oog. Waar mijn zaakje zit, hing bij hem een trosje ogen. Een soort kalkoen. Mij kreeg je dus met geen stok in die Domkerk. Toen we met Juffrouw Langhout van de Domtoren kwamen en overstaken om naar de kerk te lopen, heb ik me met kloppend hart onder een groentekar verstopt. Kon tussen de wielen door zien hoe de kinderen van mijn klas in de kathedraal verdwenen. In mijn hoofd hoorde ik een geweldige, strenge stem die zei: "Al verander je in een bloemkool, ik zie je toch wel, Herman." Toen ik dit verhaal laatst tijdens onze voorstelling in Groningen voorlas, kreeg ik een e-mail van een man. Hij vond dat ik God belachelijk had gemaakt door hem te vergelijken met een kalkoen. "Mijnheer, ik kan toch alleen maar mijzelf belachelijk maken? Stel u voor: Herman van Veen."


De Domkerk.
De Domkerk - gebouwd in 1254 en 35 meter hoog - is met 180.000 tot 200.000 bezoekers per jaar een van de grootste publiekstrekkers van Utrecht. Bezienswaardig zijn naast gebrandschilderde ramen en muurschilderingen, de fraaie bronzen deuren uit 1996 met daarop de werken van barmhartigheid. De Domkerk is de enige in gebruik zijnde kerk zonder middenschip: dat ging op 1 augustus 1674 door een orkaan tegen de vlakte. In het kader van het 750-jarig bestaan van de Dom zal vanaf 6 mei een tijdelijk middenschip van 260.000 kilo steigerbuis verrijzen.


Het DOMCARILLON
De oorspronkelijke beiaard van de Domtoren bestond uit 35 klokken en werd in 1664 gemaakt door de klokkengieters Francois en Pieter Hemony. Op dit moment telt het carillon 50 klokken: 34 van de gebroeders Hemony en zestien klokken die in 1972 als onderdeel van een grote restauratie door de Koninklijke Klokkengieterij Eijsbouts uit Asten gemaakt zijn. De stoel waarin het carillon hangt, staat in het achtkantig bovenstuk van de Dom op zo'n 80 meter hoogte. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden het carillon en de luiklokken voor de Duitsers verstopt in kelders en op de zolder. .


Chris Bos
Chris Bos was van 1954 tot 1 november 1985 de officiële stadsbeiaardier van Utrecht. Voor het eerst bespeelde hij het Domcarillon op 31 augustus 1945, de verjaardag van de toenmalige koningin Wilhelmina. Bos was naast een landelijk geprezen beiaardier ook de uitvinder van het vak 'schoolmuziek', de opleiding voor leraar muziek in het middelbaar onderwijs. Hij doceerde dit vak vele jaren aan het Utrechts Conservatorium. Bos speelde van alles op het Domcarillon - Bach, nummers uit de top 100 en zelfs de Internationale op de verjaardag van een verstokte socialist. De laatste keer dat Chris Bos op een beiaard 'timmerde' was in 1992, hij was toen 72 jaar oud Chris Bos overleed in 1995.


De KALKOEN
De Meleagris gallopavo oftewel de kalkoen leeft in het wild in de Verenigde Staten en Mexico en wordt over de hele wereld gefokt voor zijn vlees. De kalkoen is een hoenderachtige en maakt een klokkend geluid. Het mannetje heeft een opvallende kale, blauwgekleurde kop met rode lellen. Een kalkoen wordt 1,2 meter lang en weegt zo'n tien kilo. In een nest van dorre bladeren legt zij 15-18 eieren die in 28 tot 30 dagen worden uitgebroed. De dieren zijn op hun tweede jaar volwassen en kunnen zestien jaar oud worden.

Research: Rian van Kuppenveld

Reacties
Reacties van lezers op Herman's Utrecht zijn van harte welkom. Dat is alleen schriftelijk mogelijk, het liefst per email. U kunt uw reacties/herinneringen sturen naar hermanvanveen@un-ac.nl of per post: Utrechts Nieuws-blad/Amersfoortse Courant, Postbus 500, 3990 DM, Houten onder vermelding van Herman's Utrecht. Bij publicatie kan het nodig zijn uw bijdrage in te korten.