Henriëtte Posthuma de Boer schreef in "Preludium" van oktober 2003.

Laveren tussen consonanten en dissonanten

INTERVIEW MET HERMAN VAN VEEN


Als sprookjeskoning over een volk van louter muzikanten keert Herman van Veen terug in het gebouw waar in 1969 zijn carrière van start ging. Deze maand neemt hij het publiek (van "zeven tot honderdenzeven") in de Grote Zaal (van het Concertgebouw Amsterdam) mee op ontdekkingsreis door de muziek" Für Elise, een symfonisch sprookje. Preludium spreekt met hem over muziek, maatschappelijke betrokkenheid en de moeizame balans tussen chaos en harmonie.

Herman van Veen scheert in zijn werk langs vele disciplines, maar ziet zichzelf toch vooral als klassieke harlekijn.
Daarom heet mijn organisatie ook Harlekijn. De wortels van wat wij doen, liggen in de commedia dell'arte, in de middeleeuwse Minnesänger. Mensen die een brug slaan tussen maatschappij en kerk of koning, die een karikatuur maken van het dagelijks bestaan. Een soort legale gekken, maar ook de kunstenaars die de menselijke beschaving maken. Kunstenaars zijn toch de pioniers die proberen het onmogelijke mogelijk te maken, het onbegrepene uit te leggen. Maar ook een wetenschapper kan een kunstenaar zijn, op het moment dat hij zijn grenzen verlegt en zijn creativiteit loslaat op zijn vak.

Hoe is Für Elise tot stand gekomen en voor wie is het bedoeld?
Naast het zingen voor grote mensen, heb ik me altijd beziggehouden met maatschappelijke problematiekjes en heb ik mijn professionele bestaan altijd gelardeerd met projecten die daarmee te maken hebben. Onderwijs - want ik wilde eigenlijk onderwijzer worden - en gezondheid - want ik wilde eigenlijk dokter worden. Als ik tenminste geen artiest was geworden. Ik heb ook als ambassadeur van Unicef altijd nagedacht over consonanten en dissonanten, tussen chaos en harmonie, en heb geleerd dat die elkaar in stand houden. Waar het om gaat is een weg te vinden tussen die twee fenomenen door. In alles wat ik schrijf, zeker voor kinderen, gaat het om uitersten: rijk en arm, duur en goedkoop, mooi en lelijk. Dat is ook de basis voor FÜR ELISE, een verhaal over een koning tegen wil en dank, die zo heerlijk kan indommelen bij klassieke muziek. Tot hij iets op de televisie ziet waardoor hij niet meer kan slapen. Zelfs niet meer wil slapen, uit angst voor een droom waarin dat beeld terugkeert. Hij wil daarom ook geen muziek meer horen, tot ontzetting van zijn volk, dat uit muzikanten bestaat. De koning heeft een broer die op de troon aast en die, hoewel hij muziek haat, wil dat er overal muziek klinkt, zodat zijn broer langdurig inslaapt en hij koning kan worden. Nu hebben die muzikanten allemaal hun eigen manier gevonden om Bach, Mozart of Brahms te spelen, hun eigen arrangementen. Het is het dus nèt niet - de echte harmonie ontbreekt. Tot een kind vraagt: waarom spelen we Bach eigenlijk niet gewoon zoals het geschreven is? Dat culmineert in een vredig concert, waarbij de koning rust vindt. Daarna verkoopt hij zijn kasteel en wordt muzikant.
FÜR ELISE is geschreven voor mensen van 7 tot 107, en behalve een mooi sprookje ook een ontdekkingsreis door het symfonieorkest en langs verschillende componisten. Ieder instrument krijgt een eigen persoonlijkheid. De leden van het Gelders orkest zijn dan ook gekostumeerd, omdat muziek ook is om naar te kijken. Draagt u een boodschap uit? Een boodschap heb ik niet. Zoals in alles, laat ik alleen de absurditeit van wetmatigheden zien. Je zingt een lied over bijvoorbeeld een scheiding en je weet dat er iemand in de zaal zit die morgen gaat trouwen. Dat wringt, daar ontstaat drama. Dat is ook het prachtige in muziek, het kapseizen van het akkoord. Maar hoe ontstaat dan dat effect? Het is een subjectieve belevenis. Waarom muziek ontroert, heeft alleen maar met jou te maken. Wie en in welke omstandigheden ben jij op het moment dat je die muziek hoort? Als er een tijdje niemand dood is gegaan, heeft Bach echt een andere betekenis voor je. En dan is er het technisch fenomeen, waardoor bijvoorbeeld een viool zo anders ontroert dan een trompet. Dat heeft te maken met het hese karakter van die snaren, die hars en dat paardenhaar. Dat zit in het gebied van onze ademhaling. Zit muziek in dat borstgebied, dan worden we geraakt.

Hoe belangrijk is klassieke muziek in uw leven?
Enorm belangrijk. Ik draai bijna uitsluitend klassieke muziek. En dan bij voorkeur renaissancemuziek, Palestrina, Monteverdi, Pergolesi. Het komt ook voort uit mijn voorliefde voor kerken en een bepaald soort licht.

U gelooft?
Een god kan ik niet articuleren, maar ik heb een ongelofelijke, bijna religieuze bewondering voor wat ik niet begrijp. Met de jaren kom ik tot de ontdekking dat er meer moet zijn dan wat zichtbaar is. Als ik denk aan de dood van mijn moeder… het beeld dat zij naliet, was dat ze ergens heenging. Daar was ze van overtuigd, terwijl ze absoluut niet religieus was. Er zijn momenten in het bestaan die dermate magistraal zijn, dat het je begrip te boven gaat. Vandaar mijn voorkeur voor de muziek die zijn wortels heeft in de religie. Omdat de mens daarin afweziger is. In de romantiek wordt de mens actief. Dan wordt het vidie. Dat heeft tot fenomenale resultaten geleid, maar het is minder objectief en ik vul het graag zelf in. Schubert, Mozart, Bach, de heilige drie-eenheid zeg maar. Schuberts romantiek zit 'm in het feit dat hij realist was: ziek en berooid was hij dankbaar voor elke melodie die hij schreef, en die hij als een geschenk ervoer. Zijn muziek is heel natuurlijk, een cadeau aan de wereld. Ton Koopman en ik hebben ooit het idee gehad om een opera samen te stellen uit de liederen van Schubert. Dat had heel mooi kunnen worden.

Welke kunstenaars hebben u geïnspireerd?
Charlie Chaplin en Jacques Brel. Chaplin vanwege zijn fenomenaal politiek/maatschappelijk inzicht, Brel vanwege zijn machteloze passie. Zij zijn echt twee gidsen voor mij geweest, en nog steeds. Ik denk vaak: hoe zouden zij dat hebben opgelost of gedaan?

Hoe run je een organisatie als Harlekijn, en onderhoud je al die hectares rondom dit grote huis, terwijl er toch veelvuldig gereisd moet worden?
Ik ben vanochtend heel vroeg opgestaan en heb drie uur gemaaid. Op een mooie rooie tractor. Mijn kleinzoon noemt mij dan ook opa tractor. In de tuin werken is voor mij ontspanning, je kunt aan niets anders denken. Het bedrijf als zodanig is niet altijd even makkelijk, maar ik heb een fantastisch team.

Hoe ziet een gemiddelde werkdag eruit?
Thuis of op tournee, ik begin altijd met een krant en een goed ontbijt. Dan ga ik zo'n anderhalf uur wandelen, in een stad of in de tuin. En om een uur of twaalf begint de werkdag en die loopt door tot twee, drie uur 's nachts. Schrijven, afspraken, telefoongesprekken. Vioolspelen doe ik alleen als ik op tournee ben. Als ik mijn vioolkast pak, pak ik geluk op. Hij zit vol met foto's en spulletjes. Die krijgen eerst allemaal een kusje als ik ze uitpak in het theater. Anders kan ik niet gaan spelen.

Wat zijn de plannen voor de nabije toekomst?
Na de vakantie ga ik terug naar Parijs, voor een serie voorstellingen. Dan doe ik FÜR ELISE met Het Gelders Orkest en daarna speel ik de hele maand december in Berlijn een voorstelling die heet LACHEN VERBOTEN, met in de hoofdrol mijn Alfred Jodocus Kwak. Eind januari begin ik aan een toer door Nederland.

Zijn er nog onvervulde wensen?
Toen ik klein was mocht je een wens doen als je een ster zag vallen. Dan wenste ik altijd vrede. Die wens is helaas niet vervuld, maat het blijft wel een wens. Mijn ultieme droom is met de mensen die me nu omringen door te kunnen leven zoals het nu gaat. En gewaardeerd te worden om wat ik doe en wie ik ben. Ik geloof dat je altijd het beste bent in datgene wat je het leukste vindt. En dat is wat ik doe.

Na dit gesprek gaf Herman van Veen mij een rondleiding door die onafzienbare, prachtige tuin, waar hij elke boom en elke bloem kent en herkent. Een ontroerende ervaring, misschien wel zoiets als het kapseizen van het akkoord.

7 oktober Grote Zaal
Het Gelders Orkest
Erik van der Wurff - dirigent
Für Elise - een symfonisch sprookje