Uit: People & Music magazine (Van Leest)- april/mei 2001 - tekst RBe

Platenkast van Herman van Veen



Een harde werker, een duizendpoot, een musicus, een dichter, een schrijver ook. Violist, zanger, filmmaker, fondsenwerver, cabaretier chantant. Met ook nog eens 117 platen en cd's op zijn naam. Zelfs al houd je niet van zijn werk, zijn stem of zijn teksten, dan rest nog niets minder dan bewondering. Altijd aan het werk, altijd op reis, zo lijkt het. Ook nu. Op tournee diep in Duitsland tot in de zomer.

Dan in juni naar Frankrijk en Zuid-Afrika. Daar tussendoor gelukkig ook nog een weekje in het Amsterdamse Carré, om dan na de zomervakantie in september weer snel tot het eind van het jaar in Duitsland te spelen. Opzij, opzij, opzij...
"Hoor je de ander niet, dan speel jij te hard."

"Utrecht, 14 maart 1945, vier uur in de ochtend. Ondanks het uitgaansverbod - het was nog oorlog - sprong mijn vader op zijn fiets zonder banden en trapte zo snel hij kon op de pedalen. Op de bagagedrager hobbelde mijn moeder en klemde zich aan hem vast. Met moeite bereikten ze hun doel, haastten zich de trap op naar de ingang van het Stads- en Academisch Ziekenhuis en op de voorlaatste trede gebeurde het: ik trad voor het eerst op. Woog negen pond en volgens mijn moeder had ik de longen van een bootwerker." Aldus Herman van Veen in zijn mini-autobiografie Het Leven Is Een Wonder.

Verwondering en leven, uit alle macht, die grote longen aangewend tot de liedkunst, kenmerken Herman van Veen. Zingen hoort vanaf die eerste schreeuw bij het leven. "Mijn vroegste muzikale herinnering? De stem van mijn moeder. Zij zong vaak en mooi." Zelf liep Van Veen al even vaak te zingen. Of te fluiten. Ook en vooral op school. "Tot grote ergernis van meneer Mok. Hij ritselde een viool, op die manier kon ik mijn fluiten omzetten in spel."

Gevolg: muziekles op de Utrechtse muziekschool en later het conservatorium. Voor het eindexamenfeest organiseerde Van Veen een cabaretavond in Bloem's Wijnkelder met Laurens van Rooyen, Erik van der Wurff en Marijke Bosma: cabaret chantant Harlekijn. Een groot succes, al sprak de zanglerares er schande van. Dáárvoor had ze hem toch niet opgeleid? Na de diploma-uitreiking werd besloten met Harlekijn door te gaan en de rest is, zoals dat heet, geschiedenis.

In zijn kinderjaren waren er nog geen platen in huis. "We hadden alleen een radio met een geheimzinnig oog. Ik herinner me vooral nog uitzendingen als De bonte dinsdagavondtrein, Monus de man van de maan, en De Familie Doorsnee. Verder had muziek in mijn jeugd meestal met een of ander feest te maken. De buurt- en straatfeesten, de bevrijding, de dodenherdenking, het zingen in de klas, de schoolkoorzang op het Domplein." Voor platen was er lang geen geld. Tegenwoordig is Van Veen zoals hij zelf zegt "een echte scharrelaar. Altijd op zoek naar iets moois".

Nogmaals uit Het Leven Is Een Wonder: "Op verjaardagen werd alleen over vissen en de oorlog gesproken. Iedereen zat dan in een grote kring. Mijn opa had het eens over Johan Buziau, die kort voor het uitbreken van de oorlog met een portret van Adolf Hitler over het toneel van Carré heen en weer gerend zou hebben, aan het publiek vragend: "Waar zullen we hem ophangen?" Toen ik dat hoorde wist ik: ik zou geen indiaan, maar Buziau worden (...). Op een zaterdag, ik was zestien, liep ik langs de schouwburg en zag Toon Hermans, die zich naar een open cabriolet begaf. Het had geregend en de zwarte verf van de vioolkist gaf af. Onder het praten met Hermans legde ik mijn hand op de flank van zijn witte auto en zag tot mijn schrik mijn zwarte vingerafdrukken op de smetteloze wagen. In mijn herinnering heeft Hermans een hele middag met mij staan praten." Toon Hermans heeft een wezenlijke indruk op Van Veen en zijn werk achtergelaten. De LP Tien Toon om precies te zijn, net als Ne Me Quitte Pas van Jacques Brel natuurlijk. "Naast Nat King Cole, Edith Piaf en Nina Simone, was Brel een aanleiding om te gaan zingen èn door dat te doen ook gelukkig te zijn", aldus Van Veen. "Brel was een beetje een godfather voor mij. Ik speelde voor het eerst in het Olympia in Parijs, het regende, het bouwen van het decor schoot niet op, ik liep te zeuren. En meneer Boris, de directeur van het Olympia, met wie ik een blokje om liep, werd pissig. "Brel heeft vijftien jaar moeten wachten om hier te kunnen staan", zei hij. "Jij speelt vijf jaar in Frankrijk, spreekt nauwelijks de taal, hou op met emmeren." Ik schaamde me diep."

Als ik Van Veen vraag wat een goed lied is, volgt een antwoord dat net zo goed uit Toon Hermans' koker had kunnen komen: "Een goed lied is als een schilderij. Je verdwaalt en verliest je in een wereld die dan ook de jouwe wordt."

Het schrijven van teksten is een cruciaal aspect van het werk van Van Veen. Ook bij het luisteren naar platen van anderen, probeert hij altijd heel goed naar de tekst te luisteren. In zijn eigen teksten lijkt elk woord weloverwogen geplaatst. Alle opsmuk is verdwenen, geen letter te veel. Het verhaal of de visie in kwestie wordt teruggebracht tot de essentie. Van Veen: "Ik heb een taal gevonden die mijn waarden vertegenwoordigt. Op een manier zoals Maurice Druon dat ooit met een uitspraak weergaf:

'De taal transporteert de ziel'. In mijn liederen ontbreekt het vocabulaire van de voor- of tegenstanders der politiek. Mijn teksten zijn noch propagandistisch noch polemisch, nooit cynisch en als ze al ironisch zijn, dan toch nooit kwetsend. Ze moedigen de luisteraar aan op te staan, een signaal te geven waar de maatschappelijke balans in gevaar komt. Ingepakt in muziek zijn het schilderijtjes die de werkelijkheid van alledag direct en onbarmhartig uitdrukken."

"Hoe hard je ook zingt, je overstemt de oorlog niet", luidde een van de openingsregels van uw Wiegeliedje, een tekst van Freek de Jonge. Wat is, denkt u, het belang van muziek in de maatschappij? "Muziek is beschaving, waarachtige beschaving. Muziek is meer nog dan welk maatschappelijk systeem democratisch. Hoor je de ander niet, dan speel jij te hard."

"Een winterkoning zingt, de kist zakt, men is ontroerd, maar niet teveel, de tijd dringt." (uit: De Slag Bij Daarom) zong u ooit. Welke muziek ontroert u tot tranen toe? "Ik heb iets met Eric Clapton en met de oude Band van Bob Dylan. Maar het kan ook een stuk zijn van Bach."

Uw werkterrein strekt zich uit tot ver buiten Nederland en u zingt en spreekt dan ook in vier talen. Wat zijn de grootste verschillen? "Het Nederlands zit nogal in de keel. Het Duits bevindt zich veel meer in het borstgebied. Het Frans is gemaakt voor het hoofd. Het Engels lijkt wel een combinatie, als het ware van alle markten thuis. Misschien is dat karakteristiek voor een eiland." Van Veen's muzikale smaak is ook een combinatie van van alles, zo blijkt uit zijn platenkast. "Ik ben een alleseter, heb werkelijk een ratjetoe staan, waarbij ik moet zeggen dat ik aanzienlijk meer klassieke dan lichte muziek bezit."
De soort geluidsdrager is daarbij voor Van Veen niet onbelangrijk. "Op de een of andere manier lijken lp´s meer sfeer te hebben. Het is natuurlijk onzin, want het is maar een ding. Maar toch gebeurt er meer met het geluid. Op een cd heeft stilte een andere betekenis." U maakt ook films. Kan filmmuziek eigenlijk wel zonder de bijbehorende beelden? "Nauwelijks, maar als je filmmuziek hoort tijdens een film is ze niet goed. Filmmuziek hoort als licht te zijn waarin de acteur staat."

Van Veen is veel op reis, maar neemt dan vreemd genoeg geen muziek mee. "Er is geen muziek om prettig in bus, vliegtuig of auto mee te reizen", stelt hij kort. Tot slot toch gedwongen om op reis naar het spreekwoordelijke 'onbewoonde eiland' slechts vijf stukken muziek mee te nemen en daarmee de rest van zijn dagen te slijten, kiest Van Veen zonder uitleg voor Stabat Mater en Salve Regina van Pergolesi, Ne Me Quitte Pas van Jacques Brel, Non, Je Ne Regrette Rien van Edith Piaf en Imagine van John Lennon. "En van mezelf Maarten Maarten." Dat mag.