Tjitte Faber schreef in het maart nummer 2004 van GRN (gratis stadsmagazine van Groningen)

"Niemand vindt dit vak zo leuk als ik"

"Ik word wijzer en weet steeds minder"

Ernstig en vrolijk, nooit braaf en altijd verrassend. Talentvol muzikant en zanger, die op wonderbaarlijke wijze steeds weer zijn persoonlijke leven vertaalt in zijn shows. Herman van Veen, de harlekijn van de vaderlandse cabaretwereld. Deze maand staat hij in Martiniplaza. Voor ons aanleiding voor een interview. GRN sprak met hem over zijn drijfveren, ambities, kinderlijke verwondering en aanverwante zaken.


Ik hoorde ooit een van onze zuiderburen, na het zien van een van uw shows, u typeren als 'een zeer begaafd pias'. Zelf gebruikt u vaak het woord 'harlekijn'. Wat heeft u met dat beeld van de harlekijn?
"Ja, dat heeft te maken met toen ik studeerde. Ik geloof dat het in 1965 was. Ik heb toen een boek gelezen over de come-dia dell 'arte en daarin werd de geschiedenis beschreven van de harlekijn. En wat ik niet wist, dat die eerste clowns eigenlijk slaven waren, de zwarte slaven die in het openbaar geslagen werden op de markt en daardoor gedwongen werden wonderlijke sprongen te maken. Op een gegeven ogenblik mocht dat niet meer en zo zijn die clownsfiguren langzamerhand steeds meer individuen geworden, personen die voor zichzelf spraken. Dus eigenlijk iemand met een soort vogelvrij karakter, een beetje zoals Tijl Uilenspiegel. En daar heb ik me altijd verwant aan gevoeld. Eigenlijk een reiziger die zingt, vertelt en grappen maakt over wat hij beleeft, in een omgeving die hem niet kan dwingen, in welke richting dan ook."

Vrijheid is dus een belangrijk aspect. Dat brengt me bij mijn tweede vraag. U staat bekend als een maatschappelijk betrokken persoon, die zich inzet voor allerlei doelen, met name ook voor kinderen. Ik vraag me af wat u daarin drijft en hoe u daar in uw werk mee omgaat?

"Het is bij mij begonnen, laat ik zeggen, dat besef, doordat mijn ouders hebben verteld wat er is gebeurd tijdens mijn geboorte. Ik ben in 1945 geboren, in het voorjaar, en zou niet hebben overleefd als er geen geallieerden waren geweest die voedseldroppings deden boven Utrecht. En naarmate ik ouder ben geworden, is mij dat steeds duidelijker geworden. Dit besef werd nog eens versterkt toen ik op mijn tiende jaar ernstig ziek werd, ik had een tamelijk beroerde nieraandoening. En ik ben toen in kolonies geweest waar de laatste tijd wel veel over wordt geschreven. Een soort rusthuis. Ik ben een jaar lang vrijwel niet naar school geweest en wederom eigenlijk ongelooflijk goed geholpen door mensen die wij ons niet permitteren konden. Dus zowel in mijn vroegste jeugd als in de naoorlogse tijd ben ik opgevangen en afhankelijk geweest van hulp van derden." Later, toen ik studeerde, heb ik eens een artikel gelezen in de Volkskrant over Unicef en kort daarna ben ik vrijwilliger geworden. Ik was toen een jaar of 17. En zo heb ik eigenlijk die organisatie leren kennen. Eerst als vrijwilliger en later als bestuurslid en nog weer later heb ik jaren in het hoofdbestuur gezeten en heb daardoor veel reizen kunnen maken en veel kunnen doen. En dat heeft zich eigenlijk ontwikkeld in een soort besef dat grote organisaties zoals Unicef en het Rode Kruis heel belangrijk zijn. Daarnaast heb ik een aantal kleinere organisaties opgericht om aan de directe nood iets te kunnen doen, hulp op de korte termijn. En dan altijd met het essentiële uitgangspunt 'het kind in het midden van die hulp'. Dus altijd het kind als uitgangspunt. Maar goed, ik ben 13-jaar geleden samen met Peter Ustinov en Jan Pronk in het kader van de VN aanwezig geweest bij de ondertekening van de rechten van het kind, waar alle landen hebben ondertekend dat kinderen prioriteit moeten zijn in het politieke bestel. Maar vervolgens heb ik tot mijn volwassen verbijstering moeten vaststellen dat dat met voeten wordt getreden. Zelfs in Nederland, tot mijn ontsteltenis. En ik heb een organisatie opgericht daarna, de Herman van Veen Foundation, die echt letterlijk staat voor de rechten van het kind. We proberen op alle mogelijke manieren die rechten te articuleren in de samenleving. Er is feitelijk geen enkel groot wereldomvattend juridisch apparaat dat het voor de kinderen opneemt. En dat is in mijn opinie iets dat er zou moeten komen en daar zet ik mij dus met hand en tand voor in."

Maar hoe gaat u daarmee om in uw werk op de bühne?
"Nou kijk, mijn motto is al heel lang 'leef wat je zingt'. Ik ben absoluut niet iemand die met hypotheses, parabels of metaforen werkt. Het enige wat ik kan, dat is vertellen wat we beleven met elkaar. En vertellen hoe zich dat verhoudt tot de maatschappij, en waar dat pijn doet en waar dat geluk genereert. Dus ja, mijn hele werk is altijd doorspekt met de dingen die mij dagelijks onder ogen komen. Het is, laat ik maar zeggen, altijd een subjectief verslag van mijn werkelijkheden. Iemand van 58 vertelt en zingt over wat hem bij de ballen heeft gepakt."

Iets heel anders. De ervaring leert dat uw shows worden gewaardeerd door jong en oud. Heeft u daar zelf een verklaring voor?
"Ik denk dat het te maken heeft met de vreugde. Ik hou ongelooflijk veel van dit werk. Ik weet dat het zwaar werk is, maar ik kan het niet als zodanig zien. En ik ben dan misschien niet de beste, maar ik ben wel de beste in het leuk vinden van wat ik voeten wordt getreden. Zelfs in Nederland, tot mijn ontsteltenis. En ik heb een organisatie opgericht daarna, de Herman van Veen foundation, die echt letterlijk staat voor de rechten van het kind. We probe- doe. En dat is iets wat voor zowel jonge als oude mensen herkenbaar is. Ik kan lyrisch worden over iets waar ik van hou, of iets waar ik om geef. En tegelijkertijd ook woedend over iets wat mij niet aanstaat. Het is een soort ongeremde inzet, en dat heeft eigenlijk een heel kinderlijk aspect."

Het eerlijke enthousiasme?
"Ja, want het is toch ook fantastisch. Ik ben 58 en doe dit al 40 jaar. Ik speel in de hele wereld en wordt overal gewaardeerd. Dat is toch een groot geschenk."

U zei het net zelf al even. U bent nu achter in de 50. Ik vraag me af: is het moeilijk om jezelf te blijven vernieuwen naarmate je ouder wordt? Hoe gaat u om met vernieuwing?
"Ik geloof niet zozeer in vernieuwen. Ik doe wat mij vandaag fascineert en wat ik belangrijk acht om mede te delen. Dat is niet anders dan toen ik 21 was. En het verschil zit hem erin dat ik nu vader ben en inmiddels zelfs grootvader, en dat ik geen ouders meer heb. Daarin schuilen de verschillen. En wat betreft ouder worden. Mijn ervaring als mens zegt me dat er, naarmate ik. ouder word, twee dingen gebeuren: ik wordt wijzer en parallel daaraan weet ik alleen maar minder. Naarmate je meer inzicht krijgt, krijg je ook beter zicht op wat je allemaal niet weet. En dat wordt alleen maar groter. En dat leidt tot een soort absolute bescheidenheid

Iets anders. Ik las een tijdje geleden dat klassieke muziek erg belangrijk voor u is, maar dat dat in vroegere jaren toch anders was. Hoe is dat gegaan?

"De betovering van de klassieke muziek is eigenlijk gekomen door mijn vioollerares. Ik was min of meer verliefd op haar. Niet zozeer op haar wezen als wel op haar gratie. Ik kon ademloos naar haar spel kijken. En ze heeft eigenlijk voor mij de deur naar de klassieke muziek geopend. Maar toen ik er beroepsmatig mee aan de slag ging, leerde ik een ander aspect kennen. Een soort dwangmatigheid, waar ik een ongelooflijke hekel aan had. Ik stond zo ver af van datgene dat ik wilde. En op veel conservatoria wordt het een soort steeplechase, het bewijzen van technisch kunnen en vermogen. En daar heb ik helemaal niks mee. Dus ik heb er een tijd een heel verwrongen relatie mee gehad. Maar sinds een jaar of 15 ben ik daar los van, omdat de techniek die ik heb op de viool, voldoende is om te spelen wat ik wil. En het is niet mijn ambitie om sonates van Mozart te spelen. Als het dat wel was, dan had ik nog een lijdensweg te gaan. Maar nu blijft de vreugde over."

Velen vooral jonge mensen, kennen u van het wakkere eendje Alfred J Kwak. Ik vraag mij af hoe houdt hij zich staande in al het Pokémongeweld van tegenwoordig?
"Het is met Alfred eigenlijk zo, hij heeft maar één tekst en dat is het woord 'waar om?'. In elke aflevering, in alles wat hij doet is er altijd een waarom, en op het antwoord dat daar op volgt, vraagt hij vervolgens weer 'waarom?'. Hij is ontroostbaar nieuwsgierig. Het is iets dat je veel ziet bij kinderen van een jaar of 4/5. Die vragen ook eindeloos 'waarom'. Mijn kleinzoon vroeg vorige week uit het niets aan mijn dochter: Waarom bestaan wij eigenlijk? Een kereltje van 4 jaar! En dat is eigenlijk een typische Alfred Jodokus Kwak-vraag, waar je dan een hele aflevering aan kunt wijden of een hele voorstelling. Het zijn vragen die eigenlijk niemand kan beantwoorden, omdat antwoorden betekent dat je met je eigen verantwoordelijkheden en tekortkomingen wordt geconfronteerd. Dus komen mensen met uitvluchten, terwijl zij blijven doorvragen. En daarin schuilt volgens mij een tijdloze identificatie."

Wat is het grootste compliment dat u ooit heeft mogen ontvangen?
"Nou, ik heb een aantal mensen die bij Harlekijn, ons bedrijf, werken, en laatst heb ik per ongeluk gehoord hoe een van mijn medewerkers een interviewtje had en werd gevraagd naar mijn meest kenmerkende eigenschap. En toen was het even stil aan de telefoon en keek ze zo een beetje naar buiten, zonder dat ze wist dat ik haar zag. En zei zij: 'Onverwoestbaar trouw'. En dat is iets dat mij diep heeft geraakt."

Eind januari bent u gestart met de Nederlandse tour, en deze maand staat u in de Martiniplaza. Wat kunnen we verwachten van uw nieuwe show?
"Ik zing over een straat, een huis, een boom, een man, een vrouw, en een jongetje dat wordt geboren in het voorjaar tijdens een oorlog. En over wat er vandaag zoal gebeurt. Dat is eigenlijk in een notendop de hele voorstelling."

En dat jongetje, dat bent u?
"Dat kan ik zijn, maar dat kan ook mijn zoon zijn, of mijn kleinzoon, maar ook de buurman die net zo oud is als ik. We zouden het allemaal kunnen zijn."