Ilja Post schreef in hetnr 98 ( 5 feb 2005) van Straat Magazine

'Iemand niet kunnen helpen is het ergste wat er is'



De namen "Hilversum 3"en Alfred Jodocus Kwak "zullen voor altijd aan die van hem verbonden blijven. Maar Herman van Veen is meer dan de man achter de melancholische luisterliedjes en het pedagogisch verantwoorde tekenfilmeendje. Zijn leven lang zet hij zich al in voor het goede doel. 'Ik ben er om de mensen te laten zien dat je altijd iets kunt doen. Ook al kom je uit de Kievitdwarsstraat, vier hoog achter."

Tekst: llja Post

Maar je moet niet denken dat het iets betekent. Als je dat gaat doen, kom je in de problemen. Sommige artiesten gaan zo op in hun nieuwe Status, dat ze er letterlijk aan Jubilea zijn bij uitstek geschikt om terug te blikken. De eerste vraag voor een entertainer die op het punt staat 60 jaar te worden en reeds 40 jaar in het vak zit, ligt dus voor de hand: Waar kwam de wens van-daan om artiest te worden? Voor een kind uit een Utrechtse arbeiderswijk misschien niet de meest logische carrierekeuze? Waar hard gewerkt wordt, is vaak geen ruimte voor kunstzinnige uitspattingen.

'Toen ik kind was, zat mim vader bij het amateurtoneel. Hij vertelde mij prachtige verhalen over Johan Buziau, een Nederlands revueartiest. Een van de anekdote over Buziau heeft destijds zo'n diepe indruk op mij gemaakt. Kort voor het uitbreken van de deTweedeWereldoorlog schijnt hij met een portret van Adolf Hitler over het toneel van carre heen en weer te hebben gerend, aan het publiek vragend: "Waar zullen wij hem ophangen?" Toen ik dat hoorde wisi ik: ik zou geen politieagent of brandweerman worden, maar een tweede Buziau! Het leek mij heerlijk om politieke Statements te verpakken in kunst.'

'Toen ik oud genoeg was, schreef ik me direct in bij het Utrechts Conservatorium. Die Studie was een zegen. Heel inspirerend. Al had ik wat moeite met de klassieke manier van lesgeven. De leraar had altijd gelijk. Ruimte om te experimenteren was er niet, op straffe van schorsing. Destijds deed ik veel aan straattheater. Mijn docenten noemden dat de laagste vorm van kunst. Wanneer ze me dan tegenkwamen op straat, al huppelend en clownesk bezig, had ik de grootste moeite om uit te leggen dat het puur als oefening diende. Ik was altijd al een vreemde eend in de bijt.'

'Voor het eindexamenfeest verzorgde ik samen met wat studiegenoten een cabaretavond. Ook daar deed ik allerlei wonderlijke dansjes en vreemde sprongen. Het werd een enorm succes, alleen mijn zanglerares was furieus. Daarvoor had ze mij toch niet opgeleid. En ik zou het toch niet in mijn hoofd halen om met "die waanzin" door te gaan....'

.. ..Maar dat deed u wel en opeens was Herman van Veen een beroemdheid. U trad overal ter wereld op, van Vlaanderen tot de Verenigde Staten. Hoe ging u om met die nieuw verworven roem?
'Roem is niet verkeerd. Als je gewaardeerd wordt om de ambachtelijke manier waarop je met je werk bezig bent, is dat fantastisch. onderdoor gaan. Ik snap wel waarom sommigen toegeven aan de verleiding van alcohol en drugs. Ikzelf heb dat nooit gedaan. Ik kom uit een nuchter gezin. Maar ook ik heb lange tijd in een roes geleefd. Interviews, tv-programma's, platenstudio's, schrijven, meisjes, cafes, fans, euforie.... het werd me op een gegeven moment te veel. Er waren tijden dat ik van voren niet wist dat ik van achteren leefde. Gelukkig weerhield mijn gezin me van al te gekke uitspattingen. Bovendien ben ik niet zo'n nachtbraker. Er zijn hotelkamers geweest, waar ik nooit het licht heb aangedaan. Dan was ik zo kapot van een optre-den, dat ik meteen in slaap viel.'

In 1979 kwam uw eerste boek van Alfred Jodocus Kwak uit. Een creatie waarmee uw naam voor altijd verbonden zal zijn.Wat is eigenlijk het verhaal achter die inmiddels wereldberoemde tekenfilm eend?

'Dat is een grappig en tegelijk triest verhaal. Op een avond reed ik door de polder, toen ik per ongeluk een overstekende eend doodreed. Ik vond dat heel verdrietig. Een dag later zat ik thuis aan de telefoon, waar ik zag hoe een moedereend met zeven kuikentjes door mijn tuin waggelde. De man aan de lijn, de baas van een symfonieorkest, vroeg mij een sprookje te schrijven dat zijn orkest zou kunnen begeleiden. Terwijl ik zat te kletsen met die man dacht ik: zou die moedereend misschien haar man zoeken? En zo ja, hoe leg je een eend uit dat je een andere eend hebt doodgereden? Zo is het sprookje van Alfred J. Kwak geboren.' 'Voor mezelf zal ik altijd de man blijven die een eend vermoordde. Maar Alfred werd wereldberoemd. Er kwam van alles: een 52-delige tekenfilmserie, boeken, platen, etuis, boterhamworst.... Van al die merchandise hebben we geweldige dingen kunnen doen. De opbrengst stroomde direct door naar het goede doel. Voor mij is het duidelijk: ik ben die eend schatplichtig. Door zijn tragische dood op te schrijven, hebben veel kinderen een betere toekomst gekregen. Hoe anders was het allemaal gelopen wanneer ik hem gewoon had geplukt en gebakken?'

Uw inzet voor goede doelen is haast legendarisch. Jarenlang bent u bestuurslid geweest van Unicef. Daarnaast hebt u vier organisaties opgericht die staan voor de Rechten von het Kind: Colombine, de Stichting A.J.K., de Stichting Roos en de Herman van Veen Foundation. Vorig jaar ontving u uit handen van Nelson Mandela zelfs de "Worid Peace Flame", een symbool voor vrede en vrijheid. Vanwaar die enorme betrokkenheid bij het kinderleed in de wereld?

'De ongelijkheid in de wereld heb ik me mijn hele leven al aangetrokken. Ik weet wat het is om afhankelijk te zijn van hulp van buitenaf. Ik ben geboren in de oorlogsjaren. Utrecht, 14maart 1945,vieruur in de ochtend, sprong mijn vader op zijn fiets zonder banden met mijn moeder hob-belend achterop de bagagedrager. De trap naar de ingang van het ziekenhuis haalden ze nog net, maar op de voorlaatste trede gebenrde het: daar werd ik geboren.'

'Als baby was ik ondervoed. Echte herinneringen aan die tijd heb ik niet, maar instinctief heb ik daarvan wel wat meegekregen. De smaak van gecondenseerde melk bijvoorbeeld. Zelfs nu, bijna 60 jaar oud, weet ik nog precies hoe het smaakt. Die melk, door de Canadezen met blikken tegelijk gedropt in onze tuin, was mijn redding. Mijn redding van boven. Zonder die hulp had ik het niet overleefd. Daarvoor ben ik nog altijd dankbaar. Niet ben ik al vanaf mijn l 7de lid van Unicef.

"Mensen vragen me wel eens of ik een idealist ben. Dat ben ik niet. Ik ben een realist. Door mijn vele reizen heb ik veel ellende gezien. Mondiaal worden de rechten van het kind met voeten getreden. Kinderen worden uitgebuit of verkracht, zijn kindsoldaat of moeten werken om liet gezm te onderhouden. Letterlijk zijn zij vaak het kind van de rekening. Als ze Irak hombarderen, vragen ze niet of kleine Achmed dat goed vindt. Ze doen het gewoon. Jonge mensen die nog niets weten van Jezus of Allah, Bush of Saddam sterven zo een nutteloze dood. Ik kan het getal amper meer over mijn lippen krijgen, maar l miljard kinderen hebben geen toe-komst. Hun wensen zijn de laatste die worden gehonoreerd.'

Hoe verrot is de wereld. Zal ongelijkheid ooit hele-maal uit te bannen zijn?

'De wereld is niet verrot. Wat er wel is, is een gebrek aan respect en liefde. Er is apathie. Wie vraagt zieh nog af waarom iemand steelt? Of waarom de ene de ander in elkaar stampt? Doen ze het om zich te wreken op hun vader? Doen ze het voor hun land, hun geloof of uit armoede?Waar komt die woede vandaan? Zoveel is niet gezien. We leven in een adrenaline-wereld. Alles moet snel, alles moet nu. Mensen vergeten waar het eigenlijk om gaat. Want wil je terrorisme bestrijden, dan moet je armoede bestrijden! Wil je moord en doodslag bestrijden, neem de armoede weg!'

'Je kunt een verschil maken voor een paar mensen. Je kunt levens redden en verlengen. Iemand die daarvoor niet zijn best doet, ervaar ik als apathisch. Ieder kind heeft recht op een menswaardig bestaan. Maar hoe zing je daarover zonder de mensen af te stompen voor het leed? Ik zou wel voor duizend mensen een verschil willen maken. En dan heb ik toch al redelijk veel gedaan. Kleinschalige projecten vaak, maar wel effectief. Een waterput hier, een landbouwproject daar. Mensen helpen zichzelf te helpen. Dat is belangrijk. Want hulp die afhankelijk maakt, economische hulp, is geen hulp. Hulp moet geen excuus zijn om een nieuw afzetgebied te creeren.'

"Of ik trots ben op de dingen die ik heb gedaan? Trots is een groot woord. Eaten we zeggen dat ik fier ben op wat ik heb kunnen doen. Tijdens de NAVO-bombardementen op Kosovo ben ik samen met Freek de Jonge, War Child, deVARA en het Parool een actie gestart onder de noemer "Staakt het Vuren". Met de opbrengst daarvan konden wij per dag 30.000 kinderen van vers brood voorzien. Ik weet wat sommige mensen dan denken: "Jij bent beroemd. Jij kunt dat makkelijk". Maar dat is onzin. Vroeger in de Utrechtse Vogelenbuurt was ik net zo. Toen al hielp ik in een buurtsoos daklozen aan een stukje brood. Ik ben er juist om mensen te laten zien dat je altijd iets kunt doen. Ook al kom je uit de Kievitdwarsstraat, vier hoog achter.'

Tot slot: wat is terugkijkend op uw leven het hoog-tepunt geweest?

'Mijn hoogtepunt? Dat moet nog komen. Sterven in het harnas lijkt me een groot misverstand. Ik ga liever dood in bed, in m'n slaap, met niemand om me heen. Maar dat mag nog wel even duren, hoor. Ik ben van plan minstens l 20 te worden.'

....En het dieptepunt?

'Dat moet die hoopvolle moeder op Manilla zijn, die dacht dat ik arts was en naar mij toe stapte met haar dode kind in haar armen. Een verbijsterende ontmoeting. Ik kon niets voor die vrouw doen. Dat is het ergste wat er is. Dat beeld zal ik nooit meer van mijn netvlies krijgen. Het is een blijvende herinnering aan het feit dat we er nog lang niet zijn.'