Dine Bijnens
AVRO Bode
Herman van Veen 1968

Je kunt hem in gedachten zo voor je zien gaan : met een paraplu onder de arm, met wijde bewegingen in een happy pak. Knopen aan .het onderpand van de broek, een hip jasje. Je kunt hem zo horen zeggen : «weet je wel ». En plots duikt uit het geroezemoes van bezige mensen zijn heldere stem op de voorgrond : «Gregorius, waar ben je. Waar ben je nou, verdomme...» Herman Van Veen is zo enorm zichzelf. 23 jaar is hij. Als je blieft, 23 jaar, en zo enorm zichzelf.
Hij praat heel vlot : « Kees Verkerk heeft toch ook gezegd : «ik wil wereldkampioen worden »... Ik spreek altijd maar over sport en zo, je merkt het wel. Maar ik wil naar Broadway. »

Herman Van Veen gaat naar Broadway. Binnen afzienbare tijd. Hij weet datdit zo zal zijn, zoals hij wist, dat hij onvermijdelijk eens sukses zou hebben.» Het kan niet anders jong, de mensen voelen dat.
En het is echt niet buitengewoon wat wij doen.»
« En als je eens zo ver zal zijn en héél beroemd, en veel ge!d verdient, zal je dan nog even eenvoudig zijn ? »

« Ach jongen toch, als dat niet is, ben ik er immers niet gekomen. Al de anderen die dat niet meer hebben, zijn er ook niet gekomen. Heus niet.» Sinds enkele tijd is Herman Van Veen in Nederland naar de top geklommen. Toon Hermans heeft letterlijk van hem gezegd : « Als ik één man nog eens op Broad way zie, dan is het deze jongen.» Hif zelf zegt : « In Nederland spreken ze nu over de 'Grote Drie' én Herman Van Veen. Twee jaar geleden trad hij herhaaldelijk op in het N.K.T. te ^Antwerpen. «Ik heb wel honderd voorstellingen gegeven in België. Eigenaardig genoeg is het daar begonnen. »

«Waaraan denk je, is je sukses te danken ; aan je talent, aan je stielkennis, aan wat?

«Vijftig procent aan mijn talent, .en vijftig procent aan de stielkennis. In 'geluk hebben', daar geloof ik niet aan. En het talent, dat heb ik nou ook maar toevallig gekregen, daar zit ik persoonlijk voor niets tussen.»
We praten in zijn wagen, een lichtgrijze Re- nault, op het vliegveld van Oostmalle. Verder in de bossen zijn er opnamen aan de gang van 'Princess', een film van Herman Wuyts en Rotan Verhavert. Herman Van Veen speelt de hoofdrol. « Het is geweldig.» « Weet je, een artiest van nu, moet zich van alle mogelijke media bedienen. De mensen weten wel dat ik optreed in een zaal, maar als ze mij voor de televisie hebben gezien, herinneren ze het zich gemakkelijker. Daarom speel ik ook mee in de film.»

«Wanneer heb je de keuze gedaan, om aan kabaret te gaan doen ? »

« Ik weet niet, of je het 'kabaret' kunt noemen. Ik parodieer. Dat is het, en dat moet je kunnen beheersen.» «Ik wilde eerst zanger worden. Vanaf mijn elfde jaar speelde ik viool. En vanaf mijn tiende, wilde ik zowat .toneeltjes maken, weet je wel, met tenten en dekens. Er is geen bepaald moment geweest; dat ik een keuze heb gedaan. Het is altijd aanwezig geweest. Vader heeft dat vroeger ook gedaan. Maar met de oorlogsjaren is hij er mee moeten ophouden. Toen moesten er centen in het bakje komen. Daarom is hij zo enorm blij, dat ik het kan doen.»

Herman Van Veen liep heel het konservatorium uit. « Stielkennis is zo belangrijk. Je kunt niet zomaar op het toneel gaan staan. Om viool te spelen moet je toch ook de techniek kennen. Een voetballer gaat ook zomaar niet tegen een bal stampen. Maar het is natuurlijk onzin dat Je pas iets kunt als je zogezegd 'afgestudeerd' bent. Ik zei tegen de direkteur : « het is waanzinnig hoe jullie redeneren. Ik moet nu op het toneel gaan staat. Als je veertig 'bent is mijn tijd voorbij.» En hij deed het. Hij mocht het. «Trouwens ik kon het toch niet laten. »

Hij spreekt over theater, over muziek, over ontroering.» De mensen moeten waar krijgen voor hun geld.» En : «op het theater moet iets gebeuren. Je kunt er jezelf zijn. Als je jezelf niet bent, presenteer je niets. Dan hebberr jze je zo door. Dan speel je iets wat je zelf Wet 'bent. Kijk, als ik over een meisje een lied maak, dan heb ik een ideaalbeeld in mijn hoofd van een vrouw, waarvan ik weet dat ik ze nooit zal tegenkomen. Maar dan zing ik het met .hartstocht, met passie, dan draag ik mijn gevoeligheid over op het publiek. En het publiek voelt dat zo aan. Bah, het is een vals begrip, een onderscheid te maken tussen de zogezegde Kunst, met een grote K en de kleinkunst. Moet een Jean Ferrat onderdoen voor een Schubert ? Ik meen van niet. Maar het komt er op aan iets te kunnen. Ik bewonder een Dietrich-Fischer Diskau. Maar volgens mij is dat té af. Te perfekt. Er moet plaats zijn voor improvisatie. We moeten toch iets brengen van deze tijd, met eigentijdse middelen. Maar degelijkheid is noodzakelijk.

Je moet je stiel kennen. In het konservatorium waren we op klassieke basis intensief bezig met het verleden. Dat is onontbeerlijk. Maar het onderwijs is enorm verouderd, jongens toch, het leeft in de schaduw van zijn tijd.»
« Men verwijt Je soms, dat er geen inhoud in je stukken ligt ? »

De mensen die dat doen, hebben het niet begrepen. Die spreken over iets totaal anders. En dan stelt zich de vraag : kunnen zij, die. dat zeggen wel het publiek boeien ? Ik was ontzettend blij met de woorden van Toon Hermans. Dat is ook iemand, die het op zijn honderste jaar nog niet kan laten... »

« Ik geloof dat je gewoon moet springen. Lukken doet het altijd. Zo heb ik het gedaan. In het begin hebben we veel schulden moeten maken. Dan telefoneerde ik naar de direk- teurs van bekende theaters. Eentje zei ook te- gen mij : « ik ken jou niet. Ik heb geen tijd.» Maar van zo vlug dat over Van Veen gesproken werd, moest hij me hebben. Dan heb ik gezegd : het spijt me nou... « sorry.»

Binnenkort vertrekt Herman Van Veen naar Japan voor een televisieshow! Hij zei nog :
geld kan me niets schelen, politiek ook niet. Maar ik kan niet tegen deze verschrikkelijke middelmatigheid. En hier heeft de middelmatigheid de touwtjes in handen...»



Dine Bijnens.