TV Magazine
Roselie Kommers

Maarten Sikking: Kwakisme

31 mrt 1990

NEDERLAND 1,18.35 UUR. 'Ik was altijd een buitenbeentje, geen doorsnee hockeyer: zo'n type met een blazer. Ik zag er anders uit en gedroeg me anders. Voor mij was het hockeyen ook iets secundairs. Een rare, onnatuurlijke sport. Ik deed het om te kunnen reizen, om de wereld te kunnen zien.' Hiermee verklaart Maarten Sikking waarom het hem geen moeite kostte om in 1980 het hockeywereldje definitief de rug toe te keren. Bij dat reizen was het niet alleen de hockeybal waar hij zijn blik op had gericht: 'Samen met Hans Jorritsma ging ik op onderzoek uit om te kijken hoe de plaatselijke bevolking leefde. Dat is heel vormend geweest voor mijn persoonlijkheid. Toen ik als jochie in 1970 voor het eerst in India kwam, zag ik de krottenwijk die tegen het vliegveld aan lag, de bedelaars die constant voor het hotel en het stadion zaten en de vuilniswagen die 's morgens door Bombay reed om de lijken op te halen.


Dat maakte zo'n diepe indruk op me, dat ik dacht: "Als er ooit iemand naar me toe komt die me zegt dat ik hier iets aan kan doen, dan zal ik dat met beide handen aangrijpen.'"

Die gelegenheid deed zich twee jaar later voor. Na de Olympische Spelen van '72 kwam Maarten Sikking met Herman van Veen in contact. Van Veen liep met het plan rond om kleinschalige ontwikkelingsprojecten op te zetten. Dat leidde in '76 tot de oprichting van de Stichting Colombine, met Herman van Veen als voorzitter en Maarten als vice-voorzitter. 'Colombine is een figuur uit de commedia dell'arte. Zij bestrijdt de problemen met open vizier. Zij staat voor troost. Als symbool voor de stichting namen wij de eend Alfred Jodocus Kwak, die wil dat alle mensen het even goed krijgen.'

Dank zij de Stichting Colombine werden er verloskoffers in Afrika gedistribueerd en kwamen er acht bacterievrije kamers voor leukemiepatiënten in de Daniël den Hoed Kliniek in Rotterdam. Onlangs lanceerde Colombine de Alfred Jodocus Kwak-kleding. Wij hadden een textielfabriekje opgezet in de krottenwijk Tondo in Manila op de Filipijnen. Het probleem dat er toen ontstond was dat we wel een fabriek hadden, maar geen produkt. En zo kwamen we op het idee van de Kwak-kleding. De winst die gemaakt wordt, gaan we gebruiken om nieuwe investeringen te doen. In de toekomst willen we overal ter wereld textielfabriekjes neerzetten. Daar moet dan een grote eend in neon op komen te staan, die 's nachts brandt om te laten zien dat het goed gaat, als teken van troost. Ik noem dat het kwakisme.'

Met de kledinglijn is Maarten Sikking een half jaar lang dag en nacht bezig geweest. 'Het was een volledig nieuw vak voor me. Ik heb er echt slapeloze nachten van gehad. Iemand die de kleding koopt, moet dat doen, omdat hij weet dat hij daar een medemens mee helpt. Op die filosofie moet de kleding verkocht worden, maar de kleren moeten er ook fleurig en vrolijk uitzien en bovendien voor iedereen betaalbaar zijn. We hebben een paar figuurtjes uit de tekenfilm van Alfred Jodocus Kwak gekozen. Alfred staat voor de vrolijke kleding. Vaak is deze rood, wit en blauw, de Nederlandse eend. Henk de Mol staat voor de werkkleding zoals overals en jeans.
En dan is er nog Dolf, die staat voor de wat punkerige kleding in zwart en wit. We lopen ook met het idee rond om Kwak-sportkleding op de markt te brengen. Herman is helemaal gek van voetballen en zou wel het Nederlands voetbalelftal willen sponsoren met Kwak-sportkleding.' Intussen is Maarten Sikking, die naast zijn werkzaamheden voor Colombine ook nog een verzekeringsbureau draaiende houdt, zo ver van het hockeyen afgedreven dat hij zelfs niet naar het wereldkampioenschap heeft gekeken.

'Ik had gedacht dat ons wereldkampioenschap in '73 een doorbraak voor de sport zou betekenen, maar het is nog steeds een elitesport en ik heb het gevoel dat het zelfs weer erger aan het worden is.'



Roselie Kommers
TV MAGAZINE