Dagblad de Limburger
JOS FRUSCH

'Geef kinderen een naam, dat is wat ik wil'


Herman van Veen is inmiddels goed voor 138 ars, elf dvd's, zo'n zestig boeken en tientallen filmscenario's. Minstens zo indrukwekkend is zijn inzet voor de rechten van het kind, waarvoor hij gisteravond in Kerkrade de Martin Buber-Plaquette kreeg. "Er leven op deze wereld één miljard kinderen die geen toekomst hebben."


Ergens midden in het gesprek veert hij overeind. Zijn ogen schieten vuur. "Ik zou de wereld wel willen toebrullen: 'Als je goed voor kinderen zorgt, is er geen oorlog, geen honger. Dan is er waarachtigheid, kun je alle grote wereldproblemen oplossen'."

Naarmate het interview vordert, zijn zijn bewoordingen feller geworden. Meer krachttermen, luidere stem, grotere gebaren. Een afspiegeling van de wijze waarop Herman van Veen nu almeer dan veertig jaar strijd voert om kinderrechten op de agenda te krijgen van politiek en media. "Mijn verontwaardiging wordt groter en groter. De wereldeconomie kan het zich niet permitteren om het verschil tussen arm en rijk op te heffen. Vooral kinderen zijn daarvan de dupe, dat vind ik een ongelooflijke perversiteit. Mijn boodschap is: geef kinderen potverdomme waar ze recht op hebben. Een menswaardig bestaan, een toekomst"

De gedrevenheid heeft altijd in hem gezeten, zegt hij. Het heeft met zijn vader te maken, een socialist in hart en nieren, actief als vakbondsman, actief in het verzet. En met de broze gezondheid, waarmee hij in zijn jeugd te kampen had. Een gevolg van de eenzijdige voeding, vlak na de oorlog. "Mijn vader zei: 'Zonder de geallieerden en de kinderarts had je geen schijn van kans gehad'.
Dat vond ik indrukwekkend. Ik was schatplichtig. Toen ik zeventien was, in het tweede jaaf öp het Conservatorium, las ik in de Volkskrant een verhaal over Unicef. Ze zochten vrijwilligers. Mijn vader zei: 'Geef je maar op.' Sindsdien ben ik vrijwilliger en dat zal ik altijd blijven."

Zijn carrière in de organisatie ging snel: van de regionale afdeling tot in het nationaal hoofdbestuur, waarvan hij zestien jaar deel uitmaakte. Hij reisde als Unicef-ambassadeur de hele wereld rond, zag schoonheid en ellende. "Ik heb in al die jaren veel geleerd en begrepen over oorzaak en gevolg. Daar word je niet vrolijk vat. Economische machten staan niet toe dat corruptie van systemen boven tafel komt. Volg de geldstromen en je komt bij de oorzaak van alle ellende." Een voorval in Manilla betekende een omslag in zijn leven. Een moeder die hem haar dood kindje in zijn handen drukte. "Dat heeft mij een opdonder gegeven. Ik dacht: dit mag niet gebeuren."

Naast zijn werk voor Unicef richtte Herman van Veen een aantal stichtingen op, die zich het lot van kinderen in de wereld aantrekken: "Unicef gaat meestal over structurele hulp. Maar het is vaak een lange weg van New York naar de plaats waar de hulp nodig is. Ik bekommer me om de kleine problematiek. Als je eenmaal beseft, dat je betekenis kunt hebben voor een enkel kinderleven, dan geeft dat een enorme kick. Natuurlijk, er leven op deze wereld één miljard kinderen die geen toekomst hebben. Eén miljard! Maar grote getallen zijn een kwantiteit van kleine getallen. Zo moet je het zien. Het gaat om individuen. Geef kinderen een naam, dat is letterlijk wat ik wil."

Hij geeft een voorbeeld. In Soedan maakt aids hele generaties slachtoffers. "Hun kinderen moeten worden opgevoed door de grootouders. Ik heb een grootvader ontmoet die 22 kinderen moest grootbrengen. Hij heeft van ons kippen, geiten en een koe gekregen. Behalve dat ze daarvan kunnen eten, betekent het ook nog ongekend prestige voor die man. Het is bijna een status die hij heeft verworven."

Natuurlijk beïnvloeden zijn humanitaire activiteiten zijn werk als theatermaker. "Mijn voorstellingen zijn autobiografisch, het zijn mijn bevindingen. Ik ben wie ik ben. Zo probeer ik mijn steentje bij te dragen aan een betere wereld."
Dat kan soms heel confronte rend zijn, blijkt uit de video van zijn show Vaders. Als trotse opa zingt Herman een wiegeliedje, waarvan het refrein eindigt op: 'Wieg het nu maar in je armen, voor je het weet is het kindje groot'. Het publiek is vertederd. Maar je voelt opeens de schok door de zaal als hij de Afrikaanse versie ervan laat horen. Bijna alle woorden zijn hetzelfde, op één na: dood in plaats van groot. Soms staat het zijn werk in de weg, zegt hij. "Ik ben een periode van mijn leven zo woedend geweest, dat ik niet meer kon Sanctioneren. Ik was bang door het gevoel van machteloosheid dat je overvalt. Ik kon me daar niet bij neerleggen."

Is het niet tijd voor een hardere aanpak, voor politieke statements? Hij schudt zijn hoofd. "Ik kan het alleen via daden, niet via polemiek. En ik zie dat het werkt. Er is een oneindige lijst van kleine dingen die zijn gebeurd. Daar zijn gelukkige volwassenen uit voortgekomen. Het zijn vaak kleine projecten, maar met mondiale impact. Het kan echt. We moeten ons er alleen meer bewust van zijn dat we ouders kunnen zijn van kinderen die we niet kennen."
Hij is blij met de Martin Buber Plaquette -van de stichting Euriade, een van de vele onderscheidingen die hij inmiddels heeft gekregen. "Ze geven me telkens de gelegenheid om voor andere groepen de gedachte uit te dragen. Je komt weer in nieuwe bloedbanen."

De opbrengst van het benefietconcert komt ten goede aan de Herman van Veen Foundation en de Duitse afdeling daarvan. Er is nog veel te doen. "Het verdrag over de rechten van het kind is internationaal geratificeerd, met uitzondering van Somalië en de VS. Maar het is geen verplichting, het is te vrijblijvend. Er zou een organisatie moeten komen die overtredingen aanpakt.
Een soort Juristen zondei grenzen. Daar ga ik me sterk voor maken."



JOS FRUSCH