Helmonds Dagblad
Leo Nouwen

Herman van Veen:

"Ik wil theater maken op mijn manier"

30 november 1968

Herman van Veen, 23 Jaar, getrouwd, één kind, zoon van een Utrechtse typograaf. Doorliep de HBS A en ging naar het conservatorium, als voornaamste instrument viool. Deed eindexamen, ging, zanglessen nemen en stapte toen in de amusementswereld, wat hij eigenlijk altijd al had gewild. Steeg als een meteoor in de hemel van de lichte muze, maar maakte zich niet helemaal waar in de eerste van de vier televisieshows. Waarom dat televisieoptreden niet tot een succes kon worden, wordt misschien duidelijk uit bijgaand vraaggesprek, dat overigens werd gehouden vóór de t.v.-uitzending.


DE pauze bij Herman van Veen's programma „Harlekijn" is achter de rug; het burleske „Hun eerste woning" waarin de bruid niet op kan tegen opa's „blijvend applaus" en het uitbundige „Blonde Bert en zwarte. Bart" hebben we ook al gehad.

Dan, tegen de muzikale achtergrond van een preluderende piano, gaat Herman van Veen, rustig, haast timide, met zijn microfoon tegen de vleugel staan en begint zijn ,,Waar blijft de tijd?", het droeve en intie'me verhaal van het jonge meisje, te vroeg getrouwd, die geen tijd meer heeft voor geluk.
De zaal luistert ingespannen, ietwat verwonderd ook wel, want die sfeer is vreemd tussen al die jongensachtige uitbundigheid. Men weet er niet goed weg mee en alsof Van Veen er zich voor schaamt, want nauwelijks is zijn laatste „waar blijft de tijd?" verklonken of hij neemt als een kolensjouwer de microfoon op zijn schouder en start met zijn volgende, weer dwaze nummer: WEG is de breekbare sfeer, TERUG is de barstende vitaliteit.

De volgende middag tijdens een gesprek met Herman van Veen, wezen we daarop en zijn antwoord kwam onmiddellijk en zonder nadenken: „Ik doe dat bewust; het, liedje heeft zijn leven gehad en erweer wat nieuws, wat contrasterends. Het is zoals bij een treinreis door een landschap; steeds wisselend.
Morgen is een nieuwe dag " interumpeert de pianist, heel oude vriend en al jarenlang meedenker Laurens van Rooyen, en Herman van Veen knikt nadrukkelijk.; zo is het; tenminste zo denkt hij er ook over. Een ander voorbeeld: hij zingt op zijn manier "het volksliedje Adelein", rustig, sereen zo'n beetje op de Cecile Moerdijk toer en dan ineens, onvoorbereid vibreert de microfoon onder een enorme geluidsexplosie, men schrikt ervan. "Ook dat doie ik bewust"zegt hij, "het is een kwestie van dosren , van attent blijven, van schokeffecten.
Vergeet niet, mijn cabaret heet niet voor niets „Harlekijn", dat was een figuur, die de vorst moest vermaken en hem moest volgen in al zijn buien, in zijn goede en kwade dagen. Hij was een soort nar figuur en moest dwaze dingen doen. Ik doe — aangepast aan deze tijd en werkend met het publiek in plaats van met 'n vorst — hetzelfde; daardoor eigen ik me bepaalde rechten toe (verbreken van de sfeer, en het plotseling schreeuwen) en een enkele keer wil ik het hele spel wel eens uit handen geven en daarom daardoor blijf ik kwetsbaar, maar juist daardoor alert.

Vergis je echter niet. Ik laat dan wel pauzes, waarin plaats is voor enige improvisatie, maar zoals ik het gemaakt en uitgewerkt heb, zo werkt het — denk ik — het beste en de spanning, die ik zo creëer ga ik beslist niet kapot maken door te improviseren. Want het mag dan wel lijken dat ik zo nu en dan maar zowat op het toneel ronddool, het is daarom nog niet zo.

Wij — en dan bedoel ik Laurens van Rooyen en mezelf — zijn denkers, die andermans werk analyseren, die onszelf dagelijks oefenen in concentratie: we analyseren de beweging, de muziek en de tekst:
we praten met elkaar over de ideeën en we doen dat al zeven jaar. Het is dus echt niet zo, dat we uit de hemel op de entertainwereld zijn gevallen; er zijn jaren van studie aan voorafgegaan. Ik doe wat ik kan, ik werk, (dat mag ik van mezelf wel zeggen), optimaal en de belangrijkste zorg van ons tweeën is dat we niet voldoende nachtrust krijgen.

Ik heb het idee dat ik iets te zeggen heb en ik zeg het op mijn manier. Ik ben van een andere, jongere generatie- ik leef in een andere wereld met een andere visie en met een hoger tempo, maar de basis is nog steeds dezelfde: die van het theater. Ik heb mijn vreugde en mijn intimiteiten en daarover wil ik wat zeggen en dat op mijn manier.
Hoe mijn image momenteel is, vind ik bijkomstig: die ik nu heb, past in ieder geval bij deze periode in mijn carričre. Wie goed naar mij luistert, ervaart, dat ik niet alleen maar uitbundig ben. En vergeet niet: een jonge hond kan ook verliefd zijn!
Andere jonge mensen, die ook op het toneel staan — ik ben geen cabaretier. maar een entertainer — zitten aan hun tekst en aan de politiek vastgeklonken. Ik wil, ik moet en ik zal theater maken op mijn manier, zang, muziek en beweging op klassieke basis.
Dat wil niet zeggen dat ik niet zou willen weten in wat voor wereld ik leef; ik wil dat wel; ik wil vanuit mijn eigen ervaringen iets teruggeven; ik wil — om het wat eigenwijs te zeggen, — mijn eigen persoonlijkheid ontmaskeren.
Ik geloof in de toekomst en ik geloof ook in mijn toekomst.


geen einddoel


Meen daarom niet dat ik zo'n programma als „Harlekijn" als einddoel zie; mijn nieuwe show wordt minstens 50 pct. anders, ook wat materiaal betreft. Ik ga andere dingen doen, ik ga een grotere show maken, meer tekst en aangekleed. Het zal allemaal muzikaal nog meer geaccentueerd worden:
de muzikale parodieën blijven, kortom de muzikaliteit zal ook de basis blijven van deze nieuwe show

Misschien vind je het een beetje vreemd klinken, maar het is toch waar: met de rustige liedjes als ,,Waar biijft de tijd?" en ,,Sonate voor piano" heb ik de meeste affiniteit, die spreken me het meest aan; het kleine gebaar, de kleine stembuiging. Een maat van Menuhin en een beweging van een ballerina kunnen me ontroeren.
Moeilijk om te geloven als je mijn „Ik hou van jou met alle vier mijn poten" hoort zingen of als je mijn slotact ziet en toch is het waar. Let maar op.
Maar het shock-effect blijft, want dat is een psychologische manier van werken, die helemaal bij me past".

Wim Kan in ,,Tussen de rails":
,,Alles wat er maar in Holland op cabaretgebied geschiedt ga ik bekijken. Gisteren heb ik een brief geschreven aan een heel talentvolle jongen, die ik van 8 tot 10 uur in de Haarlemse schouwburg praktisch alleen bezig heb gezien. Deze Herman van Veen — 22 jaar — deed me van verbazing en van de lach bijna van mijn stoel tuimelen. Een prachtig talent; hij heeft een zeer goede toekomst in dit vak in handen. . . . .". Toon Hermans in Het Binnenhof;
,,Als ik een man nog eens op Broad- way zie, dan is het deze jongen. De sterkste theaterpersoonlijkheid, die Nederland m de laatste twintig jaar heeft gekend. . . . .".

Uitspraken van vaklui, die er niet om liegen en we waren uiteraard zeer benieuwd, hoe een jongeman als Herman van Veen toch nog is, daarop zou reageren. Een niet onbelangrijk deel van ons gesprek ging daar dan ook over.
Eerst heel in het kort zijn mening over de grote drie.
Toon Hermans: een eerlijke, open man die gelukkig wil zijn. Een levenshouding die hij op toneel waar maakt, dat waardeer ik zo in hem. Met zo'n man zou ik 's zondags naar het voetballen willen gaan kijken. Met hem heb ik, geloof ik, de meeste affiniteit.
Wim Kan: in hem waardeer ik vooral de rustige zekerheid, die ik soms zelfs vaderlijk zou willen noemen
Wim Sonneveld: een fantastische liedjeszanger, een der besten van de wereld".

Nu de reactie van Herman van Veen op bovenstaande nogal gedurfde uitspraken.
Het is van die twee groten natuurlijk een spontane reactie geweest maar ik ben er apetrots op. In mijn hart hoop ik dat ze gelijk hebben, maar ik word er niet bang van. Als we keihard doorwerken, dan kan 't, ik geloof dat te mogen zeggen, zonder eigenwijs te worden.

Ik heb het te druk om de kans te krijgen naast mijn schoenen te gaan lopen, maar ik zie het wel als een heilige plicht om de verwachtingen waar te maken. Het is natuurlijk fantastisch dat deze mensen dat zeggen, maar voor mij is het niet meer dan een peut in de rug. Toch geloof ik dat het me niet belet om mezelf objectief te observeren en me er bewust van te blijven dat ik nog pas aan het begin van mijn carričre sta".

Zijn optreden heeft hem alweer nieuwe kansen gegeven: toen hij namelijk in Brussel een voorstelling gaf (zijn carričre heeft in België en lange aanloopperiode gekend) kwam de Belgische filmregisseur Herman Wuyts naar hem toe en zei: .,Jij bent geknipt voor de hoofdrol in een film die ik op stapel heb staan. Accepteer je? Herman van Veen accepteerde en in. maart van het volgend jaar zal men hem kunnen zien in de rol van een fotograaf die van een fotomodel (gespeeld door de Engelse Virginia Mailer) een ster wil maken. De film gaat ,,The Princess" heten en wordt Engels gesproken.

Hij zit boordevol plannen, hij is dynamisch tot barstens toe; hij is ook zeer zelfverzekerd, maar niet op een vervelende manier,

Boven alles is hij bezeten van het theater.



LEO NOUWEN