Veluws Dagblad

'Etude F.', getuigenis van een verloren generatie

Nieuwe voorstelling Harlekijn

29 jan 1994

Op tafel ligt een foto van een schilderij. Het laat een vrouw zien: een vrouw van onbestemde leeftijd, niet mooi, niet lelijk, niet boos, niet vrolijk. Een vrouw van wie niets vast staat, behalve dat ze vrouw is. De maakster van het schilderij is de moeder van Muriel Janssens, choreografe bij het Harlekijn Danstheater.


Dit schilderij moet op het affiche komen, want het drukt de essentie uit van onze voorstelling," zegt Janssens op besliste toon tegen de andere twee danseressen van het Harlekijn Danstheater. "Kijk naar dat gezicht: onopgemaakt, abstract: een vrouw, een man? Een mens. Daar gaat het om."
Het Harlekijn Danstheater bereidt een nieuwe voorstelling voor: 'Etude F.', vorige week maandag gepresenteerd op de landelijke dansdag in Zwolle. Voor het eerst richt het Harlekijn Danstheater zich op volwassenen. Eerdere producties als 'BB de Beer' en 'Adam en Eva' werden gemaakt voor kinderen en uitgevoerd op scholen.

In eerste instantie lijkt de naam enigszins in tegenspraak met de filosofie van de drie danseressen: "Het gaat bij dansen om je hart, niet om de techniek." Een etude is immers een technische oefening. Beter te duiden is de 'F.' in de titel, die voor het Franse 'féminin' (vrouwelijk) staat. Want vrouwelijkheid is het 'onderwerp' van 'Etude F.'. Aan de basis van de voorstelling lag het idee dat het mooi zou zijn om zwangere vrouwen te zien dansen. Herman van Veen: "De vraag is dan of je dat ook letterlijk moet laten zien, of dat je het leven dragende' dat vrouwen hebben in tegenstelling tot mannen ook op een andere manier kan uiten." Uit het maken van de choreografie breidde Muriel Janssens vervolgens het thema uit tot het leven van vrouwen van haar generatie: de danseressen Gaëtane Bouchez en Cecile Lonhlon zijn net als zij rond de dertig en voelen zich deel van een 'tost generation'.

"Wij zijn opgegroeid in een tijd van onbegrensde mogelijkheden, een tijd waarin alles kon," zegt: Gaëtane Bouchez. "De Roaring Sixties en Seventies. En toen we groot waren, was het gedaan met al die mogelijkheden. Toen begon het grote gevecht: om werk, om erkenning, om een zinvolle bezigheid. We zijn rijk, maar ook arm. We kunnen alles, maar ook niets."

Die tegenstelling komt terug in de op toneel gebruikte attributen: een krant die een clochard bedekt, een oude schoen, een rode clownsneus. Muriel Janssen: "Die krant, dat is de maatschappij, die tegelijkertijd versleten is als de schoen en absurd als de neus.

Maar ik vind het belangrijk niet te veel uit te leggen. Laat iedereen zijn eigen interpretatie maar maken. Dat doen wij onderling ook: we voelen alle drie iets anders, we uiten ons alle drie anders. We dansen samen, maken dezelfde passen, maar leggen andere accenten. We beelden elk op onze eigen manier ons vrouw-zijn uit: Gaëtane maakt ronde, vrouwelijke bewegingen terwijl ik zelf veel scherper ben en Cecile eerder relaxt overkomt. Met óns drieën doen we een pas de six. En verder moet iedereen zelf een beeld invullen van wat hij ziet.'"