Leeuwarder Courant
SYTSE JAN VAN DER MOLEN

Herman van Veen in bom volle Lawei

Pias als wijsgeer en filosoof als clown

28 februari 1975

DRACHTEN "De derde keer in zeven jaar", zei Herman van Veen donderdagavond op het toneel van de Lawei. En: „U bent ouder geworden". Zo constateerde hij, sprekend tegen een bomvolle zaal. Het was aan hem te zien, dat ook voor hem de tijd niet heeft stilgestaan, uiteraard.
Maar niet veranderd is zijn kunstenaarschap, dat niet zelden overwipt van de kleinkunst naar de grote.
Nog altijd, na zeven jaar, blijkt hij een eenzame figuur op de planken, een duizendkunstenaar, een pias, die zich als een wijsgeer verkleedt en een filosoof die het gewaad van de clown over zijn schouders laat glijden. Hij springt niet meer hoog en wild, zoals in het begin, al kan hij een veerkrachtig dansje maken. Maar in zijn werk en in zijn woord is hij een springer gebleven, die de meest onverwachte dingen uithaalt en zomaar van de dwaze uitgelatenheid in de peinzende ernst buitelt.



Herman van Veen heeft een heel speciaal publiek nodig. Het is de vraag of dat er gisteren altijd wel was. Bij hem is een frats namelijk niet steeds een aanleiding om te lachen en als één ding gisteravond nog weer eens duidelijk is geworden, dan is het dat alles bij hem een weemoedige ondertoon heeft, een wat trieste wijsheid uitstraalt, ook in de meest komische nummers. Neem, b.s. die parodistische mime — alleen begeleid door enkele kostelijke halve zinnen Wilhelmus ("de prinsjes van Oranje") — van en op de wezenloze voetbalmaniak. Het is ontzetttend knap de holle gebaren, het gedrag bij de oefening en bij de wedstrijd, de onverhulde agressie en het dodelijk einde in de hartaanval zó. als een aanfluiting op de mens als denkend wezen, tentoon te stellen. Maar brengt hij niet meteen tot uiting hoe weinig opwekkend het is te weten, dat zelfs de machtigen der aarde slaafs hun offer aan God Voetbal brengen, om vooral bij de massa in het gevlei te blijven?

Herman van Veen heeft geen troon en geen ministerszetel te verliezen. Hij leeft zich uit in zijn kunst en kijkt niemand artistiek naar de ogen. Men hoeft van hem nog geen cultus te maken en om elke grimas, elke grillige inval, elke valse streek op de viool te klappen, om toch vast te stellen, dat zo'n avond een groot artist met woorden en noten, met. gebaren en geluiden speelt. Dat hij onnavolgbaar een chanson kan zingen (en hij deed een keus uit oude bekenden. maar lanceerde ook prachtig nieuw werk); verrassende wijsheden zomaar uit zijn cahier voorleest: viool, drumstel en accordeon zonder moeite bespeelt; malle gezichten kan trekken, maar ook bange visioenen, zij het met een lach. huiverend oproepen. Zoals bijvoorbeeld de korte scène over het toekomst onderwijs in computerstijl. Je blijft lachen, maar in de leraarsfiguur die ook dan nog onderscheid maakt tussen de jongen Jaques die straf krijgt en het meisje Nclleke die verliefd en met een knipoog naar haar moeder, verbaal wordt aangekropen, is iets onzegbaar tragisch.

Vreemde fantasieën, sprookjesachtige wendingen, poëtische overpeinzingen, onverwachte effecten — waaraan de combo met ook voortreffelijke solistische prestaties geen gering aandeel had, als ook geluid, licht en sober dekor kenmerkten het programma, dat van contrasten scheen te zijn samengesteld, maar ook soms de nummers als aquatinten deed vervloeien. Grandioze vondsten, speelse, welhaast absurde bewegingen, muzikale clownerieën, het was er weer allemaal, met tegen het einde een uitermate sterk nummer over , de dood, waarin het middeleeuwse thema van de dodensdans een huiveringwekkend eigentijdse vorm kreeg. Niet zo erg vrolijk allemaal, eigenlijk. In een dik Harlekijn Boek blijkt achteraf een deel van het gebodene verzameld., te zijn. Wie de teksten leest — van kleine notities tot verzen van een pagina— leert de oplossing van het fenomeen Herman van Veen. Hij is vóór alles een dichter, maar dan een die zijn verzen zingt en speelt. Daardoor is hij zo uniek.



SYTSE JAN VAN DER MOLEN