Dagbl. van Rijn en Gouwe
L.van Duinhoven

Harlekijn bejubeld

27 juni 1975

SCHEVENINGEN - Een minuut lang leek het mudvolle Scheveningse Circustheater een voetbalstadion. Een waar gejuich steeg op toen Herman van Veen het podium opwandelde om zijn programma „En nooit weerom" af te schieten.

Toen hij na afloop met zijn bekende los aan de po!s zittende hand zwaaiend het podium afstapte en tussen het uitbundige publiek door naar de uitgang liep, hadden hij en de vijf musici twee uur en 15 minuten lang een opzienbarend staaltje vakmanschap neergezet.


Overladen


Het overladen programma van niet minder dan 42 nummers was weer onmiskenbaar Herman van Veen: poëtische nostalgie in de orde van „er gaat alleen maar af en er komt niets bij". Wanneer dit soort aforis- men wordt toegepast op de talloze levensverschijnsel, dan kan men nagaan wat Van Veen allemaal overhoop haalt. Te veel om op te noemen.

Maar zodra de grenzen van de sentimentaliteit in het zicht komen, geeft hij er met zijn beweeglijk lijf een draai aan die de zwaarmoedigheid weer wat oplucht. Karakteristiek daarbij is de houding van licht door de knieën gezakt, de voeten iets naar binnen gezet, de gebogen armen horizontaal, met de handen slap afhangend of met een scheve vinger naar het publiek wijzend.

Herman van Veen heeft daarnaast zijn stem duidelijk afgebouwd, wat de gezongen nummers een bijzonder passend vervoer geeft. In de conférences echter blijven vele sleutelwoorden ondanks uitgebreide elektronische versterkingsinstallaties onvoldoende verstaanbaar, wat het publiek, toch al murw gemaakt door de overvloed van half-literair cabaret, extra belast. Ook het soms overschreeuwen van een woord om schokeffecten te forceren, zien wij niet zo zitten.

Een van de pijlers van het succes is ongetwijfeld de enorme muzikale inbreng. Zijn eigen muziek die sterk uiteenlopende sieren heeft, wordt vakkundig uitgediept door Erik van der Wurff (piano-orgel-eiektrische piano), Harry Sacksioni, van wie pas een langspeelplaat is uitgebracht (gitaar), Martijn Alsters (fluit), Hans Koppes (eufonium- tuba) en Ger Smit (eufonium- trombone).


Speelgoed


De belichting is een verhaal apart. Gerard Jongerius zet van alle kanten, dus ook van opzij, zijn al dan niet gekleurd licht daar waar het accent moet liggen, wat bij de opbouw van het programma een grote rol speelt. In die opbouw zitten trouwens ook zwakke nummers.

Van Veen als kind dat zijn speelgoed moet verdedigen, bijvoorbeeld. Daar staat echter een reeks vondsten tegenover die alleen maar van zijn hand kan zijn: een serieus ingezette fanfare die mooi (expres) uit de hand loopt, of een popconcert dat nergens op slaat, maar wel even bewijst dat de Harlekijnstal voor geen kleintje vervaard is. Dat geldt ook voor Herman van Veen zelf die enkele zeer goed overkomende viooisoli weggaf.

Een bruisende avond met een zorgvuldig afgewogen one-man- show voor een laaiend enthousiast publiek!



L. VAN DUINHOVEN