Story
Willem Duys

VOOR MIJN VUIST WEG

26 mei 1989

Kan's dagboeken

Wie hem persoonlijk heeft meegemaakt weet dat Wim Kan privé een totaal andere persoonlijkheid was dan zijn TV- en theatershows deden vermoeden. In het felle licht van een schijnwerper of binnen het bereik van camera en microfoon stond daar Neerlands grootste cabaretier, die met feilloze trefzekerheid heilige huisjes omver schopte, taboes doorbrak en hoge autoriteiten virtuoos een kopje kleiner maakte. Maar nauwelijks terug in de kleedkamer was diezelfde grootmeester weer ten prooi aan twijfels en dacht hij steevast dat 't niet leuk genoeg was geweest....



Dezer dagen is het tweede deel van "De Dagboeken van Wim Kan" ver-schenen. Dit boek omvat de jaren 1968 t/m 1983, toen hij totaal on-verwacht overleed. Het was na de gloriejaren van de oudejaarsconferences via de radio vooral de periode waarin hij eindelijk naar de televisie overstapte; het medium waar hij zovele jaren bang voor was geweest omdat hij zich niet "TV-geniek" achtte. Bovendien dacht hij dat zijn specifieke spot te verfijnd was voor een miljoenenpubliek. Wij spraken daar samen dikwijls over in onze wederzijdse woningen en soms urenlang via de telefoon. Om de een of andere reden viel ik bij mijn voornaamgenoot "in het potje", zoals dat heet, al noemde hij mij in het openbaar "een morser met zendtijd". Inderdaad deed ik alles letterlijk "voor mijn Vuist weg" en had menig on-derwerp beter gekund of boeiender. Hoe het ook zij, ik was de allereerste die zijn ultra-geheime nummer mocht draaien na zijn legendarische TV-oudejaarsdebuut in 1973. Het was luttele minuten na zijn fameuze slotwoorden over de oiiesjeik. Kan schrijft daarover. "Ontdekte kleine, nieuwe fouten. Had het graag ter plaatse overgedaan. Toen het uit was lange tijd stilte. Twijfel stond rechtop in de kamer. Eindelijk telefoon: Willem Duys. Willem: "Fenomenaal! Ongekend! TV-persoonlijkheid! Op dat moment begon ik erin te geloven."

Dat is natuurlijk leuk om te lezen. Kom ik er dus wel redelijk af in dit tweede deel der dagboeken, menige collega zal Kan's nachtelijke aantekeningen en observaties met rode oortjes lezen. Over zijn twee grote tijdgenoten, Toon Hermans en Wim Sonneveid is hij uiterst positief. Ontroerend beschrijft hij zijn emoties bij de dood van die andere Wim met een felle uithaal naar criticus Doolaard van Het Parool, die een poging had gedaan vroegere rotrecenties wat recht te trekken. Kan schrijft "Als hij maar niets schrijft bij mijn dood, want dan geef ik hem vanuit de hemel(?) nog een klap die hij op aarde al tien jaar van mij tegoed heeft.."

Ook voor Paul van Vliet had Kan veel sympathie blijkens de zin: "een aardige, zeer intelligente en intens bekwame jongen vind ik hem. Heeft zelf ook veel slapeloze nachten".
Dat Kan vooral gecharmeerd was van Herman van Veen is allang bekend. Hij gaf zelfs zijn Davids-Ring aan deze opvolger. Eerst is hij nog kritisch. Anno 1969 noteert hij: "hij herhaalt zich voortdurend en het is net of hij al zijn troeven tegelijk op tafel gooit en roept Vreet het nou maar allemaal op. Doodzonde! Zelfmoord! "Maar zeven jaar later biedt hij Herman die felbegeerde ring aan en schrijft "Hij was er totaal van onder de indruk en reaeerde zo lief, zo kinderlijk, totaal niet over het paard getild. Beiden geëmotioneerd."

Over Seth Gaaikema is de meester wat minder te spreken: "Seth beschikt over twee gebaren: breeduit met de handen en smal langs het lijf. Veel noemde Seth ook zijn eigen naam... (pag. 34)" Nog feller is hij even later 'Vrij lang geleden heeft Seth zegge en schrijve twee goede liedjes voor mij geschreven (namelijk "Kennedy" en "nee, we noemen geen namen"). De rest was zwak of slecht of voor een groot deel door mijzelf gemaakt."

Zo kan ik wel aan het citeren blijven. Maar iedereen die ook maar enigszins in het vaderlandse amusement geďnteresseerd is of in de psyche van een uitzonderlijk artiest moet morgen naar de boekwinkel voor deze uiterst onthullende en ontroerende pagina's. Met name het laatste deel, waarin Kan steeds wanhopiger schrijft over de ziekte van Corry en zijn spelen met de gedachte aan zelfmoord, is een aangrijpend document Ik denk dat Toon. de laatste van de 'Grote Drie", er net zo over denkt.