Meppeler Courant
Ton Hensen

De kleine prins is koning van Carré

26 maart 2010

Herman van Veen staat in de expositieruimte van het Museum Singer in Laren, zoals altijd in donkere kleren, haar in een mooie golf in zijn nek. Hij maakt brede gebaren alsof hij in het theater staat. Hij geeft uitleg over zijn schilderijen die er hangen ter gelegenheid van zijn 65e verjaardag. Donkere en lichte doeken die uitdrukking geven aan zijn gedachten over het gedicht Vriend van Maria Vasalis: 'Herman van Veen schildert Etude F'. Het ene schilderij telt lichte strepen en grijstinten, met verveloze stukken. Er pal naast zijn de kale plekken duidelijk minder aanwezig. 'Dit is mijn gevoel voor haar taal, over onvoorwaardelijke liefde.'


We lopen naar zijn twee lievelingsschilderijen op de expositie: de twee meest lichte doeken. Een tweeluik over leegte, afscheid. 'Als je akkoord gaat met iemands dood is de machteloosheid in een kader te vatten. Je hebt te aanvaarden.' Hij leest enkele zinnen uit het gedicht voor: 'Hij gunt mij om te leven. Als ik dood zou willen geeft hij mij gelijk.... Wat zonder hem ondraaglijk scheen, zonder een enkele verplichting, loop ik altijd in zijn richting.' Hij pauzeert even en kijkt naar zijn schilderijen. 'Begrijp je,' zegt hij met zachte, karakteristieke Van Veen-stem alsof hij een strofe van een lied declameert. 'Het is aan hem dat ikhet verdragen kan. Er komt weer licht doorheen,'wijst hij naar het schilderij. Alsof uit het fijne lijnenspel, dat een naaldbos in de ochtenddauw lijkt voor te stellen, de zon doordringt. De zon van levenskracht en hoop. 'Als ik hier ben, zoals vanmiddag, hoor ik reacties van bezoekers. Heel interessant.' Hij kijkt met zijn grote blauwe ogen in het rond, atletisch gebouwd, een jonge god van net 65. Alleskunner. Homo Universalis.

De kleur van het haar van een oudere bezoekster komt overeen met de tinten van de beide schilderijen waar Van Veen net voor stond. Ze heeft een blauwkleurige houtje-touwtjes-jas aan, waarvan de kleuren Van Veen sterk aanspreken. 'Blauw is mijn lievelingskleur.' Hij knoopt een geanimeerd gesprek aan met de bezoekster met een vrolijke opmerking over haar kapsel. Ze zou wat hem betreft de gehele expositie daar mogen blijven staan.

Al decennia lang treedt Herman van Veen op in het theatervan Singer. Hij maakt nu met de expositie een verbinding tussen theater en museum. Etude F is een reeks van zeventien schilderijen, opgedragen aan zijn vaste gitariste Edith Leerkes die het gedicht van Vasalis verwerkte in haar voorstelling 'Etude Feminine'. Daarnaast selecteerde hij als gastconservator een tiental vrouwenportretten uit de collectie van Singer Laren, als ode aan de vrouw. Hij heeft bij de portretten korte observaties geschreven. Bij een portret van de grootmoeder van de schilder Ferdinand Hart Nibbrig (1866-1915): 'Haar rechterhand als die van mijn moeder, met de duim in de palm. Het werk is gedaan. Nu wachten op het onvermijdelijke. Het heeft lang genoeg geduurd....'


Autobiografie


Zijn 65e verjaardag was de aanleiding voor het verschijnen van het eerste deel van zijn autobiografie 'Voor ik het vergeet'. Hij schrijft aan nog twee delen. Op zondag 14 maart bracht een groot aantal artiesten een hulde aan Herman. Veel talent was in Carré bijeengekomen als eerbetoon aan deze inspirerende man. 'Dat hebben we met Harlekijn al die jaren gedaan: talent begeleiden en kansen geven. Het was prachtig in Carré, kippenvel.'
'Voor ik het vergeet' vertelt het verhaal van de arbeidersjongen Herman uit Utrecht met een vader die in Meppel was geboren, maar al op jonge leeftijd met zijn ouders richting westen vertrok. Herman begon zijn imposante theaterloopbaan in 1965.
Daarnaast zet hij zich al veertig jaar actief in voor de rechten van het kind. Hij denkt en praat doorlopend in associaties, schrijft en schildert non-stop in zijn hoofd. In de expositieruimte van Singer ziet hij een bordje 'nooduitgang'. Hij glimlacht. 'Dat doet me denken aan een actie voor de Daniel den Hoedkliniek voor kankerpatiëntjes. In een van de zalen hing ook een zo'n bordje. Niet echt gepast. Dat is weggehaald'.

We staan bijna drie kwartier in de expositieruimte, die met zijn stemgeluid wordt gevuld en met dromerige gitaarmuziek van Edtih Leerkes. Een expositie als ode aan de poëzie, aan de muziek en aan de vrouw.
Theaterman, schrijver, dichter, musicus, nu ook schilder, man van het leven. 'Ik had nooit geschilderd. Na de dood van papa tien jaar geleden, ben ik het op een gegeven moment gewoon gaan doen. Zijn invloed is groot. Hij was typograaf. Mijn hele jeugd maakte hij me attent: 'kijk eens wat een mooie letters'. Of: 'dat zou ik in onderkast gedaan hebben'. Hij rook naar papier. Sleepte me mee naar musea. Hij was een man van de ogen. Ik heb zijn ogen. Hij had graag acteur willen worden, maar de oorlog kwam er tussen.' Sommige schilderijen hebben een typografische, harmonieuze indeling en zijn als het ware opgezet als een krantenpagina. 'De invloed van papa.'

'Ik heb doeken gekocht, tubes acryl,spuitbussen, kwasten, messen, borstels en ben aan de gang gegaan. Vang licht in kleur: het is alsof je sneeuw bewaart. Op een subtiele manier het moment, de impressie vasthouden. Schilderen geeft eenzelfde manier van beleven als zingen. In het zingen vertel je zo objectief mogelijk een verhaal, waardoor anderen zich een eigen beeld kunnen vormen. Dat is met schilderen net zo.' Hij staat stil voor een donker doek. 'Alles is in evenwicht. Soms werk ik met messen, scharen. Machteloosheid. Ja, heel driftig.'

Hij heeft geen enkele schildercursus gevolgd. 'Ik heb mezelf leren lopen. In heel Europa is werk van me te vinden: 270 stukken, in musea, galeries. En dat ik nu in dit voorname museum hang. Verderop hangt Van Gogh.' Hij strijkt door zijn golvende haar met een brede middenscheiding. 'Zielsafdrukken. Als ze niet in brand vliegen, blijven ze altijd.'

Herman praat en schrijft liefdevol over zijn ouders. 'Ik heb een prachtige jeugd gehad, fantastische ouders, vier fenomenale kinderen en ik hou van een aantal vrouwen. Nog steeds en dat leer ik ook nooit af,' zei hij tijdens een vorig gesprek op zijn landgoed in Soest. 'Ik mag graag een borrel drinken, hou van eten en zielsveel van mijn vak. Ik ben ervan overtuigd dat je iets kunt betekenen voor mensen die niet voor zichzelf kunnen opkomen. Dat is een beetje een rode draad in mijn leven geworden. Dat is mijn werk als kinderrechtenactivist. De positie van kinderen die het slecht gaat proberen te verbeteren. Dat hoop ik nog lang in goede gezondheid té doen. Ik ben ook niet een van de jongsten meer, maar in m'n borst klopt een jong hart.'


Confronterend


Het schrijven van zijn autobiografie vond hij ongekend moeilijk. 'Je confronteert jezelf met mensen die er niet meer zijn, je ouders, vrienden, collega's. Die ga je beschrijven, proberen te vangen in taal, wat ze voor je hebben betekend. Zo mooi het is, zo confronterend, zo verdrietig het is en toch zo mooi. Als je je moeder beschrijft, moet je af en toe je pen wegleggen en een lange wandeling maken. Zo groot was ze. Na haar dood is ze nog groter geworden. Als je ouders sterven, krijg je pas echt zicht hoe ze waren.'

Hij denkt en schrijft met veel plezier over zijn zomervakanties in Meppel en Wanneperveen. 'Dat zijn de mooiste herinneringen in mijn leven. Om de mensen. Ome Henk en tante Klaasje en de familie Braken die mij 's zomers adopteerde. Tante Femmy was een engel. Als een kleine prins werd ik ontvangen. Ik was toen een jaar of 10 en een schriel jongetje.'

Hij heeft op zijn landgoed in Soest een hertenwei met damherten en moeflons. 'Als tante Femmy mij bij het station ophaalde, gingen we eerst naar het hertenkamp in het Wilhelminapark. Ze had een papieren zak met brood bij zich. Ik voelde de natte neuzen aan mijn hand en dacht: 'later als ik groot ben, wil ik dit ook'. Dat ligt nu achter me, maar dat komt voor mij uit Meppel,' wees hij over zijn schouders naar de schilderachtige piekwaar de dieren graasden. 'Dat is wat je leven maakt.'
'Ome Henk was kapper in de Woldstraat en een geboren acteur. Hij speelde zijn rollen in zijn kapperswinkel en in de revu van MSC. Hij heeft de dood van zijn Klaasje niet overleefd. Hij is kapotgegaan aan verdriet. Als hij bij ons thuis in Utrecht op bezoek kwam, was het feest. Mijn moeder liep te zingen, mijn vader te fluiten. Ik beschrijf in het boek al die dingen die er bij mij toe doen, over de mensen die ik in mijn hart heb gesloten.'


Koffertje


'Mijn vader wist dat hij doodging. Hij was 82. Hij had een grammofoonkoffertje voor me klaargezet. Daarin bewaarde papa zijn paspoort en andere persoonlijke bezittingen. Twee jaar lang bleef het koffertje dicht. Ik kon het niet openen. Ik keek na zijn overlijden lang naar zijn handen. Ik heb de handen van mijn vader en heb op een goed moment tegen die handen gezegd: stel datje de handen bent van papa, wat zou je ermee doen? Het antwoord dat direct in me opkwam was: schilderen. Dat ben ik gaan doen.'
Drie maanden voor het overlijden van zijn vader was zijn moeder gestorven. Hij had zijn verhalen misschien wel voor de zestigste keer aan zijn '". vrouw verteld, maar ze hoorde de vertrouwde clou zo graag aan. Er was niemand meer die voor de zoveelste keer zijn verhaal nodig had. 'Ze lagen arm in arm in bed. Ze hadden elkaar in Utrecht op een brug over de Oude Gracht ontmoet. Moeder had een Verkade-toffee opengemaakt en het papiertje op de wang van de toevallig passerende Jan van Veen geplakt. 'En jou wil ik', had ze erbij gezegd.' Ze waren twintigers en begonnen een levenslange liefde. 'Ik ben een oorlogskind: maart 1945, je voeding, je hele systeem, je ouders. De oorlog was de meest ingrijpende gebeurtenis in het leven van mijn ouders. En dus ook in het leven van hun kinderen. Die oorlog is nog niet afgelopen.'

Dat is wellicht zijn motivatie zich in te zetten voor een veiligere en betere wereld. 'Onze ambitie is geen business, maar mooie dingen laten zien. Wat je je na het feest in Carré en een dag later in Antwerpen met Vlaamse artiesten en dinsdags in Keulen met Duitse kunstenaars en artiesten wel realiseert is dat je een jongeman bent met heel veel herinneringen.'



Ton Hensen