Dagblad Rivierenland
Ruud Buurman

Dromer en clown Van Veen vertelt

26 feb 2000

Als de schrijver van het boek 'Het Badhuis en andere ver halen' nou eens niet Herman van Veen had geheten, waren zijn verhalen, poezie, anekdotes en foto's dan ook in boekvorm verschenen? Dat is altijd een voor de hand liggende vraag als 'de bekende Nederlander' het spreekwoord 'Schoenmaker, hou je bij je leest' aan zijn laars lapt en uitstapjes maakt naar andere kunstzinnige disciplines.


Maar Herman van Veen heeft niet één leest, hij is clown, musicus, componist, regisseur, cabaretier, schrijver en allesdurver.
Er is iets vreemds met dit vijfde boek van Van Veen. Je moet namelijk even het juiste knopje in je hoofd omdraaien en openstaan voor de beelden die hij met zijn verhalen oproept. In het voorwoord wordt al geschreven dat zelfs het gebrekkigste voorstellingsvermogen niet kan verhinderen dat je bij het lezen van het titelverhaal over zijn bezoek als achtjarige aan een Utrechts badhuis (Ozebi?) de mannen hoort zingen.

En dat is zo. Het sterke van Van Veens verhalen is niet het taalgebruik of de spanning in de verhalen, het sterke is zijn vermogen de sfeer ervan voor je geest te halen. En dat is eigenlijk zó aangenaam dat je telkens weer aan het marchanderen slaat met je neiging het boek na het volgende verhaal opzij te leggen. Want het zijn geen betekenisvolle en diepgravende boodschappen die hij heeft opgetekend. Maar je ziet Van Veen er mee op het podium ziet staan. Je hoort het hem vertéllen.

Achter de microfoon, handen op de rug, vertellend over dat bezoek aan het badhuis, zingend wat de mannen naast hem onder de douche toen zongen en over zijn jeugd in de oneindig grote Kievitdwarsstraat. Of over Valerie die na een voorstelling in Parijs met hem naar bed wilde en toen hij zich meldde bij haar appartement zat John Denver er al. Zie hem zijn adem inhouden als hij wordt voorgesteld aan Frank Sinatra en krijg intens medelijden met Van Veen als hij auditie moet doen in Brussel voor een kindermusical, geschreven door zijn grote held Jacques Brel, die ook ergens achter in de zaal moet zitten.

Als het Herman van Veen niet was geweest die het had geschreven, waren de meeste van die verhalen gewoon aardig geweest, niet meer en niet minder.
Leuk om er eentje te lezen voor het slapen gaan. Maar ik heb het in drie uur uitgelezen en kwam er de volgende dag achter dat ik maar een paar verhalen overbodig en vervelend vond. Plus het meeste van de poëtische invallen. 'Het Badhuis en andere verhalen', opgedragen aan zijn oude vriend Willem Wilmink is niet 'het magnifieke boek' waarover de flaptekst achterop spreekt. Er staan wel verhalen in waarbij je magnifiek de dromer en de clown Van hoort vertellen. Veen hoort vertellen.

Herman van Veen, Het Badhuis en andere verhalen, Uitgeverij Fontein Baam, ƒ 24,95.



Ruud Buurman