Winschoter Courant
JOW.

Herman van Veen net als de zee:
drie keer anders ...



24 november 1980
Drie keer Herman van Veen en drie keer géén volle zaal, al leek het er zaterdagavond wel een beetje op. Dat moet minder aan de populariteit van de Stern des Jahres vierundsiebzig (er waren diverse Duitse fans onder het Klinker-gehoor) gelegen hebben als aan de toegangsprijzen: de hoogste van dit seizoen. Toegegeven: voor een one-manshow met veel artistieke medewerkers, maar toch, in deze vóór- Sinterklaastijd... Voor de groten f 27,50, voor CJP en 65-plus f 20 en voor de jeugd een tientje.. Daarbij dan nog een programmaboekje vol toch wel nuttige informatie over het haring- en walviswezen a f 3,50 (een kwartje meer dan de in augustus geldende prijs, toen de première was) én vervolgens moest het avondje-uit nog beginnen...
Nu weet je bij Van Veen wel wat er komt: alle waar is naar zijn geld, luidt het spreekwoord en dat kun je bijv. niet van het profvoetbal zeggen, waar Herman ook heel veel van houdt. Daar betaal je veel méér, met ook nog de kans op een slechte wedstrijd en ernstig aan de lies en andere edele delen geblesseerden. Daar heeft Van Veen minder last van. Goed, hij raakt ook menigmaal iemand op een gevoelige plaats en verplicht begeleidende ouders wel eens tot een uitleg aan hun vragende kleuter. Hij gaat er echter elke keer wel met hart, lijf en ziel voor los en dat wordt herkend door zijn grote en kleine hoorders.



Het bijzondere van „Onder water" is dat Van Veen gewoon delen van het ,,grote" programma gebruikt voor zijn jeugdige kijkers. Opmerkingen van hun kant worden als vanzelfsprekend - soepel in het verhaal van Jan de Haring en Listel de kwal ingebouwd:
,,,Het is niet griezelig, kijk maar, ik ben gewoon Herman met een zuidwester van plastic op". Ook dank zij de beweging rondom hem (de zes balletmeisjes, heel monter acterend zeebanket) en de onvermoeibaar pittig spelende scheepskapel bleef het tewatergelaten programma (kostelijk, die in het klompenritme verzopen autoriteit...) volle kracht vooruit stomen. 'Met tot slot van de matinee alle kinderen, die durfden, aan boord: méétrap- pelend met Herman op het toneel en met hem mee de zaal door en uit.

De; avondvoorstelling begon met „Dat tedere gevoel", uit het genre, dat hij alleen nog op verzoek zingt. En dan ook nog zó, dat hij, als bij de eerste regel het applausje van herkenning klinkt, meteen stopt om tot het volgende nummer over te gaan. Geen hiteffecten dus, zelfspot eerder: waarom ben ik zo gek om avond aan avond dit vak te beoefenen, na al het gepieker om origineel te blijven? Met inspannende solo's als het verhaal van J. van Nazareth en van jeugdvriend Kees;
danspassen en escapades in de zaal;
invallen als „ik ben een berkeboompje", een stem-test en de Brelse jammerklacht over de schaarste in dit platteland van strokarton. Kortom:
Herman van Veen blijft uniek bezig, eenvoudiger cliché, is niet te verzinnen.

In de eerste voorstelling waarschuwde hij zijn kritici, dat hij al hun recensies bewaart om hen op een in de loop der jaren gewijzigd oordeel te kunnen betrappen. Alsof Van Veen zélf niet is veranderd... Daarom deze regels:

Daar is Herman, de garnaal,
van boven al een beetje kaal;
't Lijkt wel op een laagje eelt;
Goed, je rekent daar niet op,
maar ook vis krijgt op zijn kop,
als hij in een hit-fuik zwemt,
die hem in zijn vrijheid remt.
Herman, doe het onverwachte
en schuif steeds de gedachte
aan goedkoop succes opzij.
Dan slechts valt het licht voor mij
over je te kunnen schrijven,
ook vanuit zo'n dure stoel;
dat je tedere gevoel
voor vis comica mag blijven.




Drie voorstellingen met Herman van Veen: net als de zee zijn ze. Steeds valt er een ander licht op, de afwisseling van de golfslag blijft boeien, je blijft kijken. En de oren spitsen. Want als ik nog denk aan Rob de Nijs, die eens een zaal vol kinderen zijn hits liet meeblèren, dan zijn die aandachtig naar gefluister luisterende kleinste Van Veen-fans des te opmerkelijker...



JOW.