HAARLEMS DAGBLAD
John Oomkes

Meligheid en clichématige beeldtaal in Onder Water

Herman van Veen: eigen intenties bezoedeld



24 september 1980
AMSTERDAM. — Acht jonge danseresjes van het Harlekijn Danstheater vormen een beweeglijk en decoratief element in Onder Water, de nieuwe voorstelling van Herman van Veen. Met de bijna kinderlijke verbazing die Van Veen zo eigen is en die hij altijd weer mimisch probeert te optimaliseren heeft hij zijn licht geworpen op de zee als levenbron en een verhaal geschreven dat in theatervorm zowel voor kinderen als volwassenen toegankelijk is. In een vrij uitgespitte voorstelling wordt uit de doeken gedaan hoe Jan de Haring wraak neemt op Kapitein Stoppel (Zeebonk eerste klas) uit Haringslag uit Zee, die in een haal anderhalf miljoen van zijn soortgenoten opviste.


Ter verduidelijking, de allegorische namen zijn van Van Veen en zo langzamerhand zijn zij symptomatisch geworden voor voorstellingen waarin diens taalgebruik en mimiek zo clichématig en gezocht aandoen, dat de humor die hij erin heeft willen leggen ontaard is in meligheid van een zo stuk karakter dat ik lange tijd met gekromde tenen heb zitten kijken. Toen Van Veen een kleine tien jaar geleden opkwam, had zijn ondernemende gestoei met theatrale tederheid een vernieuwend karakter, nu is hij verstrikt geraakt in zijn eigen veelvoudige getalenteerdheid. .

Als Herman bijvoorbeeld het achterbakse karakter van Lispel de kwal tekent, brengt hij diens voorkeur "Ik hou van plakken" letterlijk in praktijk door het publiek in te springen en de kleeffunctie uit te beelden. De burgervader van het plaatsje Haringslag wordt in zorgvuldig afgewogen en met Van Veens eigen articulatie uitgesproken krachttermen afgedaan als regenteske kouwekak. Zelfs platvloerse woorden krijgen dan een heel dubieus, zich tegen de schrijver richtend karakter.

Samen met zes overgebleven soortgenoten zwemt Haring Jan naar de Zuidpool om met een ver familielid (sic!), Klaartje de Walvis, de havenmond van Haringslag te barricaderen. Een soort eind goed al goed verhaal in de vorm van een dierensprookje, waarbij de danseresjes telkens de illustratie van het verhaal vormen. Van Veen flirt ook in deze voorstelling met een vaag blijvend engagement, waarbij hij als in collagevorm de suggestie van een levensfilosofie en een andere ideeënwereld lijkt te willen wekken. Slechts zijdelings worden dan items als het verlaten van het ouderlijk huis, het tijdelijk geroerd raken door ellende elders op de wereld en dergelijke aangesneden.


Welke taboe Van Veen heeft willen doorbreken door een kinderprogramma. voor volwassenen te willen schrijven is me niet duidelijk. Modieus is zijn gedrag en zijn geflirt met een bijna karikaturaal uitgewerkte beeldtaal wel. In een schitterende song, die zijn kracht ontleent aan gospel en blues, doet Herman bijvoorbeeld het verslag van twee jongeren die de maatschappij achter zich hebben gelaten, maar geen alternatief kunnen vinden. Zo'n lied ontaard in een bekkentrekkerij die het vooroordeel tegen alle negroïde , performers op dat gebied zonder eniger noodzaak versterkt.

Lang niet alles is van een bedroevend niveau in deze voorstelling, integendeel.. Veel invallen, zoals met een met vanghekken afgezet decor, interactie met het helaas niet vlekkeloos draaiende meisjesballet en tal van nieuwe liedjes hebben onmiskenbaar niveau, maar het lijkt alsof Van Veen zelf stelselmatig zijn eigen intenties bezoedelt door zich te veel spielerisch op te stellen. Zijn maffe typering van Prof. Paljas Winter von Ondernul (sic!) spreekt wat dat betreft boekdelen. Herman zal in zijn eigen, door wildgroei gekenmerkte voorstellingen moeten leren kappen.



JOHN OOMKES



Onder Water, nieuwe voorstelling van Herman van Veew. Met medewerking van Harlekijn Danstheater o.l.v. Cees Brandt en combo o.l.v. Erik van der Wurff.
Nog tot en met oktober in Theater Carré te zien met uitzondering van maandagavonden. Er zijn ook enkele matinees gepland op woensdag en zaterdag.
Carré Amsterdam, 23 september 1980.