NvhN
Ton Ouwehand

Herman van Veen ontmoet zijn publiek op het station

24 feb 1996

Herman van Veen is buitengewoon tevreden over de optredens die hij er inmiddels in Nederland heeft opzitten. Magnifiek ging het. Lieve complimenten, lovende kritieken. Maar hij had 'm van te voren wel zitten knijpen. Zou het nog gaan op Hollandse bodem? Zou hij na zo'n lange afwezigheid nog worden geaccepteerd? Bij de première kortgeleden in Bergen op Zoom maakte hij er een grap over. Hij was bang dat men hem in Nederland misschien een beetje was vergeten. Maar op weg naar de speelplek toe bleek al dat het niet 't geval was. Iedere hem tegemoet komende automobilist begon tenminste enthousiast te zwaaien en met zijn lichten te knipperen. Nee, met die herkenning zat het wel goed in Nederland, constateerde Van Veen tevreden, terwijl de radio meldde dat er een spookrijder was gesignaleerd...


"Enig," vat Herman van Veen het verloop van de vier voorgaande voorstellingen samen. "Wat me vanaf het begin op- viel was dat ik zo welkom was. Dat was voor ons allemaal een geweldige verrassing. Ik vond het heel spannend om weer een hele avond in het Nederlands te zingen. Daarom was het zo fantastisch dat ik vanaf dat allereerste begin zo'n welkom gevoel kreeg, zo'n 'ons'-gevoel. Moeilijk te omschrijven wat dat precies is. Het was er al bij het eerste liedje. De zaal was stil. Maar het was een heel specifieke stilte. Het klopte allemaal zo goed. Zoiets als een biljartbal, die goed rolt. Alsof je op vrijdag naar je moeder zou gaan en je bent er woensdag al."

De symboliek van de première van zijn eerste Nederlandse show sinds vijf jaar in Bergen op Zoom ligt voor het oprapen. De stadsschouwburg heet daar 'De Maagd'. In de voorstelling zelf grapt Van Veen dat het ook zo'n praktische stad is, met ' het crematorium vlak naast de sigarettenfabriek. Maar er waren ook andere praktische motieven om juist daar de eerste voorstelling te geven. "Ik zocht naar een plek waar de omstandigheden zo goed mogelijk waren. Afgezien van het feit dat het als verbouwde kerk een ongelooflijk mooi theater is met een heel goede akoestiek, is het ook een zaal waarvan je weet dat je daar aangenaam kunt repeteren. We weten dat de kantine daar open is en dat de koffie te drinken is. Daar heb ik naar gezocht. Als je dan toch nerveus bent, moet je zorgen dat de omstandigheden optimaal zijn."

De grote lijnen liggen vrij vast, maar voor Van Veen is bet logisch dat de voorstelling gedurende het speelseizoen verandert. "Dat is altijd zo bij mij. De werkelijkheid verandert gewoon. Er gebeuren dingen in het nieuws, die sommige elementen in een show in een heel ander perspectief kunnen zetten. De actualiteit heeft veel meer invloed op mijn programma dan men beseft. Ik maak geen feitelijk actueel programma, dat weet ik ook wel. maar geëngageerd is het wel. Wat ik op het toneel doe, heeft wel degelijk te maken met wat er vandaag gebeurt. En dat kleurt zo'n voorstelling enorm. Daarom verandert mijn show onderweg. Dat is altijd al ZO geweest. Er gebeurt altijd wel iets waarvan ik vind dat het een onderdeel van mijn voorstelling moet gaan uitmaken.
En dan dient er iets Einders voor te wijken, anders wordt de voorstelling veel te lang. Ik zi e; het als een dominospel. Af en toe vallen er blokjes van tafel, omdat er een andere tussen wordt gezet."

Try-outs geeft Herman van Veen niet. "Als je iets buitengewoon ingewikkelds op een podium doet, dan begrijp ik wel dat je dat eerst voor publiek wilt uitproberen. Maar in mijn geval is een try-out minstens zo interessant als een voorstelling. Ik vind ook dat het publiek het recht heeft om het allerbeste te zien. Daarom repeteren we ongelooflijk serieus. Dat doen we gedurende twee weken elke avond in een leeg theater. Dan doen we net of de zaal vol zit. En bij de première is de zaal dan ineens vol.
Sommige cabaretiers doen try-outs om grappen te testen. Dat begrijp ik heel goed. Maar ik vertrek veel meer vanuit de muziek. Als bij mij iets grappig is, dan is het meestal toeval. Het is zo dat ik op het podium sta omdat ik iets wil vertellen. En ook als mensen het niet zo leuk zouden vinden, dan wil ik het toch vertellen."

Herman van Veen heeft wel een beeld van zijn publiek. "Als ik op een station ben en ik zie daar al die mensen, dan denk ik altijd: daar loopt mijn publiek. Oude, jonge, leuke en rare mensen. Alles wat met de trein gaat, kan bij mij in de zaal zitten. Zo'n gevoel heb ik nooit in een winkelstraat. Daar heb je weer bepaalde mensen die naar bepaalde winkels willen. Nee, ik heb een treinpubliek." De première eindigde onlangs nog in een aardig soort verwarring. Herman van Veen had voor de dolenthousiaste bezoekers zijn allerlaatste toegift gegeven. Het doek ging dicht, de show zat erop.
Het zaallicht brandde en vanaf het podium klonk een tape met een compilatie van de melodieën, die die avond te horen waren geweest. Het was afgelopen, daar was geen twijfel over mogelijk. Honderden bezoekers met blije gezichten liepen naar de garderobe en achter het podium heerste de feestvreugde om het feit dat de eerste voorstelling sinds vijf jaar op Hollands grondgebied zo fantastisch was verlopen. Pianist Erik van der Wurff had zich al ongekleed en saxofonist Nard Reijnders had de kleedkamer zelfs al verlaten om een paar kennissen op te zoeken. Maar Van Veen hoorde een ploegje hardnekkige door- klappers en besloot toen toch nog maar een liedje te doen. Dan maar zonder Nard, dan maar zonder de optreedbroek van Erik van der Wurff. De gordijnen schoven open en daar zat Herman van Veen voor een zaal die misschien nog voor een kwart was gevuld. Het sprak zich in een mum van tijd door en zo zong Van Veen zijn slotlied voor allemaal mensen, die in de zijpaden van de schouwburg De Maagd met hun jas aan in de gangen stonden.

In het buitenland begint Herman van Veen zijn show altijd in het Nederlands. "Een soort uitleg van mijn identiteit. Ik zie het puur dramaturgisch. 'Dit is mijn taal, hier kom ik vandaan.' Dat wil ik daarmee aangeven. En tegelijkertijd maak ik daarmee het publiek duidelijk hoe lastig hun eigen taal is. In elk land is het verder ook een vol- strekt andere voorstelling. Wat ik nu in Nederland speel is voor veertig procent onmogelijk om in het buitenland te doen, alleen al door lokake aspecten. Nederland is het enige land ter wereld waar ik iets in plat Utrechts kan zeggen. Wat je op het podium kunt doen verschilt per land. Ik kan redelijk uit de voeten met mijn talen, maar ik spreek bij lange na niet zo goed een andere taal als ik mijn eigen taal spreek. Maar dat creëert tegelijkertijd mijn vrijheid. Onze kracht in het buiten- land is dat we ook weg kunnen gaan. In het begin hebben we hilarische taferelen meegemaakt, omdat ik de taal niet goed beheerste. Ik kom nu vijfentwintig jaar in Duitstalig Europa. Duits spreek ik niet perfect, maar goed genoeg. Dat geldt ook voor Frans en Engels. We spelen al zestien, zeventien jaar in de Verenigde Staten. Ik kan die talen vloeiend spreken, maar niet perfect. Als ik Frans spreek, dan begrijpt iedere Fransman wat ik bedoel, maar er zitten heel eigenaardige uitdrukkingen in. Zoiets kan mij helemaal niet schelen. Mijn Frans is altijd nog beter dan hun Nederlands, denk ik dan altijd maar."

Herman van Veen zingt vrij vaak teksten van anderen die hij zelf van muziek voorziet. "Hoe dat gaat? Heel simpel eigen- lijk. Als ik een tekst mooi vind, dan zet ik hem op de piano en dan ga ik die tekst zingen. Zo maar, zonder begeleiding, zonder een toets aan te raken. Ik zing dan zoals een kind dat zou doen. Als een kind een krant geeft en zegt: 'Zing dat eens', dan komt er vanzelf wat uit. Kinderen kunnen dat. Ik ga dan zingen wat ik lees en dat is meestal wel oké. Zo'n melodie schrijf ik dan op en vervolgens ga ik daar een heel eenvoudige harmonisatie van maken. Ik vat dat in een paar akkoorden samen. Heel eenvoudige akkoorden. Met die gegevens ga ik naar Erik en Nard. Zij gaan het dan verder stofferen, net zolang tot we het alle drie een mooi liedje vinden. Dan gaat het gezongen worden en zet ik het op een A4-tje. Meestal zing ik het dezelfde avond al. Tot ik het A4-tje ken en dan blijk ik een nieuw liedje te hebben. Op een tournee gaat zoiets aan de lopende band."
Verandert Herman van Veen weleens wat aan teksten van anderen? "Als ik dat zou willen, dan moet de schrijver het zelf doen. Ik zing veel van Willem Wilmink en ik bel hem wel eens met de vraag of ik een bepaalde zin misschien iets anders zou mogen zeggen. Dan gaat het meestal zo dat hij zegt: 'Liever niet' en dan doet hij een betere suggestie. Hij heeft altijd gelijk."

Zesennegentig cd's maakte Herman van Veen tot nu toe. Hij heeft ze allemaal keurig in de kast staan. "Ach," zegt hij bescheiden, "ik verzamel wel meer. Ik spaar ook stripboeken. Die ruggetjes van die cd's zo naast elkaar vind ik een magnifiek gezicht. Het vertelt me over een bepaalde tijd, over een stemming. Voor mij zijn het herinneringen. Maar het gaat me te ver om er eentje te gaan afspelen. Ik hoor weleens wat van mezelf op de radio, verder moet het niet gaan. En als ik een oude opname hoor, dan denk ik weleens bij mezelf: Herman jongen, wat zong je dat toch achterlijk. Dat geldt voor die hele eerste periode. Daar is mijn klassieke opleiding veel te nadrukkelijk aanwezig. Een journalist schreef indertijd dat je bij mij kon horen of een woord met een 'd' of een 't' werd geschreven. Vreselijk. Maar in die tijd stond ik daar volkomen achter. Spijt heb ik er helemaal niet van, want toen was het 't mooiste wat er bestond."

Hoe het kan dat Herman van Veen al vijfentwintig jaar over de hele wereld voor uitverkochte zalen speelt? Hij lacht: "Ik denk dat we iets moois doen. We stonden drie dagen in Parijs in Olympia. Het liep zo goed dat ze ons vroegen of we langer konden blijven. Maar toen moest ik zeggen:
'Nee, sorry we moeten naar Bergen op Zoom'."



Ton Ouwehand