HET PAROOL
Nico Merx

PLEIN

23 nov 1993

TROOST VOOR Van den Ende. De niet onverdienstelijke Britse schrijver G.K. Chesterton werd eens door een vriend meegevoerd naar een musical die op Broadway speel- de. Na afloop van de voorstelling wilde de vriend weten wat hij ervan had gevonden. Chesterton antwoordde: "Hoe prachtig zou het zijn geweest voor een slechthorende."


Voor zover ik begrijp uit de overgewaaide kritiek van de man van de New York Times, had die wat tegen de tekst. Welk een onzin. Naar een zangspel ga je niet voor de teksten. Je gaat voor de bewegingen op het toneel en voor de muziek. Al zijn de uitvoerenden tegenwoordig uitgerust met op de borst gekleefde microfoontjes, ze zijn zelden op de voet te volgen.

So what. Lees eens de libretto's na van opera's van Mozart, van operettes van Strauss en dezulken, neem Porgy and Bess: allemaal afkomstig uit de Bouquet-reeks. Of mevrouw Norman nu al zingende, met veel uithalen via ettelijke octaven herhaald, de vraag stelt waar toch het kistje is gebleven, is net zo ridicuul als wanneer dat wordt gedaan door tante Kee van de zangvereniging.

Wat allemaal niet wegneemt dat ik groot respect heb voor de reus van Aalsmeer, de held van de Transvaalbuurt. Hij heeft het toch maar geflikt. De voormalige, spullenbaas van het circus Bassie en Adriaan, de stimulator van Goede Tijden, Slechte Tij- den, de man achter Henny Huisman en Ron Brandsteder en, niet te vergeten, achter mijn dierbare vriend en collega Ischa Meijer, heeft Broadway gehaald. Dat is een prestatie van formaat.

Sonneveld, Hermans en Van Veen waren bij wijze van spreken al verzopen voor ze met grote moeite de Atlantische Oceaan waren overgezwommen. Maar zie: Joop van den Ende staat in New York de pers te woord. Weliswaar heb ik geen hoge dunk van het weerzinwekkende vlindertje dat hij op zijn vadermoordenaar draagt, maar dat is 'slechts een kwestie van detail. En op een slecht gesneden smoking mag je je ook niet doodstaren.

Ik hoorde hem zeggen:
"Wanneer de New York Times niet al te slecht over ons schrijft, dan zijn er altijd wel en paar goede regels uit te halen die we voor onze advertenties kunnen gebruiken. Dat is dan meegenomen."

Hoe gaarne had ik zijn optimisme willen delen. Hij zou beter moeten weten, de brave man. Zelfs uit de zuurste filmkritiek van Peter van Bueren - trouwens een ontdekking van wijlen het 'krantebeest' Lücker, die door hem met Ischa Meijer werd geïntroduceerd bij wijlen het dagblad De Tijd - valt wel iets te peuren dat positief lijkt. Bij voorbeeld: "De buitenopnamen waren fraai." Dat is dan het milde slot van een vernietigend stuk, waardoor de rolprent het na een week roulatie wel vergeten kan.
Rossini, de componist van ettelijke opera's, heeft in zijn memoires buitengewoon openhartig een voorval vermeld dat zich tussen hem en een recensent had afgespeeld. Het was lang niet mals wat de laatste in zijn krant had geschreven. 's Anderendaags kwam Rossini zijn vet halen. De dader liet hem, nadat de getergde langdurig had moeten kloppen, binnen. Hij was nog gestoken in zijn kamerjapon.

De componist riep hem ter verantwoording. "Ja," zei de criticus, "allemaal goed, maar je hebt het aan jezelf te wijten. Je kunt het iemand toch niet kwalijk nemen dat hij in slaap valt? Pas bij de slotakte werd ik wakker. Het klonk voortreffelijk, maar daar kun je geen stuk op bouwen. Als je mij niet in slaap had gewiegd met dat saaie gedoe dat eraan vooraf ging, was het misschien nog erger met je afgelopen. Wees Morpheus dankbaar en drink een glas wijn."

Rossini's Barbier wordt nog steeds op alle podia ter wereld opgevoerd. Wellicht nog meer troost voor Van den Ende.



NICO MERX