HET BINNENHOF
Jan van der Kleij

Echte liefde nog steeds de basis



23 oktober 1981

„Als Hitler de oorlog toch had gewonnen,
wat weinig had gescheeld met die V-2,
hadden we dan nog levensmidd'lenbonnen
of viel de toestand achteraf best mee?
we kwamen zonder een niet-jood-verklaring
weer op normale wijze aan de poen
en er was geen verzekerde bewaring
voor de zigeuners die geen mens iets doen
er zou geen jood en geen zigeuner meer bestaan
als het net even anders was gegaan
geen Surinamers waren hier gekomen
en geen Molukker was Europeaan
geen gastarbeider was in dienst genomen
of toch? het vuile werk moet ook gedaan
van concentratiekampen zou men praten:
ach, dat valt wel mee, er wordt zoveel beweerd
we zouden 't rustig daarbij kunnen laten
want geen getuige was teruggekeerd
de nazi's hadden het veel grondiger gedaan"



Twee coupletten van een lied van de nieuwe langspeelplaat van Herman van Veen: „Iets van een clown" (Harlekijn 2925.556). Door de fluwelen censuur van het vertroste omroepbestel hoor je het nooit op de radio, in tegenstelling tot „Keerzij", dat er óók op staat („Waarom zie jij toch nooit de andere kant van mij?"), maar dat gaat over iemand die op haar ge- liefde uitgekeken is (alsof je ooit op je geliefde uitgekeken raakt), dus over de liefde.

Maar liefst vijf van de tien liederen (merendeels op tekst van Hermans alter ego's Rob Chrispijn en Willem Wilmink) gaan over de oorlog en over iedereen die, en alles wat, tot de voorbereiding of handhaving daarvan bijdraagt. .,Kraanvogels", over gesneuvelde soldatcn, waaraan hij denkt tijdens het kijken naar de trekvogels in de avondlucht. ,,Man en macht", over het militarisme („Een dictator komt geen handen tekort - om miljoenen mensen onder de duim te houden - want altijd zijn er handlangers te vinden - die zich zonder hartzeer lenen voor 't vuile werk"). „Limousine", over de directeur die meer van de mensheid dan , van de mensen houdt en er dan ook van droomt ooit nog eens een dictator te worden. „Princip", over de aanslag van de 21-jarige student Cavrillo Princip op aartsbisschop Franz Ferdinand van Oostenrijk. En dus „Als het net even anders was gegaan".


CLOWN


Maar is dat nu „iets voor een clown"? In een interview in het weekblad De Tijd van 16 oktober j.l. verklaart Herman van Veen zich nader:
„Ik ben clown, muzikant. Dat is waar ik in geloof. Er zijn te weinig mensen die doen wat ze geloven, daar zit de essentiële breuk. We weten wel een hoop, maar verdommen het er naar te leven. En daar ga ik dus constant van over mijn nek. Begrijp je?...(...) Ik kan ook niet zeggen hoe het verder moet. Ik ben machteloos, ik heb geen pistool, alleen maar een viool. C'est ca. Dat is het enige waarmee ik kan schieten, daar komt geen kogel uit-" Uit het vervolg van het vraaggesprek blijkt, dat Herman toch nog wel méér tegen die . ellende heeft gedaan.
Hij heeft vijf Vietnamezen naar Nederland gehaald en zelfs „geadopteerd", tonnen binnengesleept voor Unicef. 1500 vrouwen in opgedragen;;. een sloppenwijk van Manilla op de Filippijnen werk bezorgd: „Er zijn minder mensen gestorven door mijn toedoen", oordeelt hij, zij het niet zonder gêne, want door de telkens interrumperende verslaggever daartoe min of meer geprest. Het contrast tussen die oorlogsliederen en die liefdesliederen bestaat in wezen dus niet. Nog even een citaat uit dat interview:
„Twee liederen zijn van vitaal belang voor mij. Het ene is: ,Ik heb dat tedere gevoel voor elke zot en elke dwaas, die buiten ronddaast zonder doel, die niemands knecht is, nie- mands dwaas" en „Liefde van later". (De vertaling van „Le chanson des vieux amants", waarin hij zijn bewondering uitspreekt over iemand die trouw kan zijn, dwars door alle ruzies en misverstanden met zijn geliefde heen: „Als liefde zoveel jaar kan duren, dan moet het echt wel liefde zijn").

Op „Iets van een clown" gaat „Laten we maar zeggen dat het regende" over de tragiek van het uit elkaar groeien na een zomerliefde en „Helemaal", op muziek van Vincento Bellini, over de waarde van het samenzijn van twee gelieven.

Maar ook andere soorten liefde komen aan bod. In de enige tekst die hij zelf aan deze plaat bijdroeg, schetst Herman in enkele onvergetelijke, kleine beelden een juweel van een portretje van zijn twee lieve ouders en van de situatie na hun eventuele overlijden („Een heel grote kus"). ,In „Hart" probeert hij de niet volmaakte mens op te beuren, om door te gaan met echt liefhebben.


LIEDEREN


Herman van Veen noemt zijn zangnummers altijd ..liederen". Dat zijn ze ook. Waarom ook zou bijvoorbeeld "Liefde van later" (voor alle duidelijkheid: het staat niet op deze plaat, maar instrumentaal nog wel op o.a. de lp "Rêverie" ' van zijn vriend en oud-collega Laurens_van__Rooyen) geen ,.lied" zijn en het Standchen van Schubert wél?
. Met opzet neem ik die omschrijving hier om nog een andere reden over. Herman zingt op deze lp mooier dan ooit tevoren, zonder dat ook maar één noot het wat bekakte culturele toontje van de klassieke recital-zanger krijgt. Ook instrumentaal is „Iets van een clown" fantastisch, dank zij Erik van der Wurff (piano), Ertnst van Tiel (percussie), Joop de Man (bas), Chris Lookers (gitaar), Dick Vennik (saxofoon), Harry Mooten (accordeon) en Herman van Veen zelf (viool). De plaat schijnt het goed te doen. Geen wonder in deze tijd van oorlogsdreiging en gebrek aan persoonlijke trouw tussen individuele mensen. Misschien wordt deze profeet (mede dank zij de liefdevolle eenvoud, waardoor „Iets van een clown" terug doet denken aan Ip's als „Goed voor een glimlach" en „Bloesem") nu eindelijk wél in eigen land geëerd.

Onwillekeurig denk je dan aan een andere profetische Nederlandse zanger, die twintig jaar geleden alle ellende van vandaag de dag al voorspelde, maar toen afgedaan werd met „veel te pessimistisch". Van hem komt er nog steeds geen nieuwe schijf op de markt. Toch kon je hem dezer dagen de volgende tekst (twee coupletten uit een langer lied) horen zingen:

„Waar moeten we naar toe met ons nobele gepraat we zijn immers allemaal een beetje dief of diefjesmaat ,we zijn nauwelijks in staat of bereid ons te beperken tot wat minder voer en minder warme stal, daarom bidden we tot God in z'n honderdduizend kerken, opdat Hij voor ons het klusje klaren zal

Waar moeten we naar toe met ons vredesgekrakeel/velen vinden nog niet eens de atoombom immoreel/we berusten in het feit, want we zijn gewoon niet veilig/zonder vinger aan de dodelijke knop/als het gaat over abortus is opeens het leven heilig/maar zodra het is geboren houdt dat op." De profetische, Nederlandse zanger die dit schreef, is Hermans grote broer Jules de Corte.

Hij zong het zondagavond 11 oktober in zijn wekelijkse radioprogramma „Bij de volgen- de toon is het...," (KRO).
Soms kan het dus toch nog, in Hilversum.



JAN VAN DER KLEIJ