DAGBLAD KENNEMERLAND
Hans Visser

Herman van Veen,
een clown die de ogen nat zingt

23 okt 2000

Eigenlijk weegt de afgelopen week op de vrijdagavond zwaar. Niets hoeft dan nog, maar zelfs dat is dan te veel. Maar afgelopen vrijdagavond was dat anders. In het Amsterdamse Koninklijk Theater Carré zwaaide even na acht uur het dieprode doek open en keerde Herman van Veen na vijf jaar terug op 'zijn' toneel, zijn thuis.


Ook voor het publiek was het een thuiskomst. Een terugkeer in de veilige, inmiddels vertrouwde warmte van de wereld die Van Veen in het theater schept. Waar hij het leven relativeert en zijn gehoor liefdevol omarmt. Daar maakt hij het bestaan begrijpelijker en nog meer de moeite waard. Ofschoon hij ook zelf wel weet dat hij met zijn liedjes de oorlog niet 'wegzingt'.

Het is simpel te zeggen dat Van Veen een bijzonder artiest is. Maar het is wel waar. Hij is nu 55 en heeft het vak al bijna volmaakt onder de knie. Al bij zijn opkomst is zijn magie voelbaar. Het zit in zijn motoriek, zijn onontkoombare mimiek en die oogopslag: droef, trouw en uitdagend. En zeker ook zijn stem. Hij hanteert een schijnbaar minimum aan middelen, maar toegepast met groot raffinement.

Intiem

Van Veen is zo'n clown die zijn publiek de tranen in de ogen laat lachen, maar het evenzo de ogen nat zingt van ontroering. Dat zijn de groot- sten. Vooral ook omdat hij in staat is om zelfs in dat grote Carré een intieme sfeer te scheppen. Weinigen zijn in staat met zo'n rijkdom aan kunsten zo haarfijn het publiek te bespelen. Zijn programma is een volmaakte eenheid, een collage op basis van warm getinte poëzie, die zich manifesteert in een volmaakte eenheid van muziek, woorden, beweging en vooral zijn stem, die zelfs als hij spreekt muziek maakt. Het is theater van bizarre en toch vanzelfsprekende combinaties. Het lijkt het leven wel.

Prachtige liedjes van onder anderen Wilmink, Brel, Chrispijn of Spee, zoals dat over de moeder als eeuwig troost, gaan moeiteloos over in pure kolder.
En een mooi verhaal over zijn vader kan verglijden naar zinderende zigeunermuziek.
En dan opeens speelt Erik van der Wurff een nocturne van Chopin. Zijn begeleiders vormen dan ook meer dan alleen een muzikale basis voor zijn show. Met Van Veen zijn ze een hechte troep muzikanten, speellieden. Dragers van Van Veens onvergelijkbare stijl. En toch blijven blazer Nard Reijnders, gitariste Edith Leerkes, bassist Thomas Dirks en de violistes Maria Paula Majoor en Jann rasechte individuen die stuk voor stuk hun eigen stempel op de voorstelling drukken.

Ze brachten vrijdag een voorstelling die maar niet over leek te gaan, want toen de mensen zich allang verdrongen voor de garderobe, zwaaide het doek nogmaals open en begonnen Herman en zijn muzikanten opnieuw te spelen. De zaal stroomde weer vol.
Gehuld in jassen, gewikkeld in sjaals luisterde iedereen naar een intens woordloos lied dat eindigde in een droom die nog lang bleef hangen.



HANS VISSER