Vrij Nederland
Coen Verbraak

Herman van Veen over zijn angstige missie in Duitsland

23 april 1994

Hij heeft ervoor gekozen om concerten te geven in Duitsland en Oostenrijk. En slaat het publiek met z'n teksten stevig om de oren. Maar het blijft vreemd: aan het eind van de avond, na een groot aantal kastijdingen, vragen ze om méér. Soms krijgen ze dan wel tien toegiften. Toch krijgt Van Veen vanwege zijn aanpak (die meer vergt dan een avondje theater in de Nederlandse provincie - 'Hallo, vijftien procent fascisten in de zaal') dreigbrieven, er komen bommeldingen. De angst is soms bijna ondraaglijk, dat aangeboden pakje kan explosief zijn. 'Maar wat dan? Wil je dan soms je mond houden? Dat is toch wel het allerlaatste. Er wordt al veel te veel gezwegen. Ik geloof datje daar tegenin moet zingen. '


Pas wanneer de lichten in de Nordseehalle in Emden doven, wordt boven op de luidsprekers het minuscule Nederlandse vlaggetje, aangewapperd door een keukenventilator, zichtbaar. Dan gaat achter in de zaal een deur open en komt Herman van Veen door het middenpad op; zwarte hoed tot op de wenkbrauwen, in de ene hand een viool en in de andere een omgeslagen paraplu. De ontvangst is mateloos: voor de tweeduizend Duitsers in de zaal is Van Veen door de vele tournees in Duitsland 'unser Hermann' geworden. Maar dan begint Van Veen te zingen: 'Grand Hotel Deutschland', over de politieke verloedering van Duitsland en het 'Sieg Heil!' op de muren. Willkommen in Grand Hotel Deutschland, de bar ist open en sehr gut. Im restaurant spielen Zigeuner classics wie 'Strangers in the Night' und 'Vergessen kam ich nicht so gut'.

Als de laatste tonen van zijn droef-Jiddische vioolsolo zijn weggestorven, valt de stilte alleen klamme deken over de zaal. Schoorvoetend stijgt een dun applausje op. 'Hallo, vijftien procent fascisten in de zaal,' begroet Van Veen zijn publiek. Naast zenuwachtig gegiechel klinkt vanuit alle hoeken een licht vijandig 'tstt'. Zijn ze daar nou voor gekomen? Wat dénkt die Hollander wel? Van Veen bladert ondertussen schijnbaar onbewogen in een beduimeld boekje. 'Als baby hield ik een dagboek bij,' mompelt hij, terwijl hij een bladzijde omslaat. 'Hier schrijf ik: de oorlog is voorbij. Wij van het babyverzet krijgen allemaal een gouden veiligheidsspeld aan onze luier. Onze buurvrouw wordt kaal geschoren en ingesmeerd met teer. Papa heeft nu een geweer en heeft per ongeluk een SS'er doodgeschoten. Mama zegt dat we gauw gaan verhuizen naar nummer 52. De mensen die daar woonden, komen nooit meer terug...' Stilte. Van Veen begint te zingen: 'Ein Photo', over de razzia's op het Jonas Daniël Meijerplein in Amsterdam, even later gevolgd door 'Wenn Hitler seinen Krieg gewonnen hatte'. Weer die ongemakkelijke stilten, maar het applaus wordt wel langer en harder. Langzaam, heel langzaam begint . de stemming in de zaal te veranderen. Eigenlijk bedoelt die von Veen het wel goed. De stemmingsverandering neemt uiteindelijk verbijsterende vormen aan: ruim drie uur later staan bijna alle tweeduizend Duitsers stampend om nóg een toegift te schreeuwen. Om kwart voor twaalf is nog steeds niemand vertrokken. Maar na de elfde toegift deelt Van Veen de 'Hermann, Hermann' scanderende menigte mee dat het nu genoeg is. Nog ééntje dan, en dan vindt hij het echt genoeg. 'Ik ben een man van bijna vijftig en ik ben móé,' zegt hij verontschuldigend. Het zaallicht is na afloop al een kwartier aan, als de laatste rood geklapte handen eindelijk stilvallen. Van Veen is zich intussen al lang aan het omkleden.

Thuis, in zijn boerderij in Soest, is Duitsland ver weg. Alleen in Van Veens woordgebruik schemert nog een flardje Duitsland door: mooie dingen zijn voor hem 'super' en wanneer hij bang is niet goed begrepen te zijn, vraagt hij: 'Versta je?' Oudhollandse tegeltjes rondom de open haard, de glanzend zwarte vleugel in de hoek. Vlak naast de deur ligt zijn viool, opgebaard in de opengeslagen koffer. Van Veen loopt verend heen en weer tussen koffiezetapparaat en eikenhouten tafel. Af en toe staat hij stil voor het raam, met half dichtgeknepen ogen. Ontspannen, van been op been hippend. 'Mooi hè, die tuin? Gewoon super. Dat is thuis voor mij,' zegt hij dromerig, 'lekker in de tuin werken.' En dan op z'n plat-Utrechts: 'Jöh, ik kan die blaadjes d'r wel uitkijken.'

Verder kent hij dat gevoel van 'thuis-zijn' niet echt, zegt hij. Hij leeft al vijfentwintig jaar 'uit een koffer'. Toch is hij wel 'echt een Nederlander', een Utrechter. Gisteren was hij toevallig na vijfentwintig jaar even terug in zijn geboortehuis, op uitnodiging van de studenten die er nu wonen. 'En verdómd, die trapleuning pak je meteen weer op diezelfde manier beet. En automatisch sla je die tweede tree weer over, die altijd zo kraakte. Alles was er nog: die kras op de muur, de enge gezichten in de balken. En ik hoorde mijn vader in gedachten weer op verjaardagen discussiëren met mijn ooms. Ik ben van 1945, en het ging in die gesprekken vooral over de oorlog, over de oorlog en over de oorlog. En verder over de grote onderwerpen uit die tijd: Schiphol, Drees, Wim Kan. Die gesprekken zitten in je kop. Ik heb jarenlang niet naar oudere Duitsers kunnen kijken, zonder er een helm bij te zien. Want mijn vader zei altijd als we een Duitser tegenkwamen: "Kijk, daar heb je d'r weer een die z'n helm vergeten is." Naarmate mijn vader en moeder ouder worden, merk ik ook dat die verhalen over de oorlog terugkomen. In één weekend komt die oorlog toch gauw zo'n twintig keer voorbij.'

Als Van Veen eenmaal praat, is hij niet meer te stuiten. Hij zit tegenover mij aan tafel, handen om het koffiekopje. Hij is net terug van een tournee van twee jaar door Duitsland en Oostenrijk. Hij heeft nog één concert in Berlijn, en reist daarna via Zwitserland en Oostenrijk naar de Verenigde Staten. 'Mijn vader,' zegt Van Veen,met hoorbare trots, 'vindt het prachtig dat ik de moed heb om die dingen in Duitsland te zeggen en te zingen. Mijn ouders hebben mijn show in Duitsland een paar keer gezien. Mijn vader is dan na afloop toch een stuk warmer en roder dan normaal. Altijd als je in Duitsland speelt is het spannend, spannender dan waar ook ter wereld. Je voelt dat verleden. De laatste vijf jaar zijn de dingen daar natuurlijk dramatisch veranderd. In een stad als Halle zijn het afgelopen jaar tientallen bejaarden en zwakzinnigen in elkaar geslagen. En dan heb ik het nog maar over één stad. Ik heb in Rostock gespeeld. Nou, dat is 's nachts gewoon beangstigend. Daar hebben wij hier in Nederland geen idee van. Enorm veel politie, overal brandhaarden en gillende sirenes. Dat is echt bizar, gewoon New York. En dan is het ongelooflijk spannend om daar te spelen met dit programma.

Ik begin sinds kort met een heel eenvoudig oerhollands liedje. Alles in de wind, alles in de wind, jij bent mijn koningskind. Kom hier, Rosa. Ik zal je kussen, ik zal je kussen. Maar Rosa geeft geen antwoord. Ik zing het nog een keer, maar nu met: Kom hier, Sara. Maar Sara geeft ook geen antwoord. En daarna doe ik "Grand Hotel Deutschland", over wat je in Duitsland zoal aan signalen en graffiti ziet. Daarin komt mijn zeer subjectieve mening over de Duits-Nederlandse situatie naar voren. Daar wordt verbijsterd op gereageerd. Je merkt dat vooral veel oudere Duitsers vinden dat ik het récht niet heb om die dingen te zeggen.
Maar gaandeweg zien ze dat het genuanceerd en on- derbouwd is, en ontstaat er waardering voor de moed en het vakmanschap. Zoals zij daar staan, met die zwarte hoeden op, dat roept een heel emotioneel beeld op: we zouden zó de synagoge in en uit kunnen lopen.' De tournee is Van Veen niet bepaald meegevallen. Hij zoekt naar woorden, omdat hij bang is dat het allemaal overdreven klinkt. Hij weegt zijn formuleringen, spreekt met nadruk. Zijn 'r' rrrolt nog nadrrrukkelijkerrr dan anders. Laat hij er nou maar niet omheen draaien: het is gewoon een feit dat hij tijdens de tournee in Duitsland en Oostenrijk regelmatig wordt bedreigd.'Dan komt er bij de organisator een brief binnen: als die Van Veen dat zingt, blazen we vanavond het theater op.
Zo'n man komt dan bij je. "Herman, ik wil het je toch vertellen: er is weer een dreigbrief binnengekomen. Wat moeten we ermee?" Ja, jeetje, wat moet je met zo'n brief. Tikt-ie? vraag ik dan. "Nee, dat niet." Nou, dan dóén we het gewoon, dan zing ik dat stuk. In de tijd dat ik in de toenmalige DDR speelde gebeurden er ook wel eens vreemde dingen. Daar mocht ik het lied "Signalen" absoluut niet zingen. Dan zeiden ze: als je dat zingt, halen we je van het toneel af. Maar natuurlijk zong ik het wel, omdat ik ervan overtuigd was dat ze dat in een volle zaal nooit zouden aandurven.
Goed, dat was misschien een zeker risico, maar in het Duitsland van nu ligt dat wel even anders. Daar hebben al huizen in brand gestaan. Om van Oostenrijk nog maar te zwijgen, daar is het nog een graadje schlimmer. Daar zit het nog dieper, is het structureler en veel hechter georganiseerd. Terwijl je het toneel op stapt, tikt die brief dus toch in je kop door. En als je bezig bent, lukt het allemaal nog wel.£ staat toch in een soort cirkel, met de bescherming van die mensen in de zaal om je heen. Maar als het concert afgelopen is, slaat de schrik je om het hart. Dan wordt het eng.

De angst, die soms bijna ondraaglijk is, komt tijdens de toegiften. Op dat moment stromen de mensen naar voren en komen sommigen zelfs het toneel op om je een bloem of een briefje te geven. En juist in die drie kwartier na de voorstelling ben ik vaak ontzettend bang. Door het felle licht zie je vrijwel niets, die mensen komen vanuit het zwart op je af. Dat is soms angstaanjagend. Laatst zette iemand opeens een zak op het toneel. Op zo'n moment flitst die brief ogenblikkelijk door mijn kop: het zal toch niet waar zijn, hè? Het zal toch god- verdomme niet echt waar zijn?' Hij vertelt het nerveus giechelend. Z'n stem is hoog, zenuwachtig.

'En dan werk je door,' vervolgt hij, 'terwijl je met een schuin oog naar die zak kijkt. Als je na twe^ liedjes genoeg moed hebt verzameld om .n die zak te kijken, blijken er speculaasjes in te zitten. Of een boekje: "De kleine prins, voor Herman van Veen." Die dingen knijpen je strot dicht. Dat is heavy, hoor. Ik zit soms na afloop te janken als een klein kind.'

Peinzend schroeft hij aan de thermoskan, houdt die schuin en kijkt de koffie de kopjes in. Ja, Jezus, het zijn voor hem 'ontzettend ingewikkelde dingen'. Neem nou laatst, toen hij in Halle speelde. 'Ik wil op, en plotseling wordt zomaar die hele zaal - duizend, vijftienhonderd man - leeggehaald. Ineens: bam! Weg! En in een témpo... Ik word ook buiten gezet. Hele straat afgezet; honden, politieagenten. Bommelding. Sta je op zo'n pleintje... Je ziet de brandweer, een deel van je crew vertrekt. Wat gaan die nou doen? denk je. Die gaan wég, dat is veiliger. Maar ja, ik kan natuurlijk niet weg, we hebben elkaar nu juist nodig! Loop je tussen die mensen, viool in de hand, je hebt het koud. En je voelt een soort griezelige strengheid: raar geel licht, de atmosfeer is zveird. Na een dik uur komt iemand zeggen dat alles ogenschijnlijk in orde is: u kunt beginnen.

Om halfelf ga je dan eindelijk dat toneel op. Het publiek explodeert bijna van enthousiasme. Een hele tijd gaat alles goed. Nu gaat een groot deel van de voorstelling over verslaving: drugs, alcohol, seks. Op een bepaald moment in de show krijg ik een brief van een whiskyfles, die mij schrijft: "Ik zit in je koffer." En terwijl ik die koffer wil openmaken, word ik opeens besprongen door een verschrikkelijke angst. Dan komt even die bommelding terug. En natuurlijk, natuurlijk weet ik dat er niets bijzonders in die koffer zit, maar de handeling op zichzélf, die lange weg naar de koffer maakt mij bang. Het klinkt idioot, die fles heb ik er notabene zélf in gestopt, maar toch... En dan zing je door tot het afgelopen is. Als ik daarna in mijn bed lig, klopt dat hart echt veel harder dan goed voor mij is.'

Waarom hij er toch mee doorgaat? Zijn mond valt open van verbazing. Stemverheffing. 'Ik vind dat het móét. Ik verwacht van mezelf dat ik dat dóé. In Amsterdam stond ik destijds ook op dat Museumplein tegen die kruisraketten te zingen. Gewoon omdat ik die dingen waanzinnig vond. En natuurlijk weet ik dat er in het Duitsland van vandaag vreemde dingen gebeuren. Heel vreemde dingen zelfs. Maar wat dan? Wil je dan soms je mond houden? Dat is toch wel het allerlaatste. Er wordt al veel te veel gezwegen. Ik kan het effect van zo'n programma niet beoordelen, ik doe het voor mijzelf.
Simpelweg omdat ik geloof dat je daar tegenin moet zingen. Om diezelfde reden werk ik al achtentwintig jaar samen met Unicef. Ik vind het voor mijzelf belangrijk om die dingen te doen.' Dan opeens fel: 'En wat kan mij het verdomme schelen dat anderen dat naïef of idealistisch vinden? Daar heb ik geen moer mee te maken. Ik zou één ding willen zeggen: onderschat de dingen die er nu gebeuren niet. Onderschat het structurele ervan alsjeblieft niet. Ik denk dat veel intellectuelen, veel opiniemakers, dit soort zaken benaderen als "incidenten".

Dat is een geweldig misverstand. Fascisme zit structureel in de mens. De omstandigheden bepalen óf en hoe het eruit komt. Dat beest zit in ieder van ons, maar je moet het doden. Iedereen kent dat gevoel van: eerst aan jezelf denken. Maar dan moet je tegen jezelf zeggen: that's nol the way. Apathie is in dit soort zaken cynisch, bizar en gevaarlijk. Hoe lang heeft het niet geduurd voordat er iets in Joegoslavië gebeurde? Terwijl de geschiedenis ons leert dat we beter zouden moeten weten.
Als je in het Konzerthaus in Wenen staat, voel je het verleden. Je weet dat Beethoven daar gestaan heeft, dus het is niet niks om daar te spelen. Maar je kent ook het oerconservatieve Oostenrijk. Dat was toch de bijenkorf, vanwaar die bij met die snor destijds is uitgevlogen. Of liever gezegd: de wesp.' Zacht en diep somber: 'Ze zijn z'n naam al bijna vergeten, jongen. En dat kom jij daar als buitenlander even oprakelen. "Wenn Hitler seinen Krieg gewonnen hatte", zing je dan. En je merkt iets van: móét dan nu? Maar dan zeg je: ja, jongens, maar hij kwam hier wél vandaan. En er wordt daar nog steeds met heel wat hakken geklakt, hoor.'

Hoe ver wil hij voor zichzelf gaan? Wat moet er gebeuren voordat hij afhaakt? Hij zucht diep en vermoeid, knijpt in zijn neus. Frons op het voorhoofd. Ja, als de bedreiging echt fysiek wordt, houdt hij ermee op, zegt hij na lang nadenken. 'Als je werkelijk in elkaar geslagen wordt, moet je stoppen. Maar ook op het moment dat zo'n zaal ontruimd wordt, komt het voor mijn gevoel fysiek erg dichtbij, hoor. Ik weet eerlijk gezegd ook niet hoelang ik dat volhoud om na zoiets nog het toneel op te gaan. Vergeet ook de spanning niet die je thuis creëert. Want thuis weten ze het ook. Er ontstaat toch een gevoel van: het is allemaal erg leuk wat je doet, maar dit gaat te ver. En het gaat soms ook heel ver. Ik weet niet wat me nog te wachten staat. Dat wat ik achter me heb, kon ik blijkbaar aan. Wat ik nog kan, weet ik nu niet. Er zijn momenten geweest dat ik niet meer kón, dat ik dacht: nu is het afgelopen, nu ga ik dood. Dan moest ik ophouden en dat toneel af, omdat ik dacht dat ik moest overgeven. Gewoon van de spanning, pure spanning.'

Opgeheven wijsvinger voor zijn neus: 'Vergeet één ding niet: ik ben geen politicus, ben een zanger. Ik heb toch ook niet meer dan alleen mijn eigen ervaringen? Een liedje is maar een klein rimpeltje in de vijver. Het is ongrijpbaar, het geeft iets door. Dat is het mooie van muziek: het stroomt en houdt daardoor dingen schoon en zuiver. Daarom is cultuur in de ruimste zin van het woord onze toekomst. Daarop is mijn hoop gevestigd. En dan ook: het respect voor de andere cultuur, de andere taal, de andere mening. Daarmee bedoel ik bovendien het respect voor de natuur, voor een twijg of een flierefluiter. Daar ligt onze toekomst, dat is de tederheid die hoop geeft. Als ik aan de tournee terugdenk, geeft dat, ondanks die angst, toch wel voldoening.

Zelfs die spannende momenten. Die bommelding: al die mensen in dat gelige licht op dat plein, dat heeft in zekere zin ook iets moois, midden in die gruwelijke werkelijkheid. Het heeft ook zoveel rare kanten. Soms zou ik alle flessen in de bar wel tegelijk willen leegdrinken. De nacht nadat zoiets gebeurd is, kom je terug in een groot, leeg hotel. Je zit in die lege bar en je wilt niet weg. Je hoopt dat dat ding nog niet dichtgaat, omdat je die lift nog niet in wilt. Je wilt nog niet naar die kamer. Daar zit je dan, als een ontheemde, terwijl je uit het geroezemoes komt van duizenden mensen, die je even op handen hebben gedragen. Je kunt niet gaan slapen - het zit nog te veel in je hoofd - en je kunt ook niet ongegeneerd gaan zuipen, omdat je de volgende dag weer een voorstelling hebt. Die angst en die spanning moet je afbouwen, tree voor tree. Meestal val ik pas tegen vijven in slaap. Maar,' zegt hij, fier, 'vergeet niet dat ik ervoor gekozen heb om dit te doen. Dan moet je niet over de consequenties zeuren. Het is keihard, maar fair. blijkbaar wil ik het zelf. Dat gaat gepaard met ontzaglijk veel angst, maar ik ben bereid in elk opzicht tot het uiterste te gaan.' Hij wil er niet te veel nadruk op leggen, maar eigenlijk is Herman van Veen diep in zijn hart 'zeer, zeer pessimistisch'. We leven op een tijdbom: de aarde is al bijna verwoest en er hoeft nog maar weinig te gebeuren of er staat weer een nieuwe oorlog voor de deur. Ons economisch model is een bewuste moordaanslag op de menselijke beschaving. 'Misschien bereiden wij met zijn allen wel een beschaving van kakkerlakken voor,' houdt hij de moed erin. Nee, dat is helemaal niet somber, reageert hij, het is 'realistisch'. Van Veen: 'Natuurlijk, er zijn nog wel een paar kansjes. Maar op dit moment worden we gedicteerd door de waanzin. Je wordt toch buitengewoon treurig als je nu, voor de verkiezingen, ziet dat al die partijen met opgeplakte slogans opnieuw een kans vragen om het deze keer béter te doen.
En laten we in godsnaam ophouden die stemmen op de CD proteststemmen te noemen. Dat zijn het namelijk niet. Dat is zo verschrikkelijk kortzichtig en dom. De politieke partijen zullen structureel veel meer moeten doen om met argumenten te komen tegen dit soort idioten. We moeten met elkaar opnieuw de normen stellen en die mensen publiekelijk zo ongelooflijk af laten gaan. Dat kan toch, daar hebben we toch een forum voor? Die gasten moeten zich laten scholen in argumenteren, in plaats van die zaak te bagatelliseren. Het is structureel. Je ziet het in Vlaanderen, waar het nog heftiger is. Je ziet het ook in Frank- rijk, waar het al bijna legaal is. En in de voormalige Sovjetunie is het helemaal schrikken geblazen.'

Van Veen loopt steeds roder aan en begint sneller en lager te praten. Zonder enige hapering. 'Nederlandse politici moeten zich trainen om dit soort lieden op subliem democratisch niveau met argumenten kalt te stellen. Het is toch werkelijk schandalig hoe de politieke partijen hierop reageren. Het is verdomme een grove voor iedereen die de oorlog heeft meegemaakt.' Kwaaier en kwaaier. 'Het zou toch godverdomme niet meer moeten kunnen! We móéten reageren, dat opkomende racisme heeft gigantische vormen aangenomen. Iedereen die naar de geschiedenis kijkt, weet dat het model dat nu in beweging is gezet, al achthonderd keer in beweging is gekomen. Niemand kan mij wijsmaken dat het nu anders zal gaan dan in de Tweede Wereldoorlog, of in de tijd van Stalin of Napoleon. Omdat-het-nooit-anders-is-gega- haan! Apocalyptische modellen die de geschiedenis ons telkens weer heeft voorgehouden.
En dan zijn er nóg intellectuelen die "verbaasd" zijn dat het weer de kop opsteekt. Dat noem ik dus naïef. En daarom zing ik ook: Van die razzia 's zijn foto 's... Van die oorlog in Joegoslavië zijn foto's. En van de oorlog die morgen begint, zijn óók al foto's. Die foto's hebben we namelijk al.' Er klinkt wanhoop in zijn stem, terwijl hij zijn vuisten balt. 'Moet het dan what the fuck nog een keer gebeuren? Ik heb kinderen, weet je dat! Daarom roep ik: die shit hebben we al gehad. Die concentratiekampen zijn we toch niet nü al vergeten? Die foto's zijn er al!'
Heel even zwijgt Van Veen. 'Weet je,' vervolgt hij, opeens merkwaardig kalm, 'mijn buurman zei laatst in de tuin: mijnheer Van Veen, die pol kunt u rustig zo neerleggen, want gras keert zich om. Nou, dat zou met negativiteit toch óók moeten kunnen? Fascisme kan zich omkeren. Als je dat dan wéét, leg die pol dan tenminste goed neer. Alles is al gezegd, maar de betekenis ervan is niet doorgedrongen. En dus moet er dóórgezongen worden.'



GOEN VERBRAAK