Nieuwe Apeldoornse Courant
Jan van der Kleij

"De mensen laten de wereld onder hun voeten wegrotten"

'overblijven": prachtige en krachtige roep om liefde

23 april 1977
Dan zeggen ze wel eens tegen me: ah joh, dat heeft Sartre ook al gezegd. En dan zeg ik: so what? Want het is niet waar, dat alles al gezegd is, dat er geen nieuws onder de zon is. Anders was ik er niet, die het óók nog eens moest zeggen. De mensen zijn toch nog steeds niet veranderd? Ze zijn toch nog altijd even liefdeloos? Oh jongen, ze zijn zo verschrikkelijk liefdeloos. Ze laten je rustig vacuümverpakt in een soort doorzichtige plastic zak zitten vereenzamen. Ze weten precies hoe ze je uit je isolement kunnen verlossen, hoe ze je gelukkig kunnen maken, de hand kunnen reiken. Maar ze verdommen het gewoon om het te doen en gaan rustig huns weegs."


Aan bet woord is HERMAN VAN VEEN, op een zondagavond in de buurt van de verschijning van zijn nieuwe dubbel-elpee „Overblijven" (Harlekijn Holland H.H. 2646.504). Daarop zingt hij het in zijn lied „Dovemansoren" nog plasti- scher; „Voor dovemansoren is een 100 Watt-versterker nog te zwak om te horen dat iemand om hulp roept. (...) Begrijpen kost niets. Je maakt wat woorden vuil en bent van alles af."
Herman van Veen gaat echter niet alleen tekeer tegen de groep die de eenling links laat liggen en waarin zich niemand bevindt die het gezelschap van de eenling zoekt, zoals de herder van het verloren schaap en de barmhartige Samaritaan in de door sommigen uit die groep bijna stukgelezen bijbel.
Ook de eenzaamheid van twee partners of wat daarvoor door moet gaan wordt haarscherp getekend: „Hij zei: 't liefst zou ik willen geven wat ik had, maar ik heb enkel luchtkastelen. Zij zei: dat is goed, maar ze moeten wel centraal verwarmd zijn." Een citaat uit „In het midden", waarvan een refrein luidt: „Jij hebt mij verkeerd begrepen, ik heb jou maar half verstaan. Maar we laten 't in 't midden, om geen figuur te slaan. We gaan er iets aan doen, zo meteen of volgend jaar. Tot zolang leven we nog even langs elkaar."

Schrijnend komt dit gebrek aan interesse en inlevingsvermogen ook tot uiting in „Stilleven", het nuchtere portret van het doorsnee-moderne jonge huisvrouwtje, dat haar kostbare dagen vult (of eigenlijk ledigt) met de langdurige ochtend-make-up, de pseudo-astrologie van het veelgelezen ochtendblad en liflaf maaltijden („blij met blik"). En dan aan het einde van de middag: „Vader komt thuis om z'n vrouw naar het licht te draaien en water te geven. Maar godzijdank heeft ze haar, dat niet snel uit model raakt".

Nog wranger is het portret van de gearriveerde "christelijke" zakenman, die met dezelfde lippen als die waarmee hij zijn kinderen voor het bijbellezen tot stilte maant, even later zijn personeel afblaft en zijn minnares kust, zijn vrouw achterlatend met een boek van Simone de Beauvoir... („Voor altijd").
Die vrouw kan zich troosten met de in „Stokrozen" vervatte gedachte, dat de huidige welvaartsmens voor de liefde maar drie kwartier uittrekt, als de agenda dat toelaat. Tentoonstellingsopeningen zijn al helemaal prachtige illustraties van het langs elkaar heen leven, zoals ge- schetst in „Kunst": „Bestaat er wel een leven voor de dood? Is er een grens aan oppervlakkig?

Haast geen mens verlangt een antwoord".
Waarmee niet gezegd wil zijn, dat Herman van Veen zichzelf niet relativeert. Dat blijkt uit het autobiografische „In de wieg gelegd" („Ik ben niet gebroken, alleen wat verbogen".)
Daarbij komt ook dat de visie van Herman van Veen goeddeels dezelfde is als die van zijn tweede ik, Rob Chrispijn, die dan ook diverse teksten heeft geschreven, al dan niet samen met Herman. Erik van der Wurfď tekende voor de meeste composities en arrangementen en vervolmaakte zo het driemanschap, dat in eerste instantie verantwoordelijk is voor deze ook artistiek schitterde plaat, waaraan ook effectief wordt meegewerkt door o.a. de sopraan Marjan Kweksilber (bekend van haar Satie-recitals met R. de Leeuw), het Nederlands Saxofoonkwartet, het gemengd koor „Het Winterkonink- je" en de begaafde Harlekijners Koppes, Alsters en Sacksioni.

Behalve door deze medewerkers is ook door het invoegen van een aantal traditionele en een telkens weerkerend wiegeliedje van Emile Hullebroeck een zekere monotonie in tekst en muziek voorkomen.
Hoewel die monotonie qua inhoud ook wel weer opzet is geweest, want Herman van Veen heeft in „Overblijven" vooral een beeld willen scheppen van het leven zoals dit zich aan hem en enkele anderen „die het zien wil- len" voordoet. Waarbij de nadruk wordt gelegd op de noodzaak om weer als een kind te Ieven, hoewel ook dat al niet meevalt: „Na 9 maanden", het Philips Glass-achtige nummer met de stemmen die de baby rond zijn wieg hoort, doet denken aan Lionel Bart's „Isn't this where we came in?" en in „Omaatje" zit het kind wel heel erg met z'n ouders opgescheept.

„Om het volledige beeld goed in je te kunnen opnemen, moet je deze dubbelelpee wel achter elkaar draaien, dus er zo'n tachtig minuten voor gaan zitten", adviseert Herman zijn luisteraars terecht.
Veel extra concentratie vraagt dat niet, want in deze bijna anderhalf uur durende kritiek op de Judassen en Pilatussen die ons wereldje bevolken is Herman in zijn woorden eenvoudiger en daardoor duidelijker en directer dan ooit tevoren (zoals in „Suzanne" en „Rozengeur, maneschijn", om maar twee voorbeelden te noemen, waarin hij de realiteit van het leven meer aanduidde dan uitsprak). En dat terwijl zijn teksten er technisch beslist niet slechter op zijn geworden en er van goedkoop moralisme dan ook geen sprake is.

Wel vraag ik me af — en vroeg ik Herman die avond dan ook — of er niet sprake is van een toenemend pessimisme, een in-de- trechter-zakken, ook al vanwege de enkele gunstige uitzonderingen onder de mensen, die de door hem gezongen regel(s) bevestigen.

H.v.V.: „Misschien is dat wel zo, ja. Maar als ik pessimistisch ben, dan weet ik in ieder geval zeer bewust, dat hetgeen waar ik voor waarschuw ook gebeuren zal. Die vriend van me, al jaren kortademig, nooit naar de cardioloog... en nu ligt hij na een hartinfarct total-loss in Genčve... ik bedoel maar. De tekenen aan de wand zijn zo belangrijk, jongen. Maar de mensen zien ze niet. Wel, ik vind dan, dat je moét praten over de kanker en over de H-bom. Juist door ze weg te moffelen, roep je ze op, roep je vooral de verrassing, de schrik op, die met het moment gepaard gaat.
Maar de mensen willen niet beseffen, dat de wereld onder hun voeten wegrot. Ze vluchten daarom maar zoveel mogelijk in het amusement, sommigen van m'n collega's ook. Dat houden ze nooit vol.
Of ik dit dan wél volhoud? Ja, want ik zeg het en ik wil het blijven zeggen. Natuurlijk: het leven is altijd al erg geweest, maar men wist het niet of pas veel later. Maar als nu een zekere meneer Amin een boer laat, dan weet de hele wereld het vier uur later al.

Ik ben een produkt van talloze generaties, En die hebben voor mij een aantal gedragsregels om me heen gezet, zodat ik bepaalde dingen niet kan doen, mezelf niet kan ontplooien. Want, weet je:
die tafel is nou eenmaal bruin en het behang is nou eenmaal groen en ik moet nou eenmaal denken aan m'n prestige, aan m'n succes.

Maar moet ik dan soms m'n successen gaan herhalen? Dat is toch tegen-natuurlijk? Veel artiesten proberen het wel, maar het is de dood in de pot. Als ik zo'n dubbel-elpee als deze heb gemaakt, zeg ik na afloop: „Zo, en daarmee basta".
Maar dan merk je weer, dat je de vrijheid niet krijgt. Om bijvoorbeeld van iemand te houden zoals je van hem of haar zou willen en kunnen houden. En dat roept weer twijfel op. Doe je het wel, dan maak je brokken. Doe je het niet, dan ook.

En daarom moet je de mensen steeds maar uitleggen, uitleggen, uitleggen wat je voelt en vindt. Bék-af word ik van uitleggen. Een soort band om je borst, weet. je wel? Maar je moet er wel mee doorgaan, want de meeste mensen leven alleen maar van andermans uitleg, ze parasiteren erop.
Voor goed begrip (van Herman van Veen) nog even dit: voor wie hem kennen is hij een mensenvriend uit duizenden.

En verder is hij het ook vóór duizenden. Als ambassadeur van Unicef, bijvoorbeeld. En als zanger van gedichten die werden uitgegeven door Amnesty International ook gezongen op deze plaat. Die werd gemaakt tussen allerlei andere activiteiten door: het brengen van zijn, show in de stampvolle theaters, het produceren van erg boeiende kunstenaarsportretten voor de AVRO- televisie (Zondagavond Scapino nog gezien?), de leiding over zijn onderneming Harlekijn (inclusief de supervisie over de daardoor uitgegeven platen en boeken en het tijdschrift), de vervaardiging van zes kinderfilms voor de Duitse tv en de KRO, die komend najaar zullen worden uitgezonden.


Pessimisme? Ja. Maar dan wél als één langgerekte, eerlijke roep om liefde in plaats van haat, vrijheid inplaats van dwang, meegevoel inplaats van nonchalance. Dat moet (helaas nog steeds) gezegd...



JAN VAN DER KLEIJ