ROTTERDAMS NIEUWSBLAD
FRANS HAPPEL

NIEUWE VOORSTELLING MIKT OP JONGER PUBLIEK

Herman van Veen reïncarneert

22 mei 1986
Brugge — Herman van Veen is de laatste jaren zo cosmopolitisch, dat Nederland gewoon één van de landen is geworden die hij tijdens een toernee aandoet. Want het is te dol om te veronderstellen dat hij ruim twintig voorstellingen in Vlaamse steden geeft enkel en alleen om België als proeftuin voor Nederland te gebruiken.

Anderzijds is dat toch te hopen (sorry, zuiderburen), want de nieuwe voorstelling van Van Veen zoals die in Brugge te zien was, kende te veel onvolkomenheden om van een kant en klaar produkt te kunnen spreken.



Is de vraag vervolgens of een volkomen totaal mogelijk is. En daar zijn we dan bij het opmerkelijke van deze Van Veen-voorstelling:
Ontleende zijn vorige programma's consequent hun kracht aan een steeds weer verrassende, stevige rode draad, nu zijn de onderdelen slechts aan elkaar geregen via een vage stippellijn.
Stukjes en brokjes, hoe hoogwaardig van kwaliteit vaak ook, die het gevolg zijn van het zoeken van Herman van Veen naar een andere vorm van bestaan. Of reïncarnatie bestaat, vraagt hij zichzelf af in diverse teksten. Nadat Van Veen geruime tijd behalve kinderen alleen nog bejaarden groot mededogen betoonde, stapt hij nu over de grens van leven en dood heen en tast in het onzekere van na dit aardse bestaan. In reïncarnatie is nauwelijks te geloven, concludeert hij uiteindelijk, maar hij houdt wel staande dat er iets anders, iets wel-levenders moet zijn.

Wedergeboorte in een heel andere zin probeert Van Veen te bereiken ten aanzien van zijn publiek. Degenen die ooit op de stoelen gingen voor kletsnatte clowns en de kleine meid op de kinderfiets, zijn nu in middelbare dreven beland. En van dat publiek wil Van Veen het niet meer hebben. Hij richt zich nadrukkelijk tot jongeren en draagt daartoe niet alleen pop-achtige maar ook absurdistische elementen aan. Ook heeft hij zijn humor 'aangepast'; waarom anders zou een artiest van het kaliber van Van Veen genoegen willen nemen met diverse te makkelijke grappen.

De tegenstrijdigheden die van dat alles het resultaat zijn verwarren, zeker degenen die Van Veen lang en intens gevolgd hebben. Al direct bij zijn opkomst dwars door de zaal - gekostu- meerd als een kruising tussen Prikkebeen en een uitbundige, maar sleetse kermisgast - is zijn uitstraling fenomenaal, zijn persoonlijkheid is onontkoombaar.

Maar met die uitstraling, met die persoonlijkheid gebeurt daarna te weinig om met de mond open te blijven zitten. Het optreden kan nog zo mooi omkranst worden door een perfecte belichting, door uitgekiend geluid en door de beste muzikale begeleiding die een entertainer zich maar wensen kan, het wankel evenwicht van Van Veen komt op den duur niettemin zodanig over dat je er ongerust van op je stoel gaat schuiven. Reïncarnatie kan tenslotte ook leiden tot een bestaan in een mindere orde.

Vanaf eind augustus kan Nederland constateren of België werkelijk Van Veens volste pond heeft gekregen.



FRANS HAPPEL