Limburgsch Dagblad
Margriet Kousen

"Unicef is goed voor kleine mensen"

22 mei 1976

In 1968 werd de theaterduizendpoot Herman van Veen benoemd tot ambassadeur van Unicef. Voor Herman betekende deze benoeming meer dan alleen een eervolle titel. Hij was nu eindelijk in de gelegenheid iets voor kinderen te doen. Tijdens het uurtje dat hij nog vrij is om te eten vertelt hij over zijn functie bij en zijn emotionele verbondenheid mét het werk van Unicef. Dat gesprek levert een koud geworden biefstuk en een interessante filosofie over een oplossing van de problemen in de "Derde Wereld" op. Overigens spreekt Herman niet over de Derde Wereld maar noemt de onrechtvaardige toestand op onze aardkloot: '" Een derde wereldoorlog". Een oorlog waartegen je niet met wapens moet vechten, want dan zou de toestand van de kinderen in de ontwikkelingslanden alleen maar verergeren. Toch zal er iets moeten veranderen. Men zal de omstandigheden waarin miljoenen op deze wereld leven moeten verbeteren, en aan die verbetering wil Herman zijn steentje bijdragen.
In 1968 vertelde hij een journalist dat hij graag iets wilde doen voor kinderen. "Ja ik wilde spraakhebbend worden nadat ik sprakeloos was geweest toen ik hoorde hoe groot het aantal mensen was dat niet te eten heeft nl.: 800 miljoen! "van dat getal zou iedereen stil moeten worden!'" Zijn blauwe ogen lichten op en haast wanhopig herhaalt hij„800 miljoen! realiseer jij je dat eens even, ik weet niet eens hoe ik dat getal zou moeten schrijven". Op dat artikel in de krant reageerde een Unicefmedewerkster met de mededeling dat Unicef van Hermans diensten gebruik wilde maken.



En vanaf toen maakt hij deel uit van het dagelijks bestuur van Unicef. „Het wereldkinderfonds streeft ernaar ieder kind op de wereld overlevingskansen, en het gevoel mijn wereld is ook jouw wereld, te geven. Dat is ook mijn streven".
Waarom wil Herman per se iets voor „de kleine mens", zoals hij dat kind op zijn eigen subtiele manier noemt, doen? Terwijl er ook nog zoveel andere noden op de wereld zijn? „Omdat je aan het heden niets meer kunt veranderen, en wil je de toekomst toch verbeteren dan zul je bij dat kind moeten beginnen. Wij hebben immers verloren omdat we niet meer hardop durven te praten, terwijl het kind dat wel nog durft.

En wanneer je een jong kind goede voeding geeft gaat het goed denken. Als het lichaam gezond is, is de geest ook gezond". Diegene die nu echter denkt dat Herman tevreden is met onze geldelijke steun vergist zich, hij wil meer.


Mentaliteitsverandering


"Natuurlijk is dat geld een noodzaak en Unicef heeft gigantische bedragen nodig, maar we mogen dat geven niet beschouwen als een afkopen. En het mag zeker geen ten toon spreiden van onze weldadigheid zijn. ledere gulden die je geeft zou je uit je ziel moeten halen, zodoende geef je iets van jezelf weg, en daar gaat het om. We moeten met z'n allen voor een wezenlijke mentaliteitsverandering zorgen, Een einde maken aan die situatie waarin de een alles en de ander niets heeft. Het is de pest meestal alleen voor onszelf zorgen. Er moet een waardige en zo eerlijk mogelijke relatie komen. Ik weet wel dat ik nu een dure religie verkondig en dat ikzelf die eerlijkheid ook niet altijd even perfect kan hanteren. maar we kunnen er op zijn minst naar blijven streven. Ik geloof dat het goede in de mens uiteindelijk toch zal overwinnen". En Herman weet waar hij over spreekt, zijn eigen, soms ontroerend streven, resulteert immers vaak in een waarachtige relatie met zijn publiek. En dat maakt dat zowel de artiest als de mens Herman van Veen zich gelukkig voelt, daartegenover staat echter dat onmacht hem intens verdrietig maakt.

„Ja ik voel me vaak machteloos als ik zie hoe lakoniek mensen reageren op dingen, die niet per se binnen een omtrek van vijf kilometer om hen heen gebeuren. Terwijl in feite iedereen daar iets, aan zou kunnen veranderen".

Herman: „Ik besef natuurlijk heel goed dat wij niet allemaal evenveel kunnen doen. Daar komt nog bij dat ik vind dat wat je doet inherent moet zijn aan wat jezelf bent. Maar bijvoorbeeld een dag in het jaar heel hard „nee" te zeggen tegen de bestaande situatie dat kan iedereen". Dat spontane idee maakt hem enthousiast. „Stel je eens voor dat heel Nederland, dat zijn bijna 14 miljoen mensen dat „nee" zou uitroepen, dat zou door de hele wereld gehoord worden!"
Voor ons misschien een wat ludiek protest, maar voor Herman enkel bedoeld als een durven uiting geven aan je gevoelens. „Weet je in feite begint ontwikkelingshulp met je zelf te respecteren. Je zou een feest voor je omgeving moeten zijn. Het geluk begint uiteindelijk bij jezelf. Daarna spreidt het zich uit als een soort geluksziekte, want het heeft oren". Een persoonlijke toekomstdroom van Herman van Veen, die niet de pure onmacht wegneemt die hij op het moment nog voelt. Een onmacht waarmee hij zal moeten leren leven, omdat hij zich bewust is van de realiteit dat het misschien nog honderd jaren zal duren voordat dit probleem niet meer zal bestaan.

„Het enige wat we kunnen doen is hulp vragen, vooral van de jeugd. We moeten hun interesseren, voor het wereldkinderfonds zien te winnen". Hij schudt een beetje mismoedig zijn hoofd. „Maar ook dat is weer problematisch, want de jeugd is tegenwoordig sterk politiek geëngageerd en Unicef is a politiek. We zullen de jeugd dus aan het verstand moeten brengen, dat het hier niet om de politiek maar om kinderen gaat!" Herman had nog langer willen praten over de kinderen van Unicef. Maar zijn manager wijst hem erop dat hij reeds over het geplande tijdslimiet heen is.

Het theater, wacht weer op de Harlekiin. Op een Harlekijn die echter meer wil dan alleen zijn publiek amuseren.



Margriet Kousen