AVRO-Televizier

Herman van Veen

Wonderkind van Nederlands theater

22 april 1971

Wim Bary maakt dit seizoen in opdracht van de KRO een serie Radioportretten van bekende kleinkunstenaars. Op dinsdagmorgen 25 april komt Herman van Veen (27) aan bod.
In het voormalige gemeentehuis van Westbroek — op een steenworp afstand van Hilversum — nu het hoofdkwartier van Hariekijn Holland, heeft hij met het grillige wonderkind van het Nederlandse theater zitten praten. Hieruit is de montage ontstaan van een half-uurs-gesprek met Herman van Veen, doorspekt met liedjes van vroeger en nu. Over dat vroeger wil Herman overigens in dit programma niet veel kwijt:
„Vroeger komt niet meer terug want ik verander steeds. Wat ik vandaag doe, dacht ik gisteren en wat ik morgen doe denk ik op dit moment. Ik wil iets nieuws, daarom experimenteer ik steeds weer opnieuw. Ik verzamel flarden van een gebeurtenis, van een moment in het leven. Mag ik ter illustratie van wat ik bedoel iets voorlezen uit eigen werk:
De rozen gingen open en toen ze het allemaal wel gezien hadden ... Ik maak de lijst van het schilderij of ik maak enkele penseelstreken en dan laat ik de lijst gewoon weg, weet-je-wel. Je moet niks afmaken. Als iets af is ben je dood".



Herman schrijft veel de laatste tijd, maar gebruikt er weinig van; een gemis aan zelfvertrouwen? „Ik denk het wel, voordat ik iets van mezelf weggeef hou ik het 'n hele tijd bij me. Nu staat het er mooi bij op dat witte papier, maar ik wil 't morgen of de volgende week beoordelen. Kijken wat er dan van over blijft."
Herman van Veen is ook in deze uitzending geen gemakkelijk gladde prater. Hij spreekt moeilijk, vaak aarzelend, afwisselend snel en langzaam in 'n vaak eigen idioom met veel stopwoorden als: weet-je-wel; ja-jongen-fantastisch. Hij vertelt dat z'n theaterprogramma 'n mengeling is van spontaniteit en ingestudeerde zaken: „Ik heb 'n schooltas en daar neem ik wat uit. Ik vertel wat ik me herinner. Ik sta daar gewoon en ik zie wel wat er gebeurt. Ik wil geen reprodukties maken". Ik zie wel wat er gebeurt. .. dat is iets waar z'n publiek niet zo dol mee is de laatste tijd, althans 'n deel van dat publiek. Hoe staat hij daar zelf tegenover'? „Het publiek bestaat voor mij bij de gratie van de individuen. Ik hou van het individueel succes. Ik wil geen totale lach; geen lachsalvo's. Ik ben bang voor het waaaah zoals in het voetbalstadion. Ik werk op kleine succesjes weet-je-wel, 'n beetje gesnuif, wat gegrinnik, het aaah van één meisje ... 'n grote sterrenhemel, waarvan telkens één sterretje gaat flonkeren".

„Een wit gezicht.. ." is de titel van 'n beeldschoon liedje van hem. Een wit gezicht, twee paradijslijk lichtblauwe ogen, componenten van een droeve harlekijn, die z'n niet te ontwijken noodlot avond aan avond de zaal in laat dringen. Z'n publiek zal kleiner worden, daarvan is hijzelf overtuigd. „Het heeft men vijf jaar gekost dit allemaal tot stand te brengen, de mensen te overtuigen. Ik geloof dat ik sinds enige tijd het idee dat ik heb van theater zo langzamerhand 'n beetje kan verwezenlijken;
maar dat zal op mijn manier vaak chaos en wartaal zijn; precies zoals m'n leven is..."