DAGBLAD KENNEMERLAND
Hans Visser

'De wereld wakker zingen met een wiegelied'

21 okt 2000

Herman van Veen is terug in Carré.
Sinds gisteravond is hij weer thuis in zijn 'huis' aan de Amstel. Op 9 november geeft hij de 366e voorstelling in dit Amsterdamse Koninklijk Theater. Alles bij elkaar één schrikkeljaar voorstellingen. Hij is dan al aardig op weg het aantal van Toon Hermans, die er 615 maal speelde, te evenaren. Of dat gaat lukken? Er blijkt nog altijd publiek te zijn voor de eigenzinnige, clown en dichter. Ook al zegt hij soms te moeten vechten tegen zijn eigen cliché.



Voor Herman van Veen is Carré iets bijzonders. Hij praat met glimmende ogen bij de herinnering aan al die avonden dat het er feest was.
"Een fenomenaal Theater , voor mij als artiest. Dat Komt doordat de mensen elkaar kunnen zien lachen. Ze steken hun eigen vuurtje aan, dat is het geheim.
Je hebt in Nederland nog maar weinig andere schouwburgen die dit ook hebben, Maastricht, Leiden en Haarlem. En de moderne theaters? Daar zit het publiek opgesteld in slagorde."

Liever Cané dus, waar het gebeurde dat hij met zijn publiek na de eigenlijke voorstelling nog even doorging en in polonaise over de Amstcl trok. "Dan gaat het er in de grote Newyorkse theaters toch heel anders aan toe. Daar kun je het nooit laat maken, want dan wordt gewoon de lichtschakelaar omgedraaid en gaat het doek toe. Dat heeft allemaal te maken met de vakbonden en met het publiek dat op tijd de trein naar huis moet halen. Tijd is tijd." "Maar voor mij is Carré ook het theater met dat enorme circusverleden en vooral ook het theater van Johan Buziau, de grote komiek, de clown uit de Bouwmeestcrrevue en het grote voorbeeld van Toon Hermans. Zelf heb ik hem nooit heb kunnen zien, maar ik ken hem uit de verhalen."

Clowns

Clowns dus, zoals Van Veen er zelf ook een is. Wat hem aantrekt in clowns? "Hun stupiditeit. Je legt een banaan neer, waar je dan vervolgens zelf over valt. Het is een soort mechanisme datje tot een ander mens maakt. Echte clowns zijn zo'n onbeschreven blad, dat ze zich nog oprecht kunnen verwonderen over hun eigen gekte. Toon had dat ook. Net als Norman Wisdom, Buster Keaton en Tommy Cooper. Die heb ik gezien in The London Palladium. Bij zijn opkomst lag de zaal meteen in katzwijm. Vijftig minuten lang.
Ik vind dat heel bijzonder, grote kunst. Niet uit te leggen." In Amsterdam wacht hem op initiatief van de vereniging Vrienden van Carré een ontmoeting met leerlingen van de Kleinkunstacademie. "Of het artiestenvak is te leren? Om de donder wel! Maar de ontwikkeling zal altijd onvoorspelbaar zijn. Het gaat om toewijding en respect voor watje het publiek wilt vertellen. Laat zien datje oog hebt voor detail.
Zo was Toon een echte 'miniaturist'. Als die vertelde over een koektrommel van zijn opoe, dan zag je die koektrommel. Omdat hij daar altijd heel goed naar heeft gekeken. Daarom was hij ook een formidabel schilder, die met een paar streken een huisje op het doek zette."

"Maar ook Wim Kan had dat vermogen. En Wim Sonneveld Kijk maar hoe het bij hem ging om de manier waarop hij een jasje droeg of een voet neerzette. En wat denk je van Chaplin. die 360 keer een scène over liet doen, om de film tot op de millimeter perfect tc krijgen. Maar je hebt het ook bij componisten als Mozart en Debussy en bij de grote schilders. Eerst het detail op orde, pas dan verder met de rest."

Op 5 mei 1971 speelde hij voor het eerst in Carré. "De grote kleedkamers waren toen nog bovenin. Het was er een beetje rommelig, met de spiegel van 'die' en de lamp van weer 'een ander'. Maar de magie van het verleden heb ik daar nooit zo sterk gevoeld als in het Parijse l'Olympia', waar Edith Piaf en Jacques Brel optraden. Dat waren mijn idolen. Net als Bob Dylan, voor mij de stem van een generatie. Wat mij betreft verdient hij de Nobelprijs voor literatuur." "Piaf bezorgt me nog altijd kippenvel. Zij was het leven zelf. Maar het heeft ook te maken met mijn moeder, die geweldig veel van haar hield.

En Brel, als ik die stem hoor. Ik moet zo'n 21 jaar zijn geweest, toen ik hem in het Belgische Heist opden Berg, waar we speelden, op televisie zag optreden. Hij zong 'Ne me quitte pas' en ik was sprakeloos. Met open mond heb ik later naar zijn affiche bij het theater, waar hij speelde, staan kijken. Maar geld voor een kaartje had ik niet. Daar moest ik toen nog voor sparen."

"Brei heb ik nooit ontmoet, al moet ik achteraf wel ooit in één ruimte met hem zijn geweest. Brej had een musical geschreven, 'Reis naar de maan' en ik wilde daar auditie voor doen. In de Brusselse Muntschouwburg. Maar ik was zo zenuwachtig dat ik voelde dat het niet zou lukken. Ter plekke zag ik ervan af. Toen ik dat laatst aan zijn eerste vrouw vertelde, zei ze dat hij daar toen ook moest zijn geweest. Dat was mijn eerste cn enige auditie."

Middeleeuwen

Herman van Veen begon zijn tournee in het voorjaar. "Voor 75 procent is de voorstelling gelijk gebleven. Maar verder is er veel verdwenen en toegevoegd. Tijd en ervaring maken dat alles anders wordt. Daarin zie ik mezelf staan in de traditie van de trouvères. Die zangers trokken in die Middeleeuwen door Frankrijk en vermaakten de mensen met verhalen en liedjes cover wat ze in de vorige stad en onderweg; hadden meegemaakt, in de herberg en bij 'haar'. Je doet daarmee in wezen wat alle vertellers doen, je verhaalt van het leven. Overal in de wereld."

"In Amerika noemen ze mij 'de Hollander' en in Parijs ben ik 'de Bataaf. Dat zegt dus dat ik mezelf ben en dat moet vooral zo blijven, want als ik dat speel wordt het toneel. En dat wil je niet. Dat heb ik geleerd van Toon. Die was ook zo Hollands. In alles. Toen hij naar Amerika vertrok, ging hij op advies van anderen 'veramerikaniseren'. Maar ze hadden daar al driehonderd miljoen van zulke mensen.''1 "Het is nu eenmaal zo dat je als artiest eerder wordt herkend als je op iemand lijkt.

We leven in een karaoke-maatschappij. Maar gelukkig zijn er nog genoeg mensen die worden gefascineerd door eigenzinnige kunstenaars met ideeën. Er is nog altijd een publiek dat zoekt naar authentieke musici, schilders, of schrijvers. Die niet meteen herkenbaar zijn. Dat is zo leuk van spelen in Chicago. Daar sta je voor een zaaltje met tweehonderd stoelen en we zijn hartstikke trots als die ook bezet zijn. Want de eerste avond krijg je alleen de verloofde van de toneelmeester en nog vijf mensen.
Maar als die het leuk vinden, vertellen ze dat aan anderen en uiteindclijk zit het wél vol. Zes weken later ben je moe en leeg, dan is het geld op en wil je weer naar huis."

"In Philadelphia speelden we in een zaal waar 1600 mensen in konden, maar er zaten er de eerste avond zevenhonderd. Apetrots was ik, want de dag daarvoor was er nog geen kaart verkocht. Maar die mensen kwamen omdat ik op de avond daarvoor met een leuk gesprekje in een talkshow had gezeten. Ook in New York is het moeilijk om de zaal vol te krijgen ofschoon we daar regelmatig komen. Want als je drie of vier jaar bent weggeweest, moet je toch weer een publiek opbouwen. Dat geldt trouwens net zo goed voor Nederland."

"Dan kom je terug en dan verwachten de mensen toch weer dat ene liedje, terwijl je alweer een nieuw hebt gemaakt. Je moet dus altijd weer vechten tegen je eigen cliché. In Amerika heb je artiesten die gaan hun leven lang met een stuk of dertig acts de wereld door. Maar ik heb 120 platen gemaakt en die zijn allemaal anders.
Ik kan duizend voorstellingen spelen en die zijn ook allemaal anders. In Leeuwarden kan ik een grap maken over de paus. Daar wordt dan smakelijk om gelachen. Maar in Roozendaal leeft de katholieke kerk nog heel sterk. Daar wordt zo'n grap 'geslikt'."

"Gisteravond had ik dertig leerlingen van de nationale koorschool in de zaal. Die werden hilarisch toen ik iets over de opera deed. Maar vanavond zijn ze er niet. dus pakt dat onderdeel weer anders uit. Een publiek in een mijnstreek reageert anders dan dat in een universiteitsstad. 'De' Fransen en 'de' Engelsen bestaan niet. Iedereen wordt gevormd door de omgeving waar hij leeft. Alles heeft per regio een andere symboliek. In Parijs spelen we vaak in een zaal zoals Paradiso. Maar zie jij ons al in Paradiso spelen?'

Kinderen

Tijdens zijn verblijf in Carré zal hij voor het Wereld Natuurfonds drie familievoorstellingen geven. "Met liedjes die we met tien mensen over dieren hebben geschreven. Daarnaast lees ik verhaaltjes voor van Midas Dekkers. Over hoe dat nou zit met dc neus van de poes en met de celdeling. Ik treed graag op voor kinderen en ik geloof dat het WNF een boeiende organisatie is."

"Zonder de natuur kunnen wij niet verder. Kijk maar hoe het klimaat in de war is. Overal. Oncontroleerbaar en dramatisch. In Amerika woeden er nu bosbranden in veertien staten en die doven pas als de sneeuw komt. Inderdaad, daar zing ik liedjes tegen. Zoals Freek de Jonge zegt: 'Hoe groot het verzet ook is, het blijft een verzetje, de wereld wakker zingen met een wiegelied."



HANS VISSER


Herman van Veen, AMSTERDAM, Kon. Theater Carré, t/m 2 december. Niet op zondag en inaa- andag. WNF-voorstellingen: 14 t/m 16 november. Herman van Veen al een jaar thuis in Carré