Leidse Courant
A. van D.

Uitverkochte Schouwburg gaf bezoekers "waar voor hun geld"

Magnifiek optreden van Martine Bijl, Boudewijn de Groot en Harlekijn

21 maart 1968

De Leidse Schouwburg was gisteravond uitverkocht toen daar liedjeszanger Boudewijn de Groot, Martine Bijl en het cabaret Harlekijn optraden. Het publiek bestond voor het overgrote deel uit tieners in een gemiddelde leeftijd van 19 jaar. Boudewijn de Groot trad — in tegenstelling tot de aankondiging — niet op met eigen ensemble, maar begeleidde zichzelf op de gitaar. Martine Bijl kon haar aandeel vóór de pauze niet brengen, omdat haar begeleider, Henk van der Molen, niet op tijd aanwezig kon zijn.


DE SPITS werd afgebeten door het cabaret Harlekijn. Het is een jong en modern, cabaret dat zeer spits en met goedmoedige humor het publiek, — ongeacht de leeftijd — wist te treffen en te doen bulderen van de lach. De begeleiding is opmerkelijk goed. Die is stukken beter dan het gemiddelde dat 't vaderlandse cabaret brengt. Het suksesnummer is wel „Drie Schuintamboers". De interpretatie die de geweldig goede Herman van Veen aan dit reeds zo „voorgekauwde" liedje wist te geven is verrassend origineel. Het nummer „Hondje" (óók na de pauze) was ook zeer geïnspireerd gebracht en werd in de toen reeds behoorlijk op stemming gebrachte zaal flink meegezongen.

ALS TWEEDE was het woord aan de grote trekpleister Boudewijn de Groot. Deze zo jeugdige protestzanger heeft reeds een grote naam in Neder land en heeft al drie langspeelplaten | uitgebracht. Zijn liedjes zijn veelal gericht tegen het Amerikaanse beleid in Vietnam, waarmee hij wordt bijgestaan door zijn trouwe tekstdichter en vriend Lennaart Nijgh. Het moet wel gezegd worden dat de liedjes die geheel door 't duo Nijgh-De Groot zijn - gemaakt het beste uit de verf kwamen. Zijn imitaties van Bob Dylan (Er ko- men andere tijden) en Donovan (Ballad of a christal man) zijn voor zijn doen l onder de maat. Het bekende „Mijnheer de president" was het klapstuk vóór de pauze en meteen de inleiding tot de pauze wéér het beste. Dat was de gouden plaat „Het land van Maas en Waal." De bedoeling was dat de begeleiding door het cabaret Harlekijn werd verzorgd, maar dat mislukte om de één of andere reden. Het was ook niet erg, „Boudie" wist z'n publiek ook zó wel te boeien. „De dominee van Amersfoort" was ook een groot sukses in de zaal. De tekst was van Lennaert Nijgh, een vertaling van een lied van George Brassens.

ALS DERDE SOLIST (de eerste was Herman van Veen van het cabaret Harlekijn) trad Martine Bijl op. Zij zong haar frisse poëtische liedjes op een frêle manier en met een zachte doch indringende stem. Het is echter een feit dat ze niet helemaal in het gezelschap thuishoorde. Martine is 'n meisje om alleen naar te luisteren en niet als tussennummer bij een cabaret en een protestzanger. Ze ging eigenlijk in het gedruis van de andere artiesten verloren. Maar dat wil niet „De oude treurwilg is het niet waar men de minnepijn hoort".
De voortreffelijke summiere gitaarbegeleiding werd door Henk van der Molen gebracht. Hij komponeerde ook enkele van Martine's liedjes, o.a. „Het einde van de zesde dag". Erg goed was verder „De wind," een lied van Ann-Silvestre, vertaald door Ernst van Altena. Na afloop werden haar bloemen aangereikt, waarvoor zij dankte door een extra te geven: „Het Bloemendaalse Bos."

DO0R HET grote sukses dat de artiesten in deze kombinatie hadden, is hun gevraagd nóg eens te komen optreden binnen een niet te lange termijn. Het cabaret Harlekijn is zelfs voor een serie gevraagd. Tot slot dienen de musici van Harlekijn nog een extra blijk van waardering te hebben. Ze waren geweldig en technisch zeer goed. Het waren Laurens van Rooyen - bas, Gerard Stellaard - orgel, Erik van der Wurff - fluit, Tonnie Koning - slagwerk en Bert Ducaat - bas. Herman van Veen zelf speelde viool (wat hij had geleerd tijdens zijn opleiding aan het conservatorium te Utrecht).

Al met al een zeer geslaagde avond voor de jongeren. Het is echter voor de oudere generatie beslist de moeite waard eens te komen zien en horen naar het jonge en zeker niet sluimerende talent dat schuilt in de generatie van nu.



A, van D.