Belang van Limburg
P.P.

De nieuwe Van Veen: goed na de pauze

20 september 1970

Herman van Veen heeft één grote handicap : hij is te sterk aan zijn carrière begonnen. Als hij zoiets wil voortzetten, mag hij alleen beter worden, niet sleehter. Dat is geweldig moeilijk. Het is te vergelijken met Miel Cools : die moet ook elk jaar een nog beter programma brengen, waarin hij telkens opnieuw slaagt.
Bij Van Veen ligt het enigszins anders. We hebben hem vorige week aan het werk gezien in Eindhoven, waar hij na weken repetitie zijn nieuwe programma bracht. Met ups en downs, dus niet uitsluitend «ups» zoals tijdens zijn tweede show. Zit er een bewuste reden achter ?Wil hij gewoon een slordig sfeertje kreëren, waarin plaats is voor goede en minder goede momenten ? Typisch is wel, dat zijn programma niet meer «Harlekijn» heet. Wel :
« Herman van Veen ».



Ondanks alles, ondanks een bepaald zwak gedeelte voor de pauze, .waarin enkele mopjes de bindingen vormen, ondanks enkele heel gewone klisjees, is Van Veen af en toe weer groots. Hij lijkt overweldigd door een vloed mogelijkheden waar hij aanvankelijk wat tegenaan zit te kijken en waarvan hij daarna wat ondersteboven raakt. Het is soms of hij er geen weg mee weet. Maar dan komt plots weer het bewustzijn : dan voelt hij weer dat hij het aankan, dat zijn lichaam lenig genoeg is om de sierlijkste danspassen te doen, dan wervelt hij over het podium of zingt met een zeer verscheiden gamma stemtimbres zijn nieuwe liedjes, waaruit we vooral «Vader» en «Jacob 0lle» heb- ben onthouden.

Nieuw element bij Van Veen : het spel met licht. Tweemaal vertoont hij kleurige psychedelische dia's, maar ook de spots komen ruim aan de beurt. Het wordt soms wel eens te veel : licht is goed, maar het mag niet overheersen. Wat ons wel eens geërgerd heeft, waren zijn (mislukte) pogingen om het publiek aktief bij de zaak te betrekken («geef elkaar eens de hand, enz...») Als zoiets lukt, kan het de avond, nog mooier maken. Als het mislukt, is het een afgang. Hij heeft o.i. trouwens een uitstekende kans, om tot een wisselwerking met het publiek te komen, gemist :
toen de trombonist over het podium wegstapte, alle licht daar uitging — behalve dat van hel orkest — en de dekors omhoog werden getrokken, zodat men kon kijken in het immense toneelhuis, waar alleen de blauwe noodverlichting brandde. En daar kwam plots van rechts, heel in de verte, tegen het uiterste uiteinde van het toneelhuis de trombonist afgestapt, met in zijn kielzog een lid van het orkest. Het leek wat surrealistisch, we dachten even aan de rattenvanger van Hameln ; je zat te kijken naar een ruimte waarin toevallig ook nog een orkest stond en waarin je alleen maar de trombone hoorde. Uniek, gewoon. Maar je moet er de ruimte voor hebben... We hebben toen even gedacht dat het programma 'ten einde was en dat Van Veen de zaal mee achter de tromborist zou lokken, maar dat was niet het geval ; men kan over de opportuniteit ervan diskussiëren, doch nadien is wél de spanning gebleven van : zou hij nog terugkomen ?

De nieuwe liedjes van Van Veen komen vooral na de pauze goed over. Hij heeft er minder vertalingen inzitten : wel een goede vertaling van « The Partisan » van Anna Marly dat door Cohen in het Engels werd geïnterpreteerd. De versie van Van Veen miste nog enige « Schwung ». En dan heeft hij nog mooie nummers zoals « Pluk de dag » en « Héé, hoe gaat het er nou mee ?» Aan de andere kant schijnt hij soms zodanig te improviseren dat zijn orkest verrast wordt wanneer hij een liedje begint. Is het improviseren ? Je gaat er aan twijfelen. ".
We hebben met veel voldoening tegen de nieuwe Van Veen zitten aankijken. Hij zal er later de slechte dingen wel uit weren; daarvoor is hij mans genoeg en hij is van zichzelf zeker genoeg om te weten of iets al dan niet gaat slagen. Eigenlijk is hij iemand die voor de opvolging van Hermans en Co. moet zorg dragen.

En vergeten we tenslotte dat Van Veens sukses voor een groot gedeelte te danken is aan de geestdrift waarmee zijn ploeg jongeren hem terzijde staat. Een enthoesiasme zoals men dat niet veel ziet, een wederzijds vertrouwen ook in elkaars talent. En dat moet toch weer een aansporing zijn voor vele anderen.



P.P.