HAARLEMS DAGBLAD

VAN DE BRUG AF GEZIEN

20 mrt 1999

'Eén Leyster maakt nog geen zomer', een onsterfelijke variant op het bekende spreekwoord waarin de eenzame zwaluw de hoofdrol speelt. Hij kwam deze week uit de mond van Derk Snoep, de directeur van het Frans Halsmuseum.


Het ging over het niet aankopen van een zeldzaam schilderij van de Haarlemse schilderes Judith Leyster, die leefde van 1609 tot in 1660. Als Derk Snoep die regel zelf bedacht heeft, dan dient men diep de hoed voor hem af te nemen en een lichte buiging in zijn richting te maken. Een half miljoen moet dat schilderij kosten. Volgens Snoep en zijn conservator Pieter Bies- boer, de man die als autoriteit op het gebied van oude kunst geldt, is het een echte Leyster. Maar zegt Snoep, terwijl hij de kast met spreuken nog op een kier heeft staan: 'lk hou mijn kruit oog.' Ofwel: ik geeft er geen cent aan uit. Een half miljoen kan een heel bedrag kan zijn. Maar als je het in Euro's opschrijft, valt het weer mee, dan zit je zoiets als - ruw geschat - rond de 2,2 ton. Dat is te overzien. Snoep kon het schilderij niet kopen omdat hij naar zijn mening niet in aanmerking komt voor subsidie van bijvoorbeeld de Vereniging Rem- brandt, las ik in de krant. Eerlijkheidshalve moet ik zeggen dat ik het niet duur vind, een half miljoen. Niet dat ik het schilderij gezien heb, of er verstand van heb, maar van kinds af aan heb ik altijd begrepen dat zulke oude schilderijen, mits ze al een béétje knap geschilderd zijn, astronomische bedragen moeten opbrengen. Kenners mogen daar toch niet van schrikken. Laten we er dus maar van uitgaan dat het een erg slecht schilderij is.
Toch vind ik het jammer. Maar leuk vind ik het als chauvinistische Haarlemmer dat het Biesboer is, die het schilderij in Maastricht ontdekte. Die man heeft een heel fijne neus voor die dingen. En ook al maakt die ene Leyster geen zomer, toch moet het na de triomf van de ontdekking een beetje sneu voor hem zijn dat het schilderij van deze Haarlemse meesteres uit de Gouden Eeuw nu ergens anders gaat wonen. Eigenlijk zou je ter ere van Biesboer moeten zeggen: kan ons het schelen, we kopen het, dan maar nat kruit, dat droogt wel weer.
Want Biesboer is een kunsthistoricus die zijn sporen verdiend heeft. Een man die weet waar hij over praat, die er niet allen verstand, maar ook sjoege van heeft. Gaat een dagje naar Maastricht en komt bijna met een authentieke Leyster thuis. Vol geestdrift waarschijnlijk. Ik hoor het gesprek al: 'Derk, wat ik nou weer ontdekt heb...' Derk, de hand al op de knip, zegt met nauwelijks op te brengen geestdrift: 'O, ja, vertel eens...' Pieter, nog steeds enthousiast: 'Een échte Judith Leyster en hij kost maar een half miljoen.' Derk weer: 'Zozo, een half miljoen, een echte Leyster, zeg je? Eén? Maar Pieter, waar moeten we dat van betalen?' En dan trekt hij een humorvol gezicht en zegt: 'Je weet toch, Pieter: Eén Leyster maakt nog geen zomer.'

Pieter Biesboer is niet zomaar iemand. Wie het boekje Schilderijen voor het stadhuis Haarlem, leerzaam en toch een prettig leesbaar geschreven door dr. Pieter Biesboer, ter hand neemt, kan zich verdiepen in een boeiend stukje Haarlemse kunsthistorie. Een te dun maar kostelijk boekje, waarin ook mijn favoriete schilderij 'Monnik ende Bagijn staat afgebeeld en beschreven. Een bedenkelijk kijkende man in monnikspij, die veel op Herman van Veen lijkt, knijpt in de rijpe fraaie borst van een jonge vrouw, die kennelijk begijntje is en evenals de monnik, geacht wordt sommige aardse geneugten te laten voor wat ze zijn. Als je naar dat schilderij kijkt, zou je dat niet zeggen, want ze kijkt nogal hemels bij die knijperij. Hoewel, je kunt dezelfde blik tonen als je het gênant vindt. Ook Pieter Biesboer vindt dat. 'De voorstelling biedt de mogelijkheid tot allerlei interpretaties', schrijft hij.

Uit een catalogus uit 1872 put de Haarlemse conservator de volgende informatie:
Volgens de volksoverlevering werd een non te Haarlem beschuldigd van onzedelijk leven. Zij zou moeder geworden zijn. Men meende dat de beschuldiging gegrond zou zijn als uit haar borst melk zou vloeien. Een monnik diende deze test uit te voeren. In plaats van melk vloeide er wijn uit haar borst. Hiermee werd de laster zegevierend weerlegd.' Dat kan allemaal wel waar zijn, wat die volksmond ons via Biesboer vertelt, hoe door dit monnikenwerk haar onschuld werd bewezen, maar dan begrijp ik niet dat deze vrouw nooit heilig is verklaard. Tenslotte werd hier melk in wijn veranderd en dat zou wel eens een moeilijker truukje kunnen zijn dan water in wijn. Toevallig ken ik een zekere Elisabeth van Thüringen, die dagelijks beladen met broden naar de armen afdaalde. Die broden veranderden in rozen toen haar gierige échtgenoot haar bij haar verkwisting meende te betrappen. Zo zullen er best nog meer mindere voorbeelden zijn, die beter werden beloond. Want als het verhaal over mijn non Waar is, dan verdient zij een betere rehabilitatie dan voor eeuwig met ontblote borst in die knijp-grage monnikshand te blijven hangen.

In elk geval, een schilderij waar nog eens wat over te praten valt. Wat het precies gekost heeft, is niet bekend. Volgens Biesboer was het een soort toegift bij een veel belangrijker kunstwerk, waarvoor Cornelis Conelisz van Haarlem evenwel 600 gulden kreeg uitbetaald, Zal veel geld geweest zijn in begin 1600. Voor wie het schilderij wil zien: het hangt in de zaal van de 'Academisten', in het Fans Halsmuseum, in gezelschap van Carel van Mander en Hendrik Goltzius.