Elseviers Weekblad
Willem Duys

Hef moordend tempo van Herman van Veen

20 maart 1976

Je weet met Herman van Veen nooit waar je aan toe bent. Waarschijnlijk is dat juist het aardige van zijn persoonlijkheid, zijn platen, zijn schrijverij en zijn theaterwerk. Alleen de warme kracht van zijn stem is voorspelbaar. En zelfs op dié regel maakt hij uitzonderingen, door plotseling kinderlijk te gaan fluisteren als-ie het over God of de Koningin heeft. Stampvol Carré is daar het afgelopen weekeinde, tot besluit van een serie remarkabele voorstellingen, weer getuige van geweest. Natuurlijk, Toon Hermans zorgde al tien jaar geleden op z'n eentje maandenlang voor het woord ,,uitverkocht". Trouwens, nog altijd zijn bij de Limburgse meester alle stoelen bezet. Maar welk een verschil in aanpak! Bij Toon het accent op de kleine woordgrapjes, de mimische vondsten, de blijheid, de liedjes met de rollende R en vooral het dóór-emmeren over een bepaald onderwerp — van zalm tot Sinterklaas. Daarin is de ontdekker van de One-Man-Show onovertroffen en slechts door Kan geëvenaard. Bij Herman na tien jaar (en nog steeds) experimenteren en voor een pas 30-jarige artiest griezelig vakmanschap met verbazend veel facetten en bovenal, in tegenstelling tot Toon, een moordend tempo.


In het theatergebeuren van Herman van Veen gaan Muziek en Boodschap hand in hand. Niet altijd is die boodschap zo belangrijk als het wel lijkt, niet altijd is die muziek superb — ondanks begaafde begeleiders als pianist Erik v. d. Wurff en gitarist Harry Sacksioni. Maar in alles proefde de gedrevenheid van het gehele ensemble en vooral de betrokkenheid met het voornamelijk jeugdige publiek.
Men hangt aan Hermans lippen, men slaat hem enthousiast op de schouders als hij (nota bene via het middenpad) de zaal verlaat — een, evenals wij doodvermoeide, Harlekijn, die bijna drie uur lang op volle kracht heeft gezongen en geprongen. Om van zijn muzikale bijdragen op viool, tamboerijn, drums, gitaar of piano niet te spreken. Uitzonderlijk, daar zijn Duitsland en Nederland het zowaar over eens. Hij heeft dit seizoen de Prijs der Kritiek gekregen, hem is zojuist de Gouden Harp van Conamus toebedeeld — is dit de top van zijn berg of is hij pas halverwege?

,,lk geloof," zei Herman in een diepgaand gesprek met Joop Bro- met (EM 30/8/1975), „ik geloof ontzettend en daarom blijf ik op deze manier bezig. Ik geloof in mensen, in geluk, in uitingen. Iedereen die iets doet — het geeft niet wat — ervaar ik als verschrikkelijk positief..."
Maar niemand doet zoveel als hij zelf. Aan alle Harlekijn-activiteiten (collega's en Unicef steunen, platen maken, bladen en boeken uitgeven etc.) is zojuist een avondvullend volkstoneelstuk toegevoegd, geschreven door... u raadt het reeds.

Waar haalt de man de tijd en de energie vandaan? Maar dat stelde ik al in de eerste regels. Hij rust nooit op lauweren, hij is een zich steeds heviger opladende accu en hij blijft verrassen. Zoals die keer, enkele jaren geleden, toen ik hem ten aanschouwe van zes miljoen tv-kijkers een welverdiende Edison mocht overhandigen en hem vroeg wat hij daarvan vond. Herman noemde unverfroren de naam van het vliegveld van Zürich — met nadruk choquerend met een zeer Hollandse O.

Rond Kerstmis 1974 zou Herman op televisie in „Muziek Mozaïek" een vioolsonate van Bartók spelen en een lied van De Corte zingen, met Jules zelf aan de vleugel. Reeds rond het lunchuur stond hij op m'n stoep met het plan een partijtje te komen pingpongen. Een vriend uit Noorwegen had als kerstgeschenk een zalm gezonden, het roze lijf gevlijd op een bed van zilver(papier). Hongerige Herman tastte toe. Hij kerfde de vis zo erbarmelijk dat Werumeus Buning een driftbui gekregen zou hebben en belegde er liefst zeven boterhammen mee. „Iets dunner is mooier," zei ik. „Doe niet zo gierig," zei Herman. „Daar gaat het niet om," zei ik. „Zalm hóórt nu eenmaal in ragfijne plakjes."
„Smaakt-ie dan lekkerder?" Ik knikte. „De mens moet loskomen van al die vastgeroeste normen en denkbeelden!", zei Herman — zijn artistieke credo in één zin.

Aangezien deze Elsevier verschijnt op de drempel van alweer een nieuwe lente (zaterdag 20 maart en dus niét de 21ste!) bedenk ik nu dat ook Herman nog een nieuw geluid in petto heeft:
zijn befaamde stem in klassiek repertoire. Hij heeft zang gestudeerd aan het conservatorium, er is geen enkele reden om ons zijn vertolking van „Dichterliebe" te onthouden. Hij zou Schumanns romantische liederencyclus verrassend nieuw leven kunnen inblazen: minder gekunsteld dan Fischer-Dieskau, minder week dan Pears of Souzay, warmer dan Hermann Prey, zuiverder dan Schlussnuss. Met Laurens van Rooijen of Erik v. d. Wurff aan het klavier. Waarom eigenlijk niet?