Wegener Dagbladen
JAN VAN DER KLEIJ

K(L)EYNOTES:
Signalen



19 mei 1984
"Vrede moet je eigenlijk uit stralen als een paaskaars die in de paasnacht door het middenpad van een kerk wordt gedragen, zodat én links én rechts er hun licht aan kunnen opsteken," zei de man die tijdens de actieweek tegen de kruisraketten aan de organisatie van een vredeswake had meegewerkt. „Maar zodra je in de voetsporen van Jezus, Gandhi, Martin Luther King, Romero, Camara of Buskes wilt treden, word je door beide partijen voor minstens een zachtgekookt ei uitgemaakt. Overigens viel de deelname wel mee. Maar al die tienduizenden Stille Nacht-zingers van 25 december waren er toch niet. En als men in ons politiek avondgebed de kans krijgt, in de loop van het jaar als mensen van goede wil de concrete mogelijkheden tot vrede op aarde samen te onderzoeken, blijven de meesten thuis bij de buis, verdoofd door Dallas, Dynasty, A-team en ander negatief opium voor het volk."


Herman van Veen op zijn nieuwste elpee:
„Op een avond komt ons hele volkje om/ niet door kwik of door gif of door de bom,/ maar door een slaapdrank die een vreemde mogendheid/ over de beeldbuis en het avondblad verspreidt./ Er is een dronk vol pessimisme in de maak,/ opportunisme daaraan toegevoegd door smaak,/ en wat cynisme, ja een korreltje of drie/ en wat racisme na een borreltje of drie./ En als de wereld is vergaan,/ dan blijft de televisie aan,/ dan is het hier een poppenkraam met dooien achter het raam."

Harry Mulisch onlangs voor de radio: „De derde wereldoorlog begint niet op het slagveld, maar 's middags om half drie bij de bakker om de hoek." Een pacifist testte dit gedurende genoemde vredesweek uit door ook in zijn onmiddellijke omgeving met een glimlach, een groet, een helpende hand, een bloemetje, een bemoedigend woord, een kleine attentie de „zachte krachten" uit te stralen. Hij stiet op: oen gifbelt van roddel en laster, een kruisraket van trots, de zure regen van de spot, de Berlijnse muur van het doodzwijgen, de spionage van de negatieve sociale controle en, met zijn „andere wang" als agressieobject, een atoomwolk van frustraties over slecht verwerkte ouder-, partner-, kinder- en werk- bindingen van anderen. Overal stank voor dank.

Herman van Veen op zijn nieuwe elpee:
„Ben jij het die gebogen staat te bidden?/ Ben jij het die met dobbelstenen gooit?/ Ben jij het die op zondag met schuldgevoelens vrijt/ die de goeien van de slechten scheidt?/ (...) Jij weet, jij weet dat jij dat bent!"

De overspannen, voor 50% afgekeurde, alleenwonende leraar. 's Morgens moegetreitcrd door de pubers, 's Middags, eindelijk thuis, door brommergeronk, wasmachinegegons, Will Luikinga, kwetterende buurvrouwen, deurengesmijt en verkeerslawaai niet in staat tot de siësta die zijn huisarts hem heeft voorgeschreven, opdat hij later in de middag in staat is zijn eigen eten weer te kopen en te koken (nooit hulp van familie of buren); 's avonds valt hij in slaap boven de correcties.

De eenzame bejaarde vrouw, die de zondag maar opvult met een kerkdienst, Langs de lijn en Studio Sport.

Het haast hopeloze verzet in Afghanistan. Al die verbijsterende kinderkopjes in de krant.

Herman van Veen op zijn nieuwe elpee:
„Wie is er zo aan jou voorbijgegaan?/ Wie verraadt hier jouw geloof?/ Wie hield zich voor het kraaien van de haan/ na de derde keer nog doof?/ Wie is het die vergat/ dat jij de toekomst had?/ Wie heeft jou net als ik te weinig liefgehad?".

Polarisatie. De nostalgische schoolbel vervangen door de militante signaalhoorn. Kunstwerken vernield. Bomen met gif ingespoten. Oude geveltjes binnenkort gesloopt. Ach, er klonk toch geen draaiorgelmuziek meer tegen omhoog. En wie op straat nog een liedje fluit is dwaas in mannenogen en „wil wat" volgens een toevallig gepasseerde vrouw. Alleen kinderen glimlachen nog.

Herman van Veen op zijn nieuwe elpee:
„Hilversum III bestond nog niet,/ ernaar ieder had zijn eigen stem./ Op elke steiger klonk een lied/ van Paljas tot Jeruzalem." .

De voorstelling in Recklinghausen was het keerpunt. Toen vielen do profeet („Jeruzalem") en de clown („Paljas") in Herman van Veen eindelijk samen: de synthese van twee universele wezens binnen een mens - de boven alle parijen de vrede uitdragende echte artiest. In zijn nieuwste show is hij definitief die krachtige, unieke, onontkoombare hedendaagse theaterpersoonli)kheid geworden.

Die nieuwe elpee, „Signalen" (Polydor ii21.272-1), is er een auditief bewijs van. Niet alleen in de hierboven fragmentarisch geciteerde liederen (o.a. van Willem Wilmink en Liselore Gerritsen) noemt Herman man en paard. Zelfs in het op muziek gezette huwelijksgedicht „Huurkontrakt" van Herrnan de Coninck (mix van „Roxegeur" en „Liefde van later") is hij niet „vaag" meer. En zeker niet in de geheel door hemzelf geschreven liefdesverklaring aan Edith Piaf — een ontroerend monument.

De schitterende arrangementen zijn navenant: moderner (synthesizers) en duidelijker, maar steeds vol warmte. Met vooral uitstekende bijdragen van Erik van der Wurff, Jurre Haanstra en saxofonist Nard Reijnders, zoals in het titellied dat veel troost en hoop biedt in zoveel ellende veraf en dichtbij;

"Geef hun een teken, een signaal: dat geen enkele deur eeuwig dicht zal zijn, / dat aan het eind van de tunnel weer licht zal zijn."



JAN VAN DER KLEIJ