Noordhollands Dagblad

Talent van internationale allure

Herman van Veen in wervelende show

19 mei 1969

- ALKMAAR — „Het troetelkind der lichte muze" heeft zaterdagavond in „Het Gulden Vlies" een onweerstaanbaar feest gebouwd. Herman van Veen maakte hel „de dames en heren uit Alkmaar" heel duidelijk, dat hij over een onbegrensd talent beschikt, zo groot dat een landje als het onze daarvoor toch eigenlijk te klein is, De zaal was niet eens helemaal uitverkocht, maar de thuisblijvers hebben zich pijnlijk vergist. Van Veen is uniek en origineel, een nar, een-muzikale clown en. bovendien „de sterkste theaterpersoonlijkheid, die Nederland in de laatste twintig jaar heeft gekend", om met Toon Hermans te spreken.


Herman van Veen, pas 23 jaar, heeft nu al een fabelachtige carrière achter de rug. Hij begon op de serieuze toer als leerling van het Utrechts Conservatorium en hij hield het daar vijf jaar uit. Hij waagde de stap naar het beroepscabaret en ondanks een flop in Utrecht slaagde hij. Wim Kan zag hem in Haarlem en zei in een vraaggesprek. „Van Veen deed me van verbazing en van de lach bijna van mijn stoel tuimelen. Een prachtig talent". Van Veen, die veelzijdigheid boven alles prijst, drukte door.
Een rol in de Belgische speelfilm „Princess", televisie-shows, een optreden in Japan, dat ook al de beeldbuis haalde (60 miljoen kijkers!) en de platen-business. Hij veroverde zich met zijn Nederlandse versie van „Suzanne" een compositie van de Amerikaanse pop-zanger Leonard Cohen, zelfs een plaatsje op de hitladder. Hij richtte een eigen theaterbureau op, zorgde voor een geweldige publiciteit en in een ongewoon korte tijd maakte Herman van Veen het helemaal.

Zijn eerste programma „Harlekijn": een soort „totaal-theater", van een geweldig muzikale vogel, die niets uit de weg gaat en alles lijkt te kunnen. Toon Hermans maar weer: „Als ik één man nog eens op Broadway zie, dan is het deze jongen."

Eindelijk was deze Herman van Veen dan in Alkmaar. Begeleid door een onvoorstelbaar goed combo, dat voor een briljant geluidsdécor zorgde, trok hij alle registers van zijn kunnen open. Van Veen, de springerige balletmeester, de doldwaze violist, maar ook de zanger van het weemoedige lied.

Na zijn overbekende liedje „De Neus" hield hij een waanzinnig gekke conférence over het lipje van de ritssluiting van zijn gulp — „als u goed kijkt, ziet u zichzelf zitten" — om vervolgens Lenny Kuhr als „wereldkampioene zingen" aan te kondigen. Zij bracht drie liedjes, waaronder natuurlijk „De Troubadour" en zij deed dat overtuigend. Er stond daar een chansonnière van zeer hoog niveau op de planken. Vervolgens verscheen Herman van Veen weer op het podium, dat eigenlijk veel te klein was voor deze hupse clown, die het publiek al aan het lachen krijgt door alleen maar in de vleugel te klimmen. Vanaf een luchtbed kondigde hij de pauze aan.
In het tweede deel van zijn programma bewees de jonge meester dat hij niet slechts de dwaze pias is. Hij liet ruimte voor de melancholie, zoals die bijvoorbeeld tot uiting komt in het prachtige „Adieu café". Hij bezong het lot van „de eeuwige huisvrouw" in het liedje „Waar blijft de tijd", maar verzuimde gelukkig niet om zijn interpretatie van het traditionele „De Schuintambours" voor het voetlicht te brengen, alvorens afscheid te nemen van een dankbaar publiek.

Herman van Veen is een cabaretier pur sang, dat zal niemand willen bestrijden. Maar wat belangrijker is, hij heeft aan de Nederlandse kleinkunst een dimensie toegevoegd. Zijn stijl is zo persoonlijk, zo nieuw ook, dat hij gewoon niet geklassificeerd kan worden. Hij is de harlekijn en de hofnar, voor wie het publiek koning is.