Haarlems dagblad
JAN PIETERSE

Theaterprogramma kent zwakke acts

Muziek sterkste pijler bij Herman van Veen

19 apr 1990

AMSTERDAM. - Herman van Veen begint met het lied Wat de oude vrouw bad van Willem Wilmink: straks in de hemel als de vrouw weer bij haar man is begint opnieuw de huwelijkstrouw, en dan is het gedaan met rustig op je eigen benen staan. Als toegift volgt een prachtige tekst van Simon Carmiggelt over twee oude geliefden die er, aan het eind van een geleefd leven, naar verlangen gelijktijdig te sterven.


Deze teksten waartussen de voorstelling zich afspeelt vatten de thematiek samen: relaties tussen man en vrouw, de dood, angsten en de vraag of dit nu alles is. Na een zwerftocht van vier jaar door de wereld is Herman van Veen terug in Nederland met een theaterprogramma. Met een koffer in de hand en gekleed in een zwart-wit geblokte zwerversjas geeft hij in dit programma een samenvatting van wat hij vroeger ooit al eens gedaan heeft.

Facetten van deze voorstel-ling doen soms denken aan Commedia dell'arte. De dood wordt gekoesterd en uitge-daagd maar laat uiteindelijk niet met zich sollen. Een opvallend door het onderbuikse geobsedeerde Van Veen ventileert een flink aantal platvloerse grappen en banaliteiten. Het filosofische van voorgaande voorstellingen heeft plaatsge-maakt voor het luchtig vertellen van dromen en sprookjes.

Verder vult Herman van Veen de tijd tussen de liedjes met vioolspel, dans, mime, clownerie met rode dopneus, veel geluids- en lichteffecten, een slowmotionact en een striptease. Dit alles wordt met elkaar verbonden door een heel dun verhaallijntje dat een beetje zijn levensloop weergeeft: van zijn plastisch vertelde geboorte tot zijn omarming met de dood, compleet met kist. Van Veen dwarrelt door de tijd van liedje naar liedje. Gelukkig zingt hij met zijn herkenbare stemgeluid een aantal prachtige chansons, waarin duidelijk iets wordt gezegd en hij niet vervalt in het etaleren van allerlei vaagheden die de rest van de voorstelling ken-merken. De chansonnier wordt terzijde gestaan door een aantal zeer goede muzikanten. Jammer dat vooral Erik van der Wurff wordt betrokken, of beter gezegd misbruikt, in een aantal nietszeggende acts.

Ook de anderen mogen een nummer spelen met grote hoeden op en een keer achter elkaar over het toneel lopen, waarschijnlijk eveneens met het oog op een komisch effect. Volkomen overbodig is daarnaast een als beer uitgedoste danseres die daarmee de tekst van het lied Kusje moet accentueren maar daardoor juist niets meer te fantaseren overlaat.
Het kan zijn dat het door de gewenning komt, maar na de pauze valt er meer te beleven. Een spannend nummer met de danseres Muriel Janssens bijvoorbeeld heeft een mooie geladenheid. Dit neemt echter niet weg dat het muzikale gedeelte de sterkste pijler van de voorstelling blijft, ondanks het feit dat door de gelijkvormigheid van de muziek saaiheid, op de loer ligt. Laat deze beker vol Van Veen-spielerei onderuitgezakt aan u voorbij gaan, maar zoek het puntje van uw stoel op wanneer de muziek inzet en een lied gaat klinken.



JAN PIETERSE