de Volkskrant
Patrick van den Hanenberg

De stem hoort bij de tekst en raspt dwars door het boek

18 sep 1992

Kick van der Veer schreef de geschiedenis van de conférence van de laatste dertig jaar: monnikenwerk, minutieus en accuraat. De conclusie: het Nederlands cabaret heeft een bijzonder hoog niveau en er zijn weer idolen, de Grote Drie hebben eindelijk hun opvolgers gekregen.


Cabaret is een volwassen bedrijfstak die hele volksstammen economisch op sleeptouw neemt. Schouwburgzalen vertonen nauwelijks lege plekken wanneer cabaret geprogrammeerd wordt. Een aantal uitgeverijen drijft op cabaretiers: De Harmonie op Freek de Jonge en Wim de Bie, Thomas Rap op Youp van 'l Hek, De Bezige Bij op Kees van Kooten, terwijl Fontein met Toon Hermans meer dan goede zaken doet. Omroepen plaatsen niet alleen de coryfeeën op prime-time, maar ook de humor jongens en -meisjes van de tweede en soms derde garnituur. Het bereiken van het verzadigingspunt wordt door deze hijgerige overkill natuurlijk versneld, maar er zal zich ongetwijfeld wel weer een nieuwe melkkoe aandienen.

Ook Kick van der Veer hangt aan de slippen van het cabaret. Naast zijn werk op het Nederlands Theater Instituut presenteert hij het komend seizoen met Erik van Muiswinkel het kleinkunstprogramma Andermans Veren voor de AVRO-radio. Hij heeft deze klus te danken aan het succes van een paar boeken, waarin het betere cabaretrepertoire is verzameld. Met Jacques Klöters stelde hij de liedjesbundel Ik zou je het liefste in een doosje willen doen samen. En vorig jaar kwam het conférenceboek Ik ben mij er eentje uit. Het door Van der Veer ingeleverde manuscript was door de uitgever heel slim in twee stukken gehakt, zodat nu U wordt zo gemolken als deel twee kan verschijnen. De titel slaat op het spitse antwoord van de komiek wanneer iemand uit het publiek 'boe' roept. Ongetwijfeld zullen de twee deeltjes in de toekomst als één kloeke bundel op de markt worden gebracht.

Nachten lang luisterde Van der Veer naar oude 78 toeren platen van Professor Kokadorus, de keizer van de Amsterdamse standwerkers en Abraham de Winter, die met zijn politieke conferences de voorloper van Wim Kan genoemd kan worden. Na al dat gespit in het vooroorlogse repertoire bleken alleen een paar stukjes van Jean-Louis Pisuisse en Jacques van Tol bruikbaar. Deze Fremdkörper zullen uit de volgende druk van 'Ik ben mij er eentje' worden verwijderd. Het gevoel voor humor van de vorige generatie kan door de huidige lichting sterk in twijfel worden getrokken. Bij Sonneveld werd veertig jaar terug bijna hysterisch gelachen toen het woord 'naakt' viel en Wim Kan hoefde in de jaren vijftig maar de naam van een politicus te noemen en zijn durf werd al met een lach beloond. In 'U wordt zo gemolken' is daarom consequent gekozen voor conferences vanaf 1960 met de nadruk op de laatste vijftien jaar.

Van der Veer maakte eerst een lijst van ongeveer honderd nummers die vast in zijn hoofd zaten, zoals de postkantoor-conference van Wim Sonneveld. ('Wilt u het bedrag besteden aan één zegel of wilt u verschillende leuke zegeltjes afnemen voor hetzelfde bedrag?') Daarna werden schrijvers die volgens hem ondervertegenwoordigd waren persoonlijk benaderd met de vraag of zij nog teksten hadden liggen. Zo werd de map van George Groot dikker en kwam onverwacht werk van Jan Boerstoel uit 1977 voor Gerard Cox boven water. Vervolgens werd alles van de platen, geluidsbanden en video's letterlijk uitgetypt, gerubriceerd (sport, koningshuis, geboorte en dood, liefde, leger, absurditeiten) en van jaartallen en bron voorzien. Monnikenwerk, minutieus en accuraat. Bij een enkele auteur ving hij bot. Toon Hermans vindt dat zijn theater-teksten op papier niets voorstellen. Paul de Leeuw wilde niet meedoen aan het zovbeelste cabaretboekje en Seth Gaaikema wilde alleen recent politiek werk laten opnemen, maar dat viel door gebrek aan kwaliteit af.

Naast voor de hand liggende namen als Youp van 't Hek, Freek de Jonge, Simon Carmiggelt, Ivo de wIJS en herman Finkers is ook heel terecht de Vlaming Jos Ghysen opgenomen. Met zijn droge Onder de wapens uit 1963 ('Onder de wapens is een groot woord hoor, we waren met zesentwintig voor één mitrailleur') is hij de vader van de Lulligheid die twintig jaar later de Nederlandse podia zou overspoelen. Echte verrassingen zijn Jos Brink en Tineke Schouten. Van der Veer: 'Dat mens treedt al twintig jaar op, dan moet er toch wel iets aardigs bij zitten.'
Slechts een paar bladzijden van Tineke Schouten verwijderd staat Jules Deelder met een tekst uit Kiezen of Deelder. 'Eerst met die roodgloeiende boor steeds dieper en dieper in je kies, tot ze de bodem raakte... AAAAAAAAAAAHHHHHHHHÜ! Dan zette ze, met die zenuw lekker bloot, die waterspuit erop... OOOOCK)()(X)OH HHHHÜ! En dan als toetje, kwam ze nog eens met die blaaspijp op de proppen... AUAUAUAIJAUAUAUÜ'
Je hoort het raspende nasale stemgeluid van Deelder dwars door het papier. Je ziet het hoofd een beetje scheef op de romp, alsof een van de nekspieren iets korter is dan de andere, mond wijd en schuin opengetrokken.

De stem hoort bij de tekst.
Sommige zinnen kunnen alleen door Drs. P geknarst worden. Het in vertrouwen nemen van het publiek kan alleen op het samenzweerderige toontje van Wim Kan en het buurvrouwgehakkel kan alleen met de struikelstem van Brigitte Kaandorp. Het ontbreken van de stem en de timing vindt Van der Veer geen bezwaar: 'Er gaat wel wat af, maar de analyse komt erbij. Je krijgt meer waardering voor de opbouw van een verhaal als je leest en herleest. En dan zie je ook hoe knap het is dat Fons Jansen een serie grappen uit de kaartenbak zo mooi achter elkaar weet te plaatsen dat het een heuse conference wordt.'
Van der Veer vindt het niveau van het Nederlandse cabaret, zelfs van het B-circuit, bijzonder hoog - ook' naar internationale maatstaven. 'Hans Liberg en Herman van Veen zijn góden in Duitsland. Ik heb "nog nooit een Duitser een goede grap horen maken. Maar ook die zogenaamde top van de New Yorkse stand-up comedians die laatst in het Nieuwe de la Mar optrad, kan zich toch nauwelijks meten met Youp en Freek.'

De geweldige belangstelling voor cabaret is volgens hem volkomen terecht. Daarnaast denkt hij dat de cabarethausse te maken heeft met de onduidelijkheid bij het toneel op dit moment. 'Als je vroeger een toegankelijke, oorspronkelijke maatschappijvisie op het toneel wilde zien dan kon je terecht bij het Werktheater. De Haagse Comedie bood vertrouwd repertoirewerk, voor experimenten moest je bij Mickery zijn en voor het lichte spul bij de Vrije Produktie. Nu weet je niet meer wat een gezelschap te bieden heeft en als je hooguit één avond in de week naar het theater gaat wil je weten wat je krijgt.'

Van der Veer ziet het cabaret als een overzichtelijke supermarkt. Wil je op je sodemieter krijgen dan ga naar Youp van 't Hek en om je te barsten te lachen moet je naar Finkers. Het cabaret beantwoordt ook aan een andere 'primitieve publiekswens': er zijn idolen. 'Eind jaren zeventig lag het cabaret op sterven. Sonneveld was dood, Toon Hermans ouderwets en Kan te oud voor een jong publiek. Het toneel kende toen. grote persoonlijkheden als Ko van Dijk en Guus Hermus, maar die verdwenen uit beeld. Voor dit soort persoonlijkheden zijn geen vervangers gekomen en het cabaret biedt ze vanaf het midden van de jaren tachtig weer in overvloed.'

De nieuwe helden beïnvloeden de taal en de maatschappij. Kees van Kooten heeft vijftig citaten in de Grote Van Dale op zijn naam staan, zo heeft Battus uitgerekend. Finkers maakte van het Twents een Geuzendialect, door Youp van 't Hek werd Buckler een onzedelijk drankje en Freeks schreeuw-intonatie kom je op elk feestje tegen.



PATRICK VAN DEN HANENBERG

U wordt zo gemolken, conferences samengesteld door Kick van der Veer. Uitgeverjj Njjgh & Van Ditmar, ƒ24,90.