het Parool
Johan Anthierens

Ik leef stapvoets

18 mrt 1995

Maandag 6 maart spoorde Johan Anthierens naar de Zwitserse stad Bern en voerde in suite 126/127 van het Gauer Hotel een verjaardagsgesprek met de violist en zanger, harlekijn en clown over Zwitserland, professor Zonnebloem, Utrecht en de dood. 'Als je iets van mij zou willen bewaren, zou dat een man op straat zijn die een lied van mij fluit.'


-Overmorgen staat u in de Zwitserse stad Olten op het toneel. Heeft u enig idee voor de hoeveelste keer u dan een publiek bespeelt?

"Het is eenvoudig na te tellen. Ik doe dit beroep al dertig jaar, met een gemiddelde van 120 voorstellingen per jaar. Dus begin ik op 8 maart 1995 aan mijn, zeg maar, drieduizendzeshonderdste voorstelling. Dat is enorm, maar het is een keuze. Ik ben een muzikant, en je krijgt het materiaal nooit onder controle, omdat het materiaal een eigen identiteit heeft. Taal en muziek leiden hun eigen leven. Ik zing zowat overal ter wereld, en per stad wordt een lied anders. Als ik in Zwitserland speel, waar ik nu sta, is het mij volstrekt duidelijk dat Zwitserland niet bestaat. Het is een afspraak van grootmachten, een federale kluis. Zwitserland heeft zich aangeboden als de plek waar alles bij elkaar komt: het collectieve liegen, het collectieve verstoppen, het anonieme ophopen. * Het fascinerende aan mijn rondtrekkende beroep is ondervinden hoe één woord verschillend geïnterpreteerd wordt. Het woord bruin associëren Zwitsers met chocola, maar in Beieren is het een bedreiging, of de waarneming van een werkelijkheid. Dus het lied dat naar bruin verwijst, heeft in die twee landen een verschillende connotatie: zoethouder of donderwolk, al naar gelang."

- Herinnert u zich de eerste keer dat u voor een betalende zaal stond?

"Ja, omdat de situatie voor mij in feite niet veranderd is. Ik speel nog steeds voor dertig mensen, in steden waar men mij niet kent. Dus dat gevoel is niet weg. Dat 'Leuven'-gevoel, zoals ik het noem, omdat ik Leuven beschouw als de bakermat van mijn carrière. Leuven kan vandaag Toronto zijn, en morgen Lille. Gisteren zijn acht Noordfranse theaterdirecteuren naar mij komen kijken. Die hebben nooit van je gehoord, die hebben vernomen dat er een vent is die in redelijke anonimiteit een 'wereldcarrière' maakt. En dan word je aan elkaar voorgesteld, en vraagt de achtkoppige delegatie of ik wat zij gezien hebben ook in Le Havre wil vertonen? "Waarom niet. Maar ik weet wat mij te wachten staat. De vrienden van de schouwburgdirecteur zullen in de zaal zitten, met hun echtgenotes, en nog wat verdwaalden. Daar sta je weer je best te doen voor 135 belangstellenden. In mijn leven zit dat als een soort wetmatigheid ingebakken. Daardoor leer je om de zoveel tijd de objectieve werkelijkheid weer kennen, en raak je niet blasé. Wat ik mooi vind aan op verplaatsing spelen, is dat je van èrgens komt. Ik ben een Nederlander, waar ook ter wereld. Ik begin de voorstelling altijd in het Nederlands, waar wij ook spelen. Daar leg ik dan mee uit: de taal die ik vanavond zing is niet de mijne. Ik kan in geen andere taal zeggen Zullen wij een ommetje maken? Dat kan ik alleen in het Nederlands. "Overal in het buitenland begin ik met een omgeslagen paraplu aan de voorstelling. Om aan te geven dat ik kom uit het land van die verbijsterende wind, met bewoners zo veelzijdig als die wind. Ik ben wat dat betreft een uitgesproken Hollands kind. Dat ervaar ik door zo enorm veel in andere landen te verblijven. De startbaan van mijn loopbaan is Utrecht. Dat is watje bent. "Ik ben uit Utrecht geboren. Ik heb daar vijfjaar twee krantenwijken gehad: Wijk C en de Vogelenbuurt. Ik ken daar alle brievenbussen, alle tegels; ik weet welke man welke hond had. Vijfjaar lang, mijn hele schooltijd, heb ik die wijken van wereldnieuws voorzien. Ik wist wie niet betaalde, en tegen wie ik dat niét dorst te zeggen om geen pak slaag te krijgen. Dus betaalde ik de krant voor die man. Dat soort zaken. Ik rijd er nog wel eens langs, de tijd is daar gestold. Het is er nog steeds zo. Misschien woont die oude man er niet meer, maar dan woont zijn zoon er. Met diezelfde geur. "Je belde, ze deden de deur open, je gooide de krant de trap op en dan kreeg je de woongeur mee. Dat zijn dingen die je in jezelf opslaat."

Prof. Zonnebloem

- In de Duitse programmabrochure bedankt u een aantal mensen wier aandeel in uw werk mij niet geheel duidelijk is; zo bedankt u Hergé-creatuur professor Zonnebloem.

"Zonnebloem is een katalysator. Je kunt hem vergelijken met Einstein. Een buitengewoon goed getypeerde figuur, die eigenlijk zeker weet dat er sprake is van een schepping. Wetenschap en religie komen bij hem in één persoon samen. Voor Zonnebloem is dat een evidentie, terwijl wij het toch hebben over een gigantische paradox.

"Het doet mij denken aan de pragmaticus Francois Mitterrand die in november van vorig jaar, met allerlei nare kankers in het presidentiële lijf, aanbelde bij zijn oude gabber, de 93- jarige filosoof en religieus denker Jean Guitton, met de vraag: 'Zeg, Jean, wat kan ik verwachten na mijn dood?' Waarop die de onrust van de officieel belangrijkste Fransman suste met de garantie dat zijn vrouw, op hoge leeftijd heengegaan, sterven als een geweldige belevenis ervaarde. "Zo komen wij terug bij professor Zonnebloem, en de bevinding dat de paradox de essentie is. Dat vind je bij het stripfiguur, maar even goed bij mij. Ik heb het als jonge zanger bestaan om Jezus te kenschetsen als iemand 'die het water zo vertrouwde dat hij zomaar over zee ging'. Nou, dat vloog in de jaren zestig in alle denkbare verkeerde keelgaten. Het dient nu nagegeven te worden dat ik dat buitengewoon theatraal zong. Maar daarom ben ik nu niet minder overtuigd van het feit dat het inderdaad zo in elkaar steekt. Dat alles begint bij het respect voor een ander, en voor wat je niet begrijpt. En ik denk wérkelijk dat, als je het water voldoende vertrouwt, je 'zo van Zeebrugge naar Engeland sjokt. (lach). Begrijp je? Dus vind ik dat ik de professor moet bedanken voor zijn bijdrage aan mijn geestesgoed. Merci Monsieur Zonnebloem."

- Merci aussi, mijnheer Brel "Dat staat letterlijk in een hommage-lied waar ik aan werk: Maar als ik weer in zo'n voorjaarsstorm geniet van bijval die neerdaalt van het balkon en opstijgt uit de parterre, en dank ik het hooggeëerd publiek, klopt steevast in mijn hart een stem die zegt: Ik dank ook u, mijnheer. Mijn meester Brel, ik dank u wel.

"Met dat lied ga ik de komende jaren Nederland en Vlaanderen bezingen. Na dertig jaar dat ik hem meeneem, is de man deel gaan uitmaken van mijn werkelijkheid. En, met Zonnebloem. betuig ik hem mijn erkentelijkheid ... Eigenlijk zou dat op mijn grafsteen moeten staan: Hier rust Van Veen, met dank aan... een stoet vrouwen en mannen.
"Niet lang geleden doorstond ik een emotionele aardbeving in leper. Die verwerk ik in mijn huidige tournee, leper, leg ik de Duitsers en de Zwitsers uit, ligt in België, niet ver van de Franse grens, het is een kleine lakenstad. En die stad is vergeven van doden uit de Eerste Wereldoorlog. In leper liggen verbijsterend veel soldaten ,i edere dag klinkt er nog een taptoe, als groet aan die jongens. Dat weet niemand buiten België. Ik wist het vaag, zonder de omvang te beseffen.

"Ik zou in leper spelen en arriveer er te vroeg. Ik was nooit in die stad geweest ik parkeer mijn auto voor het gebouw waar ik moet zijn en zie dat daar ook twee exposities gaande zijn. Een over de Eerste Wereldoorlog en een over het Belgisch koloniale verleden. Ik ga beide bekijken en had dat beter niet kunnen doen; ik ben jankend weggelopen. In de ene zaal las ik brieven van Engelse soldaten aan hun moeder, in de andere zag ik foto's van nonnetjes die verkracht waren door voorbijrazende koppensnellers. Ik begreep na afloop datje in leper, vandaag nog, bij iedere spadesteek een schedelscherf opgraaft.
"Ik heb die voorstelling met dichtgeknepen strot gedaan. Je kunt niet zo'n brief van een negentienjarige frontsoldaat lezen en tien minuten later grappen staan maken. Dus was die voorstelling van een verstikkende kracht. Ook om te zeggen dat elke voorstelling haar eigen kwaliteiten en gebreken inhoudt. Alles wat ik in leper ter sprake bracht, associeerde ik met staal en kogels, en mollen. "In Zwitserland vertel ik het verhaal van leper. Waarom vertel ik dat hier, omdat Zwitserland ongeschonden arrogant uit de oorlogen is gekomen. En een buitenlandersbeleid voert dat gewoon schandalig is. Het hele DDR- vermogen staat in Zwitserland op de bank. En niemand kan daar iets aan doen, omdat wij met zijn allen afgesproken hebben dat wij daar niets aan doen. Maar de prijs die daarvoor wordt betaald, wordt in Duitsland betaald door mensen die nagenoeg niets te vreten hebben.

"Wat ik nu doe als artiest is een stukje Noordfranse, Zuidbelgische werkelijkheid in een Zwitserse zaal neerleggen. Er ontstaat een ongelooflijke stilte. En dan vraag ik aan iemand lukraak: 'Wie ben jij?' En dan wordt het volstrekt stil, en die iemand weet niet wat te zeggen. En ik vraag hem: 'Ben jij een Zwitser?' En die Zwitser wordt op dat moment geconfronteerd met een historische werkelijkheid die, niet zo gek lang geleden, plaatsvond in een land niet zo gek ver weg van zijn land, waar men ook diverse talen spreekt. Dat leg ik dan als twee negatieven over elkaar. En als de stilte bijna pijnlijk wordt, zeg ik tegen die man: 'Je kunt toch zeggen wie je bent? Of ben je bang? Waarom doe je die kluis van jou niet open?' Zo hussel ik met verschillende werkelijkheden. En dan zeg ik: 'Misschien ben jij wel een reïncarnatie, ben jij zo'n dode soldaat die in een hogere fase in dat chocoladeland I kan wonen, of mag wonen?'

"Dat is een spel, een dramaturgie die ik al dertig jaar hanteer, maar door zijn buitengewone subtiliteit niet door iedereen begrepen wordt. "Als de verhoorde Zwitser het niet meer hééft, breek ik de spanning met een fabelachtig lied van optochten en marcherende mannen met hoog geheven vaandels. Het lied zegt dat élke optocht een nieuwe oorlog aankondigt, ongeacht de kleur van de optocht. Twaalf aan één tafel aanschuivende bankiers betekent oorlog. Elke massa die één kant uitkijkt, kijkt fout.

"De diepere betekenis van die tekst is: je zult je grenzen moeten openen, en doe je dat niet, dan werk je mee aan de vernietiging van het gehéél. Dan staan de Ruiters van de Apocalyps aan je grens. Waarom is een bloem zo verschrikkelijk mooi? Omdat de bloem hoopt dat de bij in zijn schoonheid landt, zodat hij zich voort kan planten. Het zijn heel eenvoudige wetten, die wij vergeten op onszelf toe te passen. Terwijl de metaforen en de voorbeelden ons om de oren druinen. Druinen is geen Nederlands, ik weet niet wat voor woord het is, maar het drukt nu uit wat ik zeggen wil.
"En daar tob je dan mee, en probeer je als clown mee om te gaan en in een zaal neer te leggen, terwijl je donders goed weet dat 80 procent van de mensen van voren niet weten hoe zij van achteren in elkaar steken. "Ik ben niet bang voor de dood, ik ben bang om het leven te verliezen. Dat is volstrekt iets anders. De dood on sich, wat moet ik ermee? Geen idee. Niemand kan mij daar enig inzicht in geven. Dus is het volkomen onzin om je daar mee bezig te houden, monsieur Mitterrand. Het punt is alleen: het verscheiden heeft ook te maken met het verlaten van watje lief is. En dat wil ik niet. Niet dat ik wat mij lief is wil overleven, maar dat ik het recht heb om het tot de laatste noot uit te zingen. Dat ik ten opzichte van mijzelf en van alles wat mij lief is mijn uiterste best doe om zo lang mogelijk bij elkaar te blijven. "Ik ben geen cynicus, ik ben een realistische pessimist, wat positief is. Ik geloof dat de wereld een Titanic is die héél goed kan varen, op voorwaarde dat wij dat met elkaar willen. Professor Tinbergen heeft een heel mooi boekje geschreven, Hoe beheren wij de aarde?, een boek dat ik eenieder aanbeveel. "Wij moeten leren collectief te denken. Met collectief denken bedoel ik geen socialisme of een andere ideologische roltrap, maar de universele solidariteit, in plaats van nationale of Europese belangen versus Amerikaanse. etcetera. Die onzin overleeft niemand.

"Minister Jan Pronk is een gelovig man. Van onder zijn tropenhelm gelóóft Jan in ontwikkelingshulp. Ik geloof er geen reet van. Ik geloof alleen in het gehéél. Het is toch een schande dat een verwaarloosbaar deeltje van ons bruto nationaal inkomen gaat naar wat men 'de rest van de wereld' durft te noemen. Alsof de rest van de wereld iets anders is dan je eigen land!" Met stemverheffing: "Er is geen grens in de geschiedenis die niet gebarsten is, omdat het een grens was! Wij hebben met Stichting Colombine een documentaire gemaakt över de Masai, een bevolkingsgroep in Kenia. Die mensen zijn ten dode opgeschreven door het eenvoudig fenomeen prikkeldraad. Door het eenvoudige opdelen van provincies, het eenvoudige opdelen van een land ten behoeve van de computer, zodat het overzichtelijk blijft voor de vent die op de computertoetsen speelt. Maar hij vergeet dat je met een kudde moet kunnen trekken. Als je dat niet doet is het gras binnen de kortste keren op. Die schapen kunnen niet nog eens dat dooie gras eten, en nóg eens dat dooie gras. En na de schapen gaan de mensen dood, en zo wordt een 'rest van de wereld' opgeofferd aan logistiek. Godsgruwelijk vind ik dat."

Hotelbed

- U heeft ooit de dood ontmoet?

"Ik reed een keer van Gent naar Antwerpen. Ik reed te hard, ontzettend hard. Waarom weet ik niet. Ik had er een voorstelling op zitten en reed met die voorstelling nog in mijn hoofd met 160 km per uur naar het hotel. Ik had niet gedronken, maar verkeerde in een euforische vermoeidheid, met nog maar één verlangen: het hotelbed.
"Plotseling zie ik in een flits mijn eigen dood. Ik zie mijn auto over de kop slaan en mezelf dood over het stuur hangen. In een reflex trap ik op de rem, rijd door een flauwe bocht en zie letterlijk gebeuren wat ik voorzag, maar met een ander: voor mij dendert iemand met zijn Mercedes tegen de middenberm. Ik ben gestopt en er naartoe gelopen. Over het stuur hing een man. hartstikke dood, in de pose die in mijn 'visioen' voor mij was bestemd. Ik had toen ook de buitengewoon vreemde ervaring niet alleen te zijn met die man, het gevoel dat iemand onzichtbaar je observeert.


"Ik was al sterk intuïtief, maar sinds dat voorval ben ik intuïtie nog meer gaan vertrouwen. Omdat intuïtie er niet voor niets is, verdomme. Omdat ik in mijn leven voor krankzinnige situaties heb gestaan die, als ik mijn intuïtie had gevolgd, niet zo ernstig waren afgelopen. Ieder mens heeft dat, maar door de hectiek en de stress galopperen wij onszelf voorbij, te gehaast om naar de intuïtie te luisteren."

-Ik heb u op 3 februari 1995 in het Duitse Münster met pianist Erik van der Wurff en saxofonist Nard Reijnders vier uur lang voor 2000 toeschouwers zien spelen. Dat was op de derde van vier uitverkochte avonden. Na afloop onderhield u zich met Duitse kennissen, reden wij door slecht weer tien minuten ver naar het hotel, daar stopte u eerst uw dochter Anne in bed en dan kwam u bij ons in de bar aanschuiven; ontspannen, rustig, aandachtig. Hoe onderhoudt u die fysieke en mentale conditie, dertig jaarlang? "Ik leef stapvoets, ik leef matig. Ik kan één borrel drinken, maar geen drie, laat staan twaalf, zoals die gelukkige man in Brussel. Ik zing geen zinnen, ik zing van woord naar woord. Als ik begin, kan ik niet aan de finale denken. Ik kan alleen maar duurzame dingen aan, ik kan geen incidenten hanteren, ik kan niets met onafgewerkt materiaal, zo steek ik niet in elkaar."

Carmiggelt

'Dit gesprek bereid ik voor. vraag mij j niet hoe, maar ik bereid het voor. Ik denk over de gesprekspartner na, over de vroegere ontmoetingen die wij hadden, over je huiskamer. Naarmate je trein dichterbij kwam, kwam de informatie dichterbij.
Als je dit artikel schrijft voor Het Pa- ! rooi, denk ik ook na over Het Parool. Hoe de krant over mijn voorstellin- | gen geschreven heeft, met welke mensen ik gesproken heb, hoe vriendelijk Simon Canniggelt over mijn literaire capaciteiten heeft geschreven. Allerlei stukjes over socialistische bitterheid, over engagement, al die informatie. Op het moment dat het gesprek begint, heb ik een eind in jouw richting afgelegd."

- Er is in Nederland een postzegel uit met de beeltenis van de film 'Turks fruit'. Zou jij graag op een postzegel gehuldigd of herdacht worden?

"Ik denk niet dat ik dat leuk zou vinden. Omdat dat niet mijn bedoeling is. Als je iets van mij zou willen bewaren, zou dat een man op straat zijn die een lied van mij fluit. Maar die vent kun je niet kopen. Ik vind het volstrekt onzinnig om mij met zulke zaken bezig te houden. Het niooie aan theater zoals ik dat doe is: het begint, het is afgelopen en het bestaat niet meer. Het is op, het is verdwenen in de kelen, ogen en oren van mensen die weer naar huis gaan, waar de realiteit wacht.
"Wij trekken naar een andere stad en daar komt het er weer volledig anders uit, ontstaat een heel andere voorstelling. En hop, dan is het weer gedaan. Toneel is stromend water. Daar moet geen postzegel aan te pas komen... Eigenlijk zou je moeten eisen dat bij je verscheiden alles van jezelf in rook opgaat. Opdat het in de herinnering zou achterblijven, niet als colosseum, of als sokkel. Dat is de verstening van een leven, en leven is stuifmeel, het wappert weg.

"Maar wat ik wèl zie. lang na mij, is een vrouwtje dat in haar platenbak scharrelt, zoekend naar vroeger. En ze trekt een schijf tevoorschijn, een beschadigde schijf in een afgeknabbelde hoes. En op die hoes zie je de vale afdruk van een liedjestitel: Ik heb dat tedere gevoel (voor elke zot, voor elke dwaas, die in volkomen weerloosheid een ander mens beminnen kan...)"



Johan Anthierens



Op dinsdag 4 april vertoont de NCRV 'Onderweg', een documentaire van Aleid Smid over 50 jaar Herman van Veen.