Elseviers Weekblad
Willem Duys

Open brief aan Herman

Hallo, Herman, mag ik op papier nog even tegen je aanpraten? Wat was er verleden week met je aan de hand? Je zat zo stilletjes in een hoekje van de theaterkantine. Je was zo bleek, geen vonkje in je blauwe kijkers, geen lachje op je doorgaans zo olijke kop. O, ik weet wel dat potsenmakers en narren niet de vrolijkste mensen zijn. Van Duyn, Hermans en Willy Walden zijn privé geen lachebekjes. Buziau en Grock stonden bekend als je reinste zuurpruimen. Maar jou ken ik als schaterende sjoelbakker, grinnikende zalmverslinder en razende Roemeen, die avond toen je mijn 3/4 % viooltje van de wand plukte en de sterren van de hemel streek. Reden tot klagen heb je zeker niet.


Wat goed is komt snel, zei Joris van den Bergh. En niemand kwam sneller dan jij — je eerste klap op de grote trom (bij Mies en Scène) was al duizend daalders waard. Heeft ooit een jong artiest zo griezelig veel bijval geoogst als jij? Stampvolle zalen, heel Duitsland aan je voeten. Liefst 23 veelal gouden en platina platen. Klopjes op de schouder van Sonneveld, Toon, Danny Kaye en Marcel Marceau. De prijs van de Nederlandse kritiek. En als klap op de vuurpijl in 1976 de Louis Davids-ring uit handen van je toneelvader Wim Kan. De meeste artiesten zouden een halve eeuw nodig hebben om zo'n erelijstje op te bouwen. Waarom keek je dan zo somber, Herman, nadat we voor de vuist weg gebabbeld hadden over je jongste Duitse triomfen en je terugkeer naar Nederland met een nieuwe show?

Ik zei dat het goed gegaan was, maar je geloofde me niet. Je was te ernstig geweest, vond jezelf. Je had wellicht een komischer of welluidender lied moeten zingen dan „Aal" in het plat Utrechts, de taal van je jeugd. Je had ook langer willen praten, om de diepste roerselen van je ziel te openbaren. Beste Herman, iedere gast in elk programma acht zichzelf te kort gedaan — behalve wellicht Nixon na diens oeverloze, maar toch lucratieve discussies met David Frost. Misschien had ik, gezien de tijdslimiet, niet moeten reppen over de geleidelijke verandering in jouw persoonlijkheid en de invloed daarvan op je theaterwerk. Maar die omschakeling is evident. En zovelen van je vroegere bewonderaars hebben zoveel moeite je ontwikkeling bij te benen dat het mij zinnig leek daarover je eigen mening te horen. Want verdwenen is de dolle clown aan de vleugel.
Gestorven is de pingponger die op handen en voeten tussen de stoelen van Carré kroop om het fictieve balletje te zoeken. Vergeten is de uitgelaten harlekijn met de gigantische trom. Bijgezet in jouw mausoleum van mimische meesterwerken is de chaplineske bokser. Ze zijn gaandeweg vervangen door een filosoof, die weliswaar zijn credo in theatervorm verpakt maar wiens boodschap allengs moeilijker verstaan wordt.

We waarderen je werk als Unicef- ambassadeur en .als stichter van de ontwikkelingshulporganisatie Colombine. We waarderen Harlekijn- Holland, waarin je je omringt met vrienden en geestverwanten. Daar zijn talenten als Loeki Knol, Liselore Gerritsen en Joost Nuissl immers tot ontplooiing gekomen. Daar vonden klassieke kunstenaars als Vera Beths, Ton Koopman en Reinbert de Leeuw het willig oor dat elders dichtbleef.
Wat aanvankelijk leek op een tot falen gedoemd idealisme, een soort artistieke renaissance van "Walden" a la Frederik van Eeden, heb je inderdaad uitgebouwd tot een unieke creatieve workshop. Niemand ontzegt je daarom het recht je bezorgdheid over mens en maatschappij uit te dragen in lied of gedicht. Hoeveel onzin er ook staat in je nieuwe bundel, "Gebonden", met regels als Ze is van aanhoudende frisheid en peer".

Maar wat we allemaal betreuren, is. dat daardoor die andere, die vroegere Herman van Veen alleen nog bestaat bij de gratie van langspeelplaten en videobanden. De weg naar de hemel is geplaveid met filosofen, echte clowns zijn helaas nog schaarser dan grote staatslieden. En nog meer bedroeft het ons dat je het publiek nooit meer opbeurt door het zingen van herkenbare liederen. Het was zo'n feest jouw expressieve stem en warme uitstraling te horen in "Suzanne", of "Liefde van later", of "Cirkels". Je werd deze week dinsdag 33 jaar (nog wel gefeliciteerd).
Een symbolisch getal, waaraan een 33-toerenplaat nog extra glans zou verlenen. Zou je tussen alle beslommeringen door niet weer eens dat genre willen begroeten? Ik noem je zó twaalf mooie recente melodieën — van „Feelings" tot ,,La fille aux yeux clairs" — die jou en Chrispijn tot sterke teksten zouden inspireren, voor mijn part ter ondersteuning van je onvrede en idealisme.

Misschien sla ik de plank volledig mis. Misschien is je nieuwe show, waarmee je dezer dagen Rotterdam bestormt, een ouderwets festijn van uitbundigheid. Maar daar zag het verleden week niet naar uit — zorgelijk als je daar zat en ontevreden als je was over je come-back op televisie.
In Televizier van deze week schrijft dr. Peter Hofstede heel scherp over het echec van Mies Bouwman. "Je kunt," zo stelt hij, „het erelint dat je zelf hebt gespannen niet plotseling doorknippen omdat je muts naar iets heel anders staat." Noblesse oblige derhalve.

Zeg Herman... zou je al was het maar één seizoen, de oude Harlekijn weer eens tot leven willen roepen?



Willem Duys