het Vrije Volk
CJ WISSE

Harlekijn Van Veen verovert Rotterdam

16 december 1968

Herman van Veen, voor wat Rotterdam betreft nog alleen bekend van de televisie, heeft zaterdagavond een volle Kleine zaal van de Doelen stormenderhand veroverd, hoewel men over het algemeen zegt dat de Rotterdammer altijd laconiek afwacht voor hij warm loopt voor een artiest.


Voor deze 23-jarige Utrechter die in twee jaar tijds omhoog is geschoten aan de Nederlandse cabarethemel, had men blijkbaar een fijne neus, zowel wat de opkomst als het daverende succes betreft.

Wel, Herman van Veen is ook uniek: wie om geëngageerd cabaret was gekomen, zoals dat. tegenwoordig schijnt te moeten, kwam bedrogen uit: geen woord politiek, satire, persiflage of wat in dit genre ook kwam er over zijn lippen. Herman van Veen is onvergelijkbaar met ieder ander in onze Nederlandse cabaretwereld en men zou hem als dat dan beslist, moet, het best naast Toon Hermans kunnen plaatsen, althans als deze op de planken de clown uithangt.


Potsenmaker


Want clown, potsenmaker, harlekijn is van Veen vóór alles. Hij. heeft nauwelijks tekst nodig om de zaal aan het daveren te krijgen. Het heeft nauwelijks zin te zeggen, dat Van Veen behalve teksten van zich zelf er b.v. ook van Aznavour en Jules de Corte brengt; het is vrijwel onmogelijk te omschrijven wat hij dan wel doet. Zegt het iets, dat hij over de vleugel klautert en dat hij in het nummer Schuintamboers, met een trommel over het podium marcherende, steeds meer door de knieën zakt? De lezer zal. er nauwelijks om moeten lachen.

Het zijn de onnavolgbare grollen de gezichtentrekkerij, het rondspringen en gewoon het gek doen, dat de kracht van Van Veen uitmaakt en dat de zaal wild van enthousiasme maakt, ja. inderdaad, omdat de oude clown nog steeds appelleert aan ons gevoel voor humor om zichzelfs wil. Van Veen davert over het toneel, zodat de toeschouwer er hijgend vermoeid van wordt, zorgt in vrijwel ieder liedje steeds voor een heel vreemde en komische anti-climax. onderbreekt zich zelf voortdurend als het ernstig lijkt te worden met een potsierlijke grimas, haalt als hij zingt plotseling daverend uit met zijn stem en zorgt, kortom, een avond lang voor de meest onverwachtige en koddigste verrassingen.
Dat daarbij de muzikale begeleiding (Laurens van Rooyen aan de vleugel en een combo o.l.v. Gerard Stellaard zo'n verrassende rol speelt is niet zo verwonderlijk als men weet, dat Van Veen die hij muzikaal is, vijf jaar conservatorium achter de rug heeft. Hij is een| plotseling opgekomen, heel grote theaterpersoonlijkheid, waarvan men alles kan verwachten en wat ons betreft is dat heel veel.

Men kan op 10 en 11 januari op dezelfde plaats deze verrassingen opnieuw beleven.



C. J. WISSE