DE VOLKSKRANT
Bart Deuss

Alles komt dankzij Alfred Kwak goed in Hotsknotsbotswana

16 dec 2002

Verboden te lachen; Herman van Veen, Erik van der Wurff en ensemble; familievoorstelling vanaf 7 jaar; Leidse Schouwburg; nog t/m 30 december.
Alfred Jodocus Kwak is terug. De eend, sinds zijn conceptie in 1977 uitgegroeid tot edelmoedige kinderheld, staat samen met zijn geestelijke vader Herman van Veen en een keurteam van oude bekenden en nieuwe talenten tot eind van het jaar in de Leidse Schouwburg. Met deze fraaie fabel over het leed in de (dieren)wereld en de hem vertrouwde, muzikale ingrediënten blijft Van Veen een verteller op eenzame hoogte.



Een paar decennia geleden trok Alfred J. Kwak zich het lot aan van de met watergebrek bedreigde dieren in Zonderwaterland en sindsdien is de wereld er niet beter op geworden. In Verboden te lachen schetst Van Veen de troosteloze situatie van de dieren in Hotsknotsbotswana.
Door een venijnige, besmettelijke ziekte raken de mannetjesdieren hun piemel kwijt. Dat staat dus het plassen maar ook de voortplanting ernstig in de weg. Zonder dat het woord valt - zo hoort dat ook in een fabel - verwijst Van Veen naar de aids-problematiek in Afrika.

Van Veen, ouder en milder geworden, gunt zijn geesteskind en het publiek een optimistisch einde maar niet zonder slag of stoot. Hij laat de dappere Jodocus hulpmiddelen en levenslessen uit verschillende windstreken vergaren.
Goede raad weliswaar, maar geen kant en klare oplossingen. Ook de overleden moeder van Alfred, die in zijn nare toekomstdroom opduikt, weigert hem van dienst te zijn. 'Dat zijn jóuw boze dromen, daar kan ik je niet mee helpen.'

Onder dit vrolijke, muzikale familiesprookje, stroomt een laag die gaat over leven en dood en die de vraag opwerpt of er nog hoop is. In de bezetting op toneel echoot dat thema door. Van Veen wordt, behalve door zijn trouwe muzikale kompanen, bijgestaan door een achttal piepjonge studenten van het conservatorium in Tilburg en de theateropleiding van Den Bosch. Samen met de frisse Lilja Hermannsdóttir die Kwak speelt, levert dit ensemble een energie die fraai in balans is met de beschouwende toon van Van Veen. In een serie liederen, die als epiloog Verboden te lachen besluit, treedt het achttal jonge spelers nadrukkelijk op de voorgrond. Ze leggen hun rol als figurerend danser af, waarin ze overigens op het bescheiden toneel van de Leidse Schouwburg nogal moeten schipperen met de ruimte.

Samen met de muzikanten zingt een ingetogen, tevreden Van Veen het publiek toe: 'Alles komt goed'. Niet als een Disney-achtig slotakkoord, maar omdat de hoop nog niet mag worden opgegeven.



Bart Deuss